cruise control JEEP WRANGLER 2021 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2021, Model line: WRANGLER, Model: JEEP WRANGLER 2021Pages: 292, PDF Size: 4.65 MB
Page 71 of 292

— Controlelampje 4WD — indien
aanwezig
Dit lampje waarschuwt de chauffeur dat het
voertuig in de vierwielaandrijvingsmodus
staat, en de aandrijfassen vóór en achter zijn
samen mechanisch vergrendeld waardoor de
voor- en achterwielen worden gedwongen om
met dezelfde snelheid te draaien.
— Controlelampje stabilisatorstang
— indien aanwezig
Dit lampje gaat branden wanneer de voorste
stabilisatorstang is uitgeschakeld.
Groene controlelampjes
— Controlelampje mistlampen vóór —
indien aanwezig
Dit lampje gaat branden wanneer de mistlam-
pen vóór zijn ingeschakeld.
— Controlelampjes richtingaanwij-
zers
Wanneer de linker of rechter richtingaanwij-
zer is ingeschakeld, knippert het controle-
lampje van de richtingaanwijzer en de bijbe-
horende richtingaanwijzers knipperen.
Richtingaanwijzers kunnen worden geacti-
veerd door de multifunctionele hendel om-
laag (links) of omhoog (rechts) te bewegen.
OPMERKING:
• Er klinkt een continu geluidssignaal als de
auto verder dan 1 mijl (1,6 km) rijdt met
een ingeschakelde richtingaanwijzer.
• Als één van de richtingaanwijzers sneller
knippert dan normaal, moet u controleren
of er een gloeilampje aan de buitenkant
defect is.
Witte controlelampjes
CRUISE— Controlelampje cruisecontrol
Dit controlelampje geeft aan dat de cruise-
control is ingeschakeld.
— Controlelampje Hill Descent Control
(HDC) — indien aanwezig
Dit lampje geeft aan wanneer de afdalingsrege-
ling (Hill Descent Control; HDC) is ingescha-
keld. Het lampje blijft branden als HDC is inge-
schakeld. HDC kan alleen worden ingeschakeld
wanneer de tussenbak in de stand “4WD Low”
staat en de voertuigsnelheid lager dan 48 km/u
(30 mph) is. Wanneer niet aan deze voorwaar-
den is voldaan, zal het HDC-controlelampje
gaan knipperen, wanneer u probeert de HDC-
functie in te schakelen.
Blauwe controlelampjes
— Controlelampje grootlicht
Dit controlelampje geeft aan dat het groot-
licht is ingeschakeld. Als het dimlicht is
ingeschakeld, duwt u de multifunctionele
hendel naar voren (naar de voorkant van het
voertuig) om het grootlicht in te schakelen.
Trek de multifunctionele hendel naar achte-
ren (naar de achterkant van het voertuig) om
het grootlicht uit te schakelen. Wanneer het
grootlicht is uitgeschakeld, trekt u de hendel
naar u toe om het grootlicht tijdelijk in te
schakelen, of te "knipperen".
69
Page 129 of 292

STARTEN EN RIJDEN
DE MOTOR STARTEN.........129
Handgeschakelde versnellingsbak — indien
aanwezig...................129
Automatische versnellingsbak — indien
aanwezig...................129
Normaal starten — benzinemotor. . . .129
Extreem lage temperaturen (lager dan -30
°Cof-22°F) ................130
Als de motor niet start...........130
Na het starten................131
Normaal starten — dieselmotor......131
AANBEVELINGEN VOOR
INRIJDEN.................133
HANDREM................134
HANDGESCHAKELDE VERSNEL-
LINGSBAK — INDIEN AANWEZIG
.135
Schakelen..................136
Terugschakelen...............137
Achteruit schakelen.............138
AUTOMATISCHE VERSNELLINGS-
BAK — INDIEN AANWEZIG. . . .138
Sleutelblokkering..............139
Blokkeersysteem rem/transmissie. . . .140
Vijftraps automatische versnellingsbak —
indien aanwezig...............140
AutoStick...................140
BEDIENING VIERWIELAANDRIJVING
(COMMAND-TRAC I OF
ROCK-TRAC)
...............142
Bedieningsaanwijzingen/
voorzorgsmaatregelen...........142
Schakelstanden...............143
Schakelprocedures.............144Trac-Lok achteras — indien aanwezig .145
Asvergrendeling (Tru–Lok) —
Rubicon-modellen.............145
Elektronisch loskoppelbare stabilisatorstang
— indien aanwezig.............146
STOP/STARTSYSTEEM — UITSLUI-
TEND VOOR MODELLEN MET DIE-
SELMOTOR EN HANDGESCHA-
KELDE VERSNELLINGSBAK. . . .147
Automatische modus............148
CRUISECONTROL...........150
Activeren...................151
De gewenste snelheid instellen......151
Ingestelde snelheid aanpassen......151
Accelereren om in te halen........152
Om de snelheid te hervatten.......152
Uitschakelen................152
STARTEN EN RIJDEN
127
Page 143 of 292

Met dit systeem heeft u ook meer controle
over de auto bij het inhalen, bij het rijden in
de stad, bij glad wegdek, in de bergen, het
trekken van een aanhangwagen en vele an-
dere situaties.
