lock JEEP WRANGLER 2021 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2021, Model line: WRANGLER, Model: JEEP WRANGLER 2021Pages: 292, PDF Size: 4.65 MB
Page 17 of 292

SLEUTELHOUDER
Uw voertuig werkt met een startcontact met
sleutel. Het contactsysteem bestaat uit een
sleutelhouder met afstandsbediening en een
contactschakelaar.
Sleutelhouder
Met de sleutelhouder kunt u met behulp van
een losse sleutelhouder de portieren en ach-
terklep vergrendelen of ontgrendelen vanaf
een afstand tot maximaal 20 m (66 ft). U
hoeft de sleutelhouder niet op de auto te
richten om het systeem te activeren.
OPMERKING:
In de stand ON/RUN is de vergrendeltoets
uitgeschakeld. Alleen de ontgrendeltoets is
ingeschakeld.
Portieren en achterklep ontgrendelen
Druk eenmaal kort op de ontgrendelknop op
de sleutelhouder om het bestuurdersportier
te ontgrendelen, of druk tweemaal om alle
portieren en de achterklep te ontgrendelen.
Wanneer op de ontgrendelknop op de sleutel-houder wordt gedrukt, schakelt de instapver-
lichting in en knipperen de richtingaanwij-
zers tweemaal.
Portieren en achterklep vergrendelen
Druk kort op de vergrendelknop van de sleu-
telhouder om alle portieren te vergrendelen.
De richtingaanwijzers knipperen om aan te
geven dat het vergrendelsignaal is ontvangen.
CONTACTSCHAKELAAR
Contactsleutel verwijderen
1. Plaats de schakelhendel in de stand
PARK (indien uitgerust met een automa-
tische versnellingsbak).
2. Zet de contactschakelaar in de stand ACC
(accessoirestand).
3. Duw sleutel en de slotcilinder naar binnen
en draai de sleutel naar de stand LOCK.
4. Verwijder de sleutel uit de slotcilinder van
de contactschakelaar.Sleutelhouder
1 — Ontgrendelen
2 — Remote Start (starten op afstand)
— indien aanwezig
3 — Vergrendelen
15
Page 21 of 292

Nadat het contact in de stand ON is gezet, zal
tijdens normale werking het controlelampje
van het alarmsysteem gedurende drie secon-
den branden voor een gloeilampcontrole. Als
het lampje na deze gloeilampcontrole blijft
branden, is sprake van een storing in de
elektronica. Als het controlelampje van het
alarmsysteem na de gloeilampcontrole gaat
knipperen, betekent dit dat iemand heeft
geprobeerd de motor te starten met een on-
geldige sleutel. In beide situaties wordt de
motor na twee seconden uitgeschakeld.
Als het controlelampje van het alarmsysteem
gaat branden tijdens normaal gebruik van het
voertuig (nadat deze langer dan tien secon-
den heeft gereden), duidt dat op een storing
in de elektronica. Laat in dat geval de storing
zo snel mogelijk verhelpen door een erkende
dealer.
LET OP!
De Sentry Key startonderbreker is niet
compatibel met sommige afstandsstart-
systemen die als accessoire in de handel
verkrijgbaar zijn. Dergelijke systemen kun-
LET OP!
nen startproblemen veroorzaken en de
startblokkering van de auto belemmeren.
Alle sleutelhouders die met uw nieuwe auto
zijn meegeleverd zijn geprogrammeerd voor
de elektronica van uw auto.
Vervangende sleutelhouders
OPMERKING:
De auto kan alleen bediend en gestart worden
met sleutelhouders die specifiek zijn gepro-
grammeerd voor de elektronica van de auto.
Nadat een sleutelhouder voor een auto is
geprogrammeerd, kan deze niet voor een an-
dere auto worden geprogrammeerd.
LET OP!
Verwijder altijd de Sentry Keys uit de auto
en vergrendel alle portieren wanneer u de
auto zonder toezicht achterlaat.
Duplicaten van sleutelhouders kunnen wor-
den geleverd door een erkende dealer of door
de procedure voor het programmeren van de
sleutel door de klant te volgen. Deze proce-dure bestaat uit het programmeren van een
'blanco' sleutelhouder voor de elektronica
van het voertuig. Een blanco sleutelhouder is
een exemplaar dat niet eerder is geprogram-
meerd.
OPMERKING:
Als de Sentry Key startonderbreker moet wor-
den gerepareerd, dient u alle sleutelhouders
van het voertuig naar de erkende dealer mee
te brengen.
Sleutels laten programmeren
Als u twee geldige sleutelhouders hebt, kunt
u nieuwe sleutelhouders voor de startblokke-
ring van de Sentry Key programmeren via de
volgende procedure:
1. Zorg dat de extra sleutel(s) overeenkomen
met de sleutelcode van de contactsleutel
en de contactslotcilinder.
2. Steek de eerste geldige sleutel in het
contactslot. Zet de contactschakelaar ten
minste drie seconden, maar niet langer
dan 15 seconden in de stand ON/RUN.
Vervolgens draait u de contactschakelaar
in de stand LOCK en verwijdert u de eerste
sleutel.
19
Page 22 of 292

