instrument panel JEEP WRANGLER 2020 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2020, Model line: WRANGLER, Model: JEEP WRANGLER 2020Pages: 292, PDF Size: 4.65 MB
Page 23 of 292

alarmsysteem (in de instrumentengroep) snel
knipperen gedurende ongeveer 16 seconden
om aan te geven dat het alarm wordt inge-
steld. Tijdens deze inschakelperiode van
16 seconden zal het openen van een wille-
keurig portier of de achterklep, het inschake-
len van het alarm annuleren. Als het alarm is
ingesteld, gaat het controlelampje van het
alarmsysteem langzamer knipperen om aan
te geven dat het alarm is ingeschakeld.
Alarmsysteem uitschakelen
Om het alarmsysteem te deactiveren, moet u
op de ontgrendeltoets van de sleutelhouder
drukken of de contactschakelaar in de stand
ON/RUN zetten. Als in uw afwezigheid het
alarmsysteem door iets wordt geactiveerd,
klinkt de claxon drie keer en de buitenverlich-
ting knippert drie keer wanneer u de portieren
ontgrendelt. Controleer de auto om te zien of
eraan geknoeid is.Het alarmsysteem is bedoeld om uw auto te
beveiligen, maar er zijn omstandigheden
waarbij het alarmsysteem onverwacht wordt
geactiveerd. Als u na het activeren van het
alarmsysteem (na 16 seconden) in het voer-
tuig blijft en de portieren vergrendelt met de
sleutelhouder, klinkt het alarm als u aan de
portierhandgreep trekt om uit te stappen. Als
dit zich voordoet, druk dan op de ontgrendel-
knop op de sleutelhouder om het alarmsys-
teem te deactiveren. Mogelijk kunt u het
alarmsysteem ook per ongeluk deactiveren
door het bestuurdersportier te ontgrendelen
met de sleutel en vervolgens te vergrendelen.
Het portier wordt dan vergrendeld maar het
alarmsysteem wordt niet geactiveerd.
OPMERKING:
• Het ontgrendelen van de portieren met de
knoppen voor handmatige portiervergren-
deling of de slotcilinder van het bestuur-
dersportier schakelt het alarmsysteem niet
uit.
• Als het alarmsysteem is geactiveerd, kunt u
de portieren niet ontgrendelen met de
schakelaars voor de centrale portiervergren-
deling in het interieur.
PORTIEREN
LET OP!
Onachtzame hantering en opslag van de
verwijderbare portierpanelen kan schade
aan de afdichtingen tot gevolg hebben,
waardoor er water in het voertuig kan door-
dringen.
Ruit van bovenste deurhelft verwijderen —
indien aanwezig
Pak de ruit van de bovenste deurhelft vast en
trek deze omhoog.
Ruit van bovenste portierhelft aanbrengen
— indien aanwezig
1. Pak de ruit van de bovenste portierhelft
vast en lijn de pennen uit met de openin-
gen in de onderste portierhelft.
2. Duw de ruit van de bovenste portierhelft
omlaag, zodat deze goed aanligt.
21
Page 40 of 292

Pictogram Omschrijving
Temperatuurregeling
Met deze knop regelt u de luchttemperatuur in het interieur. Draai de knop linksom, vanaf het bovenste punt naar het
blauwe gebied van de schaal om een lagere temperatuur te kiezen. Draai de knop rechtsom naar het rode gebied om
een hogere temperatuur te kiezen.
Aanjagerschakelaar
Er zijn zeven aanjagerstanden. Met deze knop regelt u de hoeveelheid lucht die in elke stand door het systeem wordt
gevoerd. De aanjagersnelheid neemt toe als de regelknop vanaf de stand off (uit) naar rechts wordt gedraaid.
OPMERKING:
Afhankelijk van de configuratie kan uw voertuig zijn uitgerust met vier aanjagerstanden.
Modusselectie
Draai aan de knop om de verdeling van de luchtstroom aan te passen. De luchtverdeling kan zo worden ingesteld dat
lucht vanuit de luchtroosters in het instrumentenpaneel, de vloerroosters, ontdooiroosters en de ontwasemingsroosters
stroomt. De volgende standen zijn beschikbaar:
Ventilatie
instrumentenpaneel
Ventilatie instrumentenpaneel
Er komt lucht naar binnen via de roosters in het instrumentenpaneel. U kunt deze roosters afzonderlijk verstellen om zo
de luchtstroming te regelen. De lamellen van de uitblaasopeningen in het midden en in de zijpanelen kunnen omhoog
en omlaag en naar links en naar rechts worden bewogen om zo de richting van de luchtstroom te regelen.
Stand Twee niveaus
Stand Twee niveaus
Lucht stroomt uit de luchtroosters in het instrumentenpaneel en de roosters in de vloer. Een geringe hoeveelheid lucht
stroomt via de openingen voor voorruitontdooiing en zijraamontwaseming.
OPMERKING:
De stand Twee niveaus is bedoeld om comfort te bieden door koele lucht uit de luchtroosters in het instrumentenpaneel
en warme lucht uit de vloerroosters te laten stromen.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
38
Page 104 of 292