Bediening
Wanneer de schakelhendel in de rijstand
staat, schakelt de versnellingsbak automa-
tisch tussen de vijf beschikbare versnellin-
gen. Om AutoStick in te schakelen, hoeft u
alleen maar de schakelhendel naar rechts of
naar links te tikken (+/-) terwijl deze in de
stand DRIVE staat. Als u op (-) drukt om de
AutoStick modus te activeren, schakelt de
versnellingsbak terug naar een versnelling
lager, terwijl bij het gebruik van (+) om de
AutoStick modus te activeren de huidige ver-
snelling behouden blijft. Als AutoStick is
ingeschakeld, wordt de huidige versnelling in
de instrumentengroep weergegeven.
In de stand AutoStick schakelt de versnel-
lingsbak op of terug als de bestuurder hand-
matig (+/-) kiest, tenzij dit leidt tot stotteren
of een te hoog toerental van de motor. De
versnellingsbak blijft in de gekozen versnel-ling totdat naar een hogere of lagere versnel-
ling wordt geschakeld, met uitzondering van
de onderstaande situaties.
• Indien nodig schakelt de transmissie auto-
matisch op om te hoge motortoerentallen te
voorkomen.
• Als u het gaspedaal diep intrapt, schakelt
de versnellingsbak automatisch terug (om
sneller op te trekken) als dat mogelijk is.
• De versnellingsbak schakelt automatisch
terug als de snelheid van de auto afneemt
(om stotteren van de motor te voorkomen),
waarbij de huidige versnelling wordt aange-
geven.
• De versnellingsbak schakelt automatisch
terug naar de eerste versnelling wanneer de
auto tot stilstand komt. Na stilstand moet
de bestuurder handmatig opschakelen (+)
tijdens het optrekken.
• U kunt vanuit stilstand of in de eerste of
tweede versnelling wegrijden. Als u kort op
(+) drukt (bij stilstand) kunt u wegrijden in
de tweede versnelling. Wegrijden in de
tweede versnelling kan zinvol zijn als het
wegdek glad is door sneeuw of ijs.• Wanneer de voertuigsnelheid te laag is,
negeert het systeem alle opschakelpogin-
gen.
• Maak geen gebruik van de cruisecontrol als
AutoStick is ingeschakeld.
• Het schakelen van de transmissie valt meer
op als AutoStick is ingeschakeld.
OPMERKING:
Als de tussenbak in groep 4L (laag) staat,
schakelt de versnellingsbak automatisch
(maar niet naar een hogere versnelling dan de
versnelling die wordt weergegeven).
Om de AutoStick modus uit te schakelen,
houdt u de schakelhendel naar rechts (+)
totdat "D" opnieuw wordt weergegeven in de
instrumentengroep. U kunt AutoStick op elk
moment in of uitschakelen zonder dat u uw
voet van het gaspedaal hoeft te nemen.
WAARSCHUWING!
Schakel op gladde wegen niet terug om te
remmen op de motor. De aangedreven wie-
len kunnen hun grip verliezen, waardoor
de auto in een slip kan raken, wat een
141
Page 152 of 292

2. De melding STOP/START OFF (stop/start
uit) verschijnt in de instrumentengroep.
Raadpleeg de paragraaf "Display in de
instrumentengroep" in het hoofdstuk "Uw
Instrumentenpaneel leren kennen" voor
meer informatie hierover.
3. Bij de volgende stop van het voertuig
(nadat het STOP/START-systeem is uitge-
schakeld) zal de motor niet worden
uitgeschakeld.