3. Steek de tweede geldige sleutel in het
contactslot. Zet de contactschakelaar
binnen 15 seconden in de stand ON/
RUN. Na 10 seconden hoort u een ge-
luidssignaal. Bovendien begint het con-
trolelampje van het alarmsysteem te
knipperen. Zet de contactschakelaar in de
stand LOCK en verwijder de tweede
sleutel.
4. Steek een blanco sleutel in het contact-
slot. Zet de contactschakelaar binnen
60 seconden in de stand ON/RUN. Na
10 seconden hoort u één geluidssignaal.
Bovendien stopt het controlelampje van
het alarmsysteem met knipperen. Om aan
te geven dat de programmering is vol-
tooid, wordt het controlelampje van het
alarmsysteem gedurende drie seconden
weer ingeschakeld en vervolgens
uitgeschakeld.
De nieuwe sleutel is geprogrammeerd. De
sleutelhouder wordt tijdens deze proce-
dure ook geprogrammeerd.Herhaal deze procedure voor maximaal acht
sleutels. Als u geen geprogrammeerde sleu-
telhouder hebt, neem dan contact op met uw
erkende dealer voor meer informatie.
OPMERKING:
Als een geprogrammeerde sleutelhouder is
zoekgeraakt, moet u de geautoriseerde dealer
alle resterende sleutels uit het systeemge-
heugen laten verwijderen. Zo voorkomt u dat
het voertuig met de zoekgeraakte sleutel kan
worden gestart. Vervolgens moeten de reste-
rende sleutelhouders opnieuw worden gepro-
grammeerd. Bij het onderhoud moet u alle
sleutelhouders van het voertuig aan een ge-
autoriseerde dealer overhandigen zodat deze
opnieuw kunnen worden geprogrammeerd.
ALARMSYSTEEM — INDIEN
AANWEZIG
Het alarmsysteem bewaakt de portieren, ach-
terklep en het contact tegen ongeoorloofde
bediening. Wanneer het alarmsysteem is ge-
activeerd, zijn de schakelaars in het interieur
voor de portiersloten uitgeschakeld. Het
alarmsysteem geeft zowel hoorbare als zicht-
bare signalen wanneer het alarm afgaat. Declaxon klinkt en de koplampen gaan aan, de
parkeerlichten en/of richtingaanwijzers gaan
herhaaldelijk knipperen gedurende drie mi-
nuten. Als de storing na drie minuten nog
steeds aanwezig is (bestuurdersportier, por-
tier aan passagierszijde, andere portieren,
contact) gaan de koplampen, parkeerlichten
en/of richtingaanwijzers nog eens 15 minu-
ten knipperen.
Alarm opnieuw inschakelen
Als het alarm afgaat en er geen actie wordt
ondernomen om het alarm te uit te schake-
len, schakelt het alarmsysteem de claxon na
drie minuten uit. Na 15 minuten worden ook
alle lichtsignalen uitgeschakeld, waarna het
alarmsysteem zichzelf weer inschakelt.
Alarmsysteem inschakelen
Het alarmsysteem wordt ingeschakeld wan-
neer u de sleutelhouder met afstandsbedie-
ning gebruikt om de portieren en de achter-
klep te vergrendelen of wanneer u de
schakelaar voor de centrale portiervergrende-
ling gebruikt terwijl het portier geopend is.
Nadat alle portieren zijn vergrendeld en ge-
sloten, gaat het controlelampje van het
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
20
Page 34 of 292