De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden schakelt het waarschu-
wingslampje voor het airbagsysteem aan in
het instrumentenpaneel voor een zelftest ge-
durende vier tot acht seconden, wanneer de
contactschakelaar voor het eerst in de stand
ON/RUN wordt gezet. Na de zelftest gaat het
waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem uit. Als de controller van het beveili-
gingssysteem voor inzittenden een storing in
het systeem detecteert, gaat het waarschu-
wingslampje voor het airbagsysteem knippe-
ren of continu branden. Een enkel geluidssig-
naal klinkt om u te waarschuwen wanneer het
lampje weer gaat branden na de eerste keer
starten.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden bevat ook diagnosefuncties
die het waarschuwingslampje voor het air-
bagsysteem in het instrumentenpaneel laten
branden wanneer een storing wordt geconsta-
teerd die het airbagsysteem zou kunnen beïn-
vloeden. De diagnose meldt eveneens de aard
van het defect. Omdat het airbagsysteem
zodanig is ontworpen dat het geen onderhoudvergt, raden wij u aan onmiddellijk een er-
kende dealer te raadplegen wanneer een van
de volgende problemen zich voordoet.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat niet vier tot acht seconden
branden nadat u de contactschakelaar de
eerste keer in de stand ON/RUN hebt gezet.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem blijft branden na de periode van
vier tot acht seconden.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat af en toe branden of blijft
branden tijdens het rijden.
OPMERKING:
Als de snelheidsmeter, toerenteller of andere
meters voor motorfuncties niet werken, is het
mogelijk dat ook de controller van het bevei-
ligingssysteem voor inzittenden niet werkt. In
deze toestand zijn de airbags mogelijk niet
gereed om u te beschermen. Laat het airbag-
systeem onmiddellijk controleren door een
erkende dealer.WAARSCHUWING!
Wanneer u het waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem op het instrumentenpa-
neel negeert, kan dat betekenen dat het
airbagsysteem u bij een aanrijding niet
beschermt. Als het lampje niet gaat bran-
den tijdens de gloeilampcontrole wanneer
u de contactsleutel omdraait, blijft bran-
den nadat u de auto hebt gestart of gaat
branden tijdens het rijden, dient u het
defect onmiddellijk door uw erkende dea-
ler te laten repareren.
Frontairbags
Dit voertuig heeft frontairbags en driepunts-
gordels voor zowel de bestuurder als de voor-
passagier. De frontairbags vormen een aan-
vulling op de veiligheidsgordels. De
bestuurdersfrontairbag bevindt zich in het
midden van het stuurwiel. De passagiersfron-
tairbag bevindt zich in het instrumentenpa-
neel, boven het handschoenenkastje. De air-
bagpanelen zijn voorzien van het opschrift
SRS AIRBAG of AIRBAG.
VEILIGHEID
102
Page 106 of 292