4. Als het STOP/START-systeem handmatig
is uitgeschakeld, kan de motor alleen wor-
den gestart en gestopt via het contactslot.
5. Het STOP/START-systeem schakelt elke
keer zelfstandig weer in wanneer het con-
tact uit- en weer ingeschakeld wordt.
Start/stopsysteem handmatig inschakelen
1. Druk op de schakelaar STOP/START OFF
(in de rij schakelaars).
2. Het lampje in de schakelaar dooft.
Systeemstoring
Wanneer zich in het STOP/START-systeem
een storing voordoet, zal het systeem de mo-
tor niet uitschakelen. In het display in de
instrumentengroep wordt de melding "SER-
VICE STOP/START SYSTEM” (onderhoud
Stop/Start-systeem) weergegeven. Raad-
pleeg de paragraaf "Waarschuwingslampjes
en meldingen" in het hoofdstuk "Uw Instru-
mentenpaneel leren kennen" voor meer infor-
matie hierover.
Als in het display in de instrumentengroep de
melding "SERVICE STOP/START SYSTEM"
wordt weergegeven, moet u het systeem laten
controleren door uw erkende dealer.
CRUISECONTROL
Indien ingeschakeld neemt de cruisecontrol
bij snelheden boven 40 km/u (25 mph) de
werking van het gaspedaal over.
De knoppen voor de cruisecontrol bevinden
zich aan de rechterzijde van het stuur.
Cruisecontrol-knoppen
1 — Druk op CANCEL
2 — Druk op ON/OFF
3 — Druk op RES +/Accel
4 — Druk op SET - /Decel
STARTEN EN RIJDEN
150
Page 153 of 292

OPMERKING:
Om de correcte werking te waarborgen, is de
cruisecontrol zodanig ontworpen dat het sys-
teem wordt uitgeschakeld als u gelijktijdig
meerdere functies van de cruisecontrol be-
dient. Als dit gebeurt, kan het systeem op-
nieuw in werking worden gesteld door op de
knop ON/OFF van de cruisecontrol te drukken
en de gewenste snelheid opnieuw in te
stellen.
WAARSCHUWING!
De cruisecontrol kan gevaarlijk zijn in si-
tuaties waar het systeem geen constante
snelheid kan aanhouden. Uw auto kan
gezien de omstandigheden te snel gaan,
waardoor u de controle over de auto kunt
verliezen en mogelijk een ongeval veroor-
zaakt. Gebruik de cruisecontrol nooit in
druk verkeer of op bochtige, beijzelde,
besneeuwde of anderszins gladde wegen.
Activeren
Druk op de knop ON/OFF. Het controlelampje
van de cruisecontrol gaat branden in het
display in de instrumentengroep. Druk nog-maals op de knop AAN/UIT om het systeem
uit te schakelen. Het indicatielampje van de
cruisecontrol gaat uit. Het systeem moet wor-
den uitgeschakeld wanneer het niet wordt
gebruikt.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de cruisecontrol inge-
schakeld te laten wanneer u deze niet
gebruikt. U kunt het systeem dan per on-
geluk instellen en sneller rijden dan u wilt.
U kunt dan de controle over het stuur
verliezen en een ongeval veroorzaken. Laat
het systeem altijd uitgeschakeld als u het
niet gebruikt.
De gewenste snelheid instellen
Schakel de cruisecontrol in. Wanneer de auto
de gewenste snelheid heeft bereikt, drukt u
kort op de knop SET (-). Laat het gaspedaal
los. De auto zal nu automatisch de gekozen
snelheid handhaven.
OPMERKING:
U mag pas op de knop SET (-) drukken als de
auto met een gelijkmatige snelheid op een
vlakke weg rijdt.
Ingestelde snelheid aanpassen
De snelheid verhogen
Wanneer de cruisecontrol is ingesteld, kunt u
de snelheid verhogen door op de knop RES
(+) te drukken.
De bestuurder kan de gewenste eenheden
kiezen via de instellingen op het instrumen-
tenpaneel (indien aanwezig). Raadpleeg het
hoofdstuk "Uw instrumentenpaneel leren
kennen" in het instructieboekje voor meer
informatie. De verhoging van de snelheid
wordt, afhankelijk van de gekozen eenheid, in
metrische (km/u) of Amerikaanse (mph) een-
heden weergegeven:
Snelheid VS (mph)
• Als u éénmaal op de knop RES (+) drukt,
wordt de ingestelde snelheid met 1 mph
verhoogd. Telkens wanneer u opnieuw kort
op de knop drukt, wordt de snelheid met
1 mph verhoogd.
• Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verhoogd tot-
dat u de knop loslaat. De nieuwe snelheid
wordt dan ingesteld.
151
Page 154 of 292

Metrische snelheid (km/u)
• Als u eenmaal op de knop RES (+) drukt,
wordt de ingestelde snelheid verhoogd met
1 km/u. Telkens wanneer u opnieuw kort op
de knop drukt, wordt de snelheid met
1 km/u verhoogd.
• Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verhoogd tot-
dat u de knop loslaat. De nieuwe snelheid
wordt dan ingesteld.
Snelheid verlagen
Wanneer de cruisecontrol is ingesteld, kunt u
de snelheid verlagen door op de knop SET (-)
te drukken.
De bestuurder kan de gewenste eenheden
kiezen via de instellingen op het instrumen-
tenpaneel (indien aanwezig). Raadpleeg het
hoofdstuk "Uw instrumentenpaneel leren
kennen" in het instructieboekje voor meer
informatie. De verhoging van de snelheid
wordt, afhankelijk van de gekozen eenheid,
in metrische (km/u) of Amerikaanse (mph)
eenheden weergegeven:Snelheid VS (mph)
• Als u eenmaal op de knop SET (-) drukt,
wordt de ingestelde snelheid met 1 mph
verlaagd. Telkens wanneer u opnieuw kort
op de knop drukt, wordt de snelheid met
1 mph verlaagd.
• Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verlaagd totdat
u de knop loslaat. Vervolgens wordt de
nieuwe snelheid ingesteld.
Metrische snelheid (km/u)
• Als u eenmaal op de knop SET (-) drukt,
wordt de ingestelde snelheid met 1 km/u
verlaagd. Met ieder volgend tikje op de
toets verlaagt u de snelheid met 1 km/u.
• Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verlaagd totdat
u de knop loslaat. Vervolgens wordt de
nieuwe snelheid ingesteld.
Accelereren om in te halen
Trap het gaspedaal in op dezelfde wijze als u
normaal gesproken zou doen. Wanneer u het
pedaal loslaat, keert de auto terug naar de
ingestelde rijsnelheid.
Om de snelheid te hervatten
Als u een eerder ingestelde snelheid opnieuw
wilt aanhouden, drukt u kort op de knop RES
(+). Deze functie kan worden gebruikt bij
snelheden hoger dan 32 km/u (20 mph).
Uitschakelen
Als u het rempedaal licht intrapt, op de knop
CANCEL drukt of normale remdruk uitoefent
tijdens het afremmen, wordt de cruisecontrol
uitgeschakeld zonder dat de ingestelde snel-
heid uit het geheugen wordt gewist.
Wanneer u op de knop ON/OFF drukt of de
contactschakelaar in de stand OFF zet, wordt
de ingestelde snelheid uit het geheugen ge-
wist.
Gebruik van de cruisecontrol op hellingen
De versnellingsbak schakelt op hellingen mo-
gelijk terug om de ingestelde snelheid van de
auto te handhaven.
OPMERKING:
De cruisecontrol houdt de snelheid op hellin-
gen en bij afdalingen constant. Een kleine
snelheidsverandering op lichte hellingen is
normaal.
STARTEN EN RIJDEN
152
Page 155 of 292

Op steile berghellingen kan de snelheid veel
hoger of lager worden, waardoor het in die
gevallen beter is om zonder cruisecontrol te
rijden.
WAARSCHUWING!
De cruisecontrol kan gevaarlijk zijn in si-
tuaties waar het systeem geen constante
snelheid kan aanhouden. Uw auto kan
gezien de omstandigheden te snel gaan,
waardoor u de controle over de auto kunt
verliezen en mogelijk een ongeval veroor-
zaakt. Gebruik de cruisecontrol nooit in
druk verkeer of op bochtige, beijzelde,
besneeuwde of anderszins gladde wegen.
BRANDSTOF TANKEN
Brandstofvuldop
De brandstofvuldop bevindt zich aan de be-
stuurderszijde van het voertuig. Als de brand-
stofvuldop zoekgeraakt of beschadigd is,
moet de vervangende dop geschikt zijn voor
dit voertuig.