BUITENVERLICHTING
Koplampen en parkeerlichten
Draai het uiteinde van de multifunctionele
hendel in de eerste klikstand om de parkeer-
lichten in te schakelen. Draai de hendel in de
tweede stand om de koplampen in te schake-
len.
Daglichtlampen — indien aanwezig
De koplampen gaan met een laag intensi-
teitsniveau branden wanneer er naar een an-
dere stand dan PARK (automatische versnel-
lingsbak) wordt geschakeld of wanneer het
voertuig begint te rijden (handgeschakelde
versnellingsbak).
OPMERKING:
De daglichtlamp aan dezelfde kant van het
voertuig als de actieve richtingaanwijzer gaat
automatisch uit wanneer een richtingaanwij-
zer is ingeschakeld en gaat weer branden
wanneer de richtingaanwijzer is uitgescha-
keld.
Schakelaar dimlicht/grootlicht
Druk de multifunctionele hendel in de rich-
ting van het instrumentenpaneel om het
grootlicht in te schakelen. Door de multifunc-
tionele hendel richting het stuurwiel te trek-
ken, wordt het dimlicht weer ingeschakeld.
Lichtsignaal
U kunt met uw koplampen een lichtsignaal
geven aan een ander voertuig door de multi-
functionele hendel kort naar u toe te trekken.
Hierdoor wordt het grootlicht ingeschakeld
en blijft dit ingeschakeld tot u de hendel weer
loslaat.
Automatisch inschakelende koplampen —
indien aanwezig
Dit systeem schakelt de koplampen automa-
tisch in of uit in overeenstemming met de
sterkte van het omgevingslicht. Om het sys-
teem in te schakelen, draait u het uiteinde
van de multifunctionele hendel in de stand
AUTO (derde klikstand). Bij ingeschakeld
systeem is de uitschakelvertraging van de
koplampen ook ingeschakeld. Dit betekent
dat de koplampen nog maximaal 90 secon-
den lang blijven branden nadat u de contact-
schakelaar in de stand LOCK heeft gezet. Om
het automatisch systeem uit te schakelen,
draait u het uiteinde van de multifunctionele
hendel uit de stand AUTO.
Hendel richtingaanwijzer/verlichting
1 — Trek aan mistlamp vóór
2 — Draaien koplampschakelaar
3 — Draai aan dimschakelaar instru-
mentenpaneelUW VOERTUIG LEREN KENNEN
32
Page 37 of 292

OPMERKING:
De intervaltijd tussen wisslagen is afhanke-
lijk van de voertuigsnelheid. Als de rijsnel-
heid lager is dan 16 km/u (10 mph), worden
de intervaltijden verdubbeld.
Ruitensproeiers
Als u de ruitensproeier wilt inschakelen, trekt
u de hendel naar u toe en houdt u de hendel
ingedrukt zolang het sproeien nodig is. Als u
aan de hendel trekt terwijl deze in de inter-
valstand staat, wordt de wisser ingeschakeld
en zal nog twee of drie wiscycli uitvoeren
nadat u de hendel hebt losgelaten. Vervol-
gens wordt het eerder geselecteerde interval
hervat.
Als u aan de hendel trekt terwijl de wisser niet
is ingeschakeld, zal de wisser twee of drie
wiscycli uitvoeren. Daarna stoppen de
ruitenwissers.
WAARSCHUWING!
Een plotselinge verslechtering van het
zicht door de voorruit kan tot aanrijdingen