WAARSCHUWING!
bij botsingen waarbij de airbag wordt
opgeblazen.
• Plaats niets op of rond de airbagpanelen
en probeer deze nooit handmatig te ope-
nen. Anders is het mogelijk dat u de
airbags beschadigt. Bovendien kunt u
letsel oplopen doordat de airbags moge-
lijk niet meer functioneren. De be-
schermpanelen van de airbagkussens
gaan alleen open als de airbags worden
opgeblazen.
• Als u alleen op de airbags vertrouwt, kan
dit bij een aanrijding leiden tot ernstig
letsel. De airbags werken in combinatie
met uw veiligheidsgordel om u op de
juiste wijze te beschermen. Bij sommige
aanrijdingen worden de airbags niet op-
geblazen. Draag uw veiligheidsgordels
altijd, ook als uw auto is uitgerust met
airbags.
Werking frontairbags
De frontairbags zijn ontworpen om extra be-
scherming te bieden als aanvulling op de
veiligheidsgordels. Frontairbags zijn niet be-doeld voor het verminderen van het risico op
letsel bij botsingen van achteren, botsingen
van opzij of over de kop slaan. De frontair-
bags worden niet bij alle frontale botsingen
geactiveerd. Dit geldt ook voor sommige fron-
tale botsingen die ernstige schade aan het
voertuig tot gevolg hebben, zoals bepaalde
aanrijdingen tegen palen, aanrijdingen waar-
bij de auto onder een vrachtwagen terecht-
komt en aanrijdingen onder een hoek.
Daarentegen kunnen frontairbags, afhanke-
lijk van de aard van de botsing en de plaats
waar het voertuig wordt geraakt, opgeblazen
worden bij aanrijdingen die geringe schade
aan de voorkant van het voertuig tot gevolg
hebben, maar die aanvankelijk een grote af-
name van de snelheid veroorzaken.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het
voertuig in de loop van de tijd meten, zijn de
snelheid van het voertuig en de schade op
zichzelf geen goede indicatoren voor de
noodzaak van het wel of niet opblazen van
een airbag.Veiligheidsgordels zijn bij alle ongevallen
noodzakelijk voor uw bescherming en om uw
lichaam in de juiste positie te houden, uit de
buurt van een airbag die wordt opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (OCR) zendt een signaal
naar de opblaasmodules wanneer een botsing
wordt gedetecteerd waarbij de frontairbags
moeten worden geactiveerd. Een grote hoe-
veelheid niet-giftig gas wordt gegenereerd om
de frontairbags op te blazen.
Het afdekpaneel op de stuurwielnaaf en op
de rechterbovenzijde van het instrumenten-
paneel komen los en worden verwijderd ter-
wijl de airbags volledig worden opgeblazen.
De frontairbags worden binnen een oogwenk
volledig opgeblazen. De frontairbags lopen
vervolgens snel leeg terwijl ze de bestuurder
en de voorpassagier bescherming bieden.
Kniebescherming
De kniebescherming helpt de knieën van de
bestuurder en de voorpassagier te bescher-
men en hen correct te laten zitten bij het
eventueel opblazen van de frontairbags.
VEILIGHEID
104
Page 110 of 292

OPMERKING:
• De airbagpanelen zijn in de interieurbekle-
ding nauwelijks zichtbaar, maar springen
open tijdens het opblazen van de airbag.
• Na ieder ongeval dient de auto onmiddellijk
naar een erkende dealer te worden
gebracht.
Uitgebreid ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing zal de controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden, als het
communicatienetwerk en de voeding intact
blijven en afhankelijk van de aard van de
botsing, bepalen of het uitgebreide ongeluk-
kenresponssysteem de volgende functies uit-
voert:
• De brandstoftoevoer naar de motor afslui-
ten.
• De waarschuwingsknipperlichten inscha-
kelen zo lang de accu werkt of totdat op de
knop van de waarschuwingsknipperlichten
wordt gedrukt. De alarmknipperlichten
kunnen worden uitgeschakeld door op de
knop voor alarmknipperlichten te drukken.• De interieurverlichting inschakelen zolang
de accu werkt.
•
De centrale portiervergrendeling
ontgrendelen.
Resetprocedure uitgebreid ongelukkenres-
ponssysteem
Om de functies van het uitgebreide ongeluk-
kenresponssysteem na een incident te reset-
ten, moet u de contactschakelaar van de
stand contact START of ON/RUN in de stand
contact OFF zetten. Controleer zorgvuldig de
auto op brandstoflekkage in de motorruimte
en op de grond in de buurt van de motor-
ruimte en de brandstoftank voordat u het
systeem reset en de motor te star.
Onderhoud van het airbagsysteem
WAARSCHUWING!
• Wijzigingen aan onderdelen van het air-
bagsysteem kunnen tot gevolg hebben
dat het systeem bij een aanrijding niet
functioneert. U kunt letsel oplopen door-
dat de airbag niet werkt en u niet be-
schermt. Breng geen wijzigingen aan de
WAARSCHUWING!
onderdelen of bedrading aan en plak
nooit badges of stickers op het afdekpa-
neel op het stuur of aan de rechterbo-
venzijde van het instrumentenpaneel.
Breng geen wijzigingen aan in de voor-
bumper of de carrosseriestructuur en
monteer geen treden of treeplanken.
• Het is gevaarlijk zelf onderdelen van het
airbagsysteem te repareren. Waarschuw
iedereen die aan uw auto werkt dat de
auto is uitgerust met een airbagsysteem.
• Probeer geen onderdelen van het airbag-
systeem te wijzigen. De airbag kan per
ongeluk worden opgeblazen of werkt mo-
gelijk niet goed meer als deze is gewij-
zigd. Breng de auto naar een erkende
dealer voor onderhoud aan het airbag-
systeem. Breng de auto naar een er-
kende dealer als onderhoud nodig is aan
de autostoel, waaronder het afdekpaneel
en het kussen (ook voor het verwijderen
of losdraaien/aantrekken van stoelbou-
ten). Er mogen uitsluitend door de fabri-
kant goedgekeurde stoelaccessoires
worden gebruikt. Neem contact op met
VEILIGHEID
108