WAARSCHUWING!
• Houd alle rookgerei en vuur uit de buurt
van het voertuig wanneer de tankdop is
verwijderd en u de tank vult.
• Vul nooit brandstof bij wanneer de motor
draait. Dit is in de meeste landen een
overtreding van de brandveiligheidsvoor-
schriften en hierdoor kan het storings-
lampje gaan branden.
WAARSCHUWING!
• Er kan brand ontstaan als u een jerrycan
vult met benzine terwijl deze in de auto
staat. Dit kan leiden tot brandwonden.
Zet een jerrycan altijd op de grond tij-
dens het vullen.
LET OP!
• Bij gebruik van een ongeschikte brand-
stofvuldop kan schade aan het brand-
stofsysteem of aan het emissieregelsys-
teem ontstaan. Door een slecht
passende dop kan vuil in het brandstof-
systeem terechtkomen. Door een slecht
passende, achteraf aangeschafte brand-
stofvuldop kan het storingslampje gaan
branden, omdat er brandstofdampen uit
het systeem ontsnappen.
• Voorkom morsen en overlopen van
brandstof.
Brandstofvuldop
153
Page 282 of 292

verwisselen............170, 211
waarschuwingslampje
bandenspanning.............67
winterbanden..............217
Bandenslijtage-indicatoren........214
Bandenspanning..............212
Benzine (brandstof).............229
Beveiligingssysteem.............20
Bewaking, bandenspanningssysteem . . .84
Brandstof...................229
Brandstof,
benzine.................229
diesel...................230
octaangetal...............229
tanken..................153
tankinhoud...............230
vereisten.................230
vuldop..................153
Brandstof tanken..............153
Brandstofvuldop.........71, 153, 154
Buitenlampen..............32, 126
Capaciteiten, vloeistof...........230
Cd-speler...................239
Chassisnummer (VIN)...........228
Compacte reserveband...........217Connector
UCI ....................253
universele verbruiksinterface (UCI) .253
Dagverlichting.................32
Dealerservice.................207
Derde remlicht................165
Diagnosesysteem...............70
Diagnosesysteem, onboard.........70
Dieren.....................123
Dieselbrandstof...............230
Dieselbrandstof, vereisten.........230
Dieselmotor, onderhoud..........193
Dimlichtschakelaar, koplamp........32
Driepuntsgordels...............94
Elektrisch,
ramen...................41
voedingsuitgang
(voor randapparatuur)..........55
Elektronische snelheidsregeling
(cruisecontrol)..............150
Elektronisch remregelsysteem.......75
Elektronisch remregelsysteem,
antiblokkeerysteem...........74
Electronic Roll Mitigation.......82
tractieregeling..............77Elektronisch stabiliteitsregelsysteem
(ESP)....................77
Filters,
airco.................41, 206
Gebruiksaanwijzing (instructieboekje) . . .4
Geheugen (stoel met geheugenfunctie) . .24
Geïntegreerde voedingsmodule
(zekeringen)................166
Geluidsinstellingen.............238
Gevarenknipperlichten...........162
Gordelsystemen................91
GPS-navigatie (Uconnect GPS)......251
Grootlichtschakelaar/dimlichtschakelaar .32
Handgeschakelde versnellingsbak .135, 202
Handgeschakelde versnellingsbak,
keuze van het smeermiddel......232
schakelmomenten............136
vloeistofpeil controleren........202
Handleiding voor het trekken van een
aanhangwagen..............154
Handrem...................134
Hill Start Assist................76
Hoofdsteunen.................28
INDEX
280
Page 285 of 292

handgeschakelde versnellingsbak . .135
tussenbak, schakelen naar neutraalstand
(N) ....................157
verdeelbak, schakelen uit neutraalstand
(N) ....................159
Schakelhendel onderdrukken.......180
Schakelhendel ontgrendelen.......180
Schema, onderhoud.........188, 193
Schoudergordels...............94
Sentry Key, programmeren.........19
Sentry Key (startonderbreker)........18
Sentry Key, vervangen............19
Servicehulp..................262
Sleepogen..................184
Slepen.................154, 182
Slepen,
handleiding...............154
trekgewicht...............154
voertuig met pech...........182
vouwwagen of caravan.........156
Slepen achter een camper.........156
Slepen achter een camper,
tussenbak naar neutraalstand (N)
schakelen................157
tussenbak uit neutraalstand (N)
schakelen................159
Slepen van een voertuig met pech. . . .182Sleutel, programmering...........19
Sleutels.....................15
Sleutels, Sentry Key (startonderbreking) .18
Sleutel, vervanging..............19
Sneeuwkettingen..............220
Snelheidsregeling,
Accel/Decel...............152
annuleren................152
voortzetten................152
Snelheidsregeling (cruisecontrol).....150
Sperinrichting................145
Spiegels.....................31
Spiegels,
verwarmd.................31
Spraakbedieningsopdracht........257
Stabilisatie-inrichting aanhanger (TSC) . .82
Stabilisatieregeling, aanhanger (TSC) . . .82
Stallen van het voertuig........40, 221
Starten..................16, 129
Starten,
automatische versnellingsbak....
.129
bij lage temperaturen........
.130
handgeschakelde versnellingsbak . .129
met afstandsbediening.........16
motor start niet.............130
Starten en rijden..............129
Starten met startkabels..........176Startonderbreking (Sentry Key).......18
Startprocedures...............129
Startsysteem met afstandsbediening . . .16
Steun, hoofdsteun..............28
Stoelen.....................24
Stoelen,
geheugen.................24
gekoeld..................24
Stoelen
Geventileerd................24
Stoelen,
instaphulp..............24, 27
kantelen..................24
neerklapbare achterbank.....24, 26
ontgrendeling rugleuning........24
opvouwbare, neerklapbare
achterbank................27
verstellen.................24
verwarmd...............24, 25
verwijderen................28
Stoelen met geheugenfunctie en
autoradio..................24
Stoel met geheugenfunctie.........24
Stoffen dak..................222
Stof, onderhoud...............222
Storingslampje (motorcontrole).......66
Sturen......................31
283
Page 286 of 292

Sturen,
stuurkolom verstellen..........31
stuur verstellen..............31
Stuurbediening audiosysteem.......252
Stuurbedieningselementen
geluidsinstallatie.............252
Stuurbekrachtigingsvloeistof.......232
Tanken....................153
Telefoon (Uconnect)............254
Temperatuurregeling, automatisch
(ATC).....................40
Tip Start....................131
Trac-Lok achteras..............145
Tractieregeling.................77
Transaxle,
Autostick.................140
Tussenbak,
vierwielaandrijving...........142
vloeistof.................232
UCI-schakelaar...............253
Uconnect Voice Command.........257
Uitgang,
voeding..................55
Uitlaatsysteem................123
Uitschakelen, beveiligingssysteem.....21Universeel gebruikersinterface
(UCI)-schakelaar.............253
Vastgelopen voertuig, bevrijden......181
Vastgereden voertuig bevrijden......181
Veiligheidscontrole aan de buitenkant van
het voertuig................126
Veiligheidscontrole in het voertuig. . . .124
Veiligheidscontroles.............123
Veiligheidsgordel
Automatisch blokkerend oprolmecha-
nisme (ALR)................99
Driepuntsgordel ontwarren.......97
Driepuntsgordels.............94
Gordelspanner..............99
Spankrachtbegrenzer...........99
Verstelbaar ankerpunt
schoudergordel..............98
Waarschuwing veiligheidsgordel....93
Werking driepuntsgordels........96
Zwangere vrouwen............98
Veiligheidsgordels...........93, 124
Veiligheidsgordels,
achterbank................94
controle
.................124
gordelspanners..............99
herinnering................65instructies voor gebruik.........96
ontwarren..................97
verstelbare bovenste schoudergesp . .98
verstelbare schouderriem........98
voorstoel.............93, 94, 96
zwangere vrouwen............98
Veiligheidstips................123
Veiligheid, uitlaatgassen..........123
Veiligheid van auto controleren......123
Vergrendelingen...............126
Vergrendelingen,
motorkap.................54
Vergrendeling rem/versnellingsbak. . . .140
Vergrendelingsas..............145
Verlichting,
achterlichten..............165
achtermistlicht.............165
achteruitrijverlichting.........165
airbag............63, 101, 124
alarmsysteem...............65
automatische koplampen........32
bandenspanningscontrole........67
contourverlichting...........165
controlelampje afdalingsregeling....83
cruisecontrol...............69
dagrijverlichting.............32
derde remlicht.............165
INDEX
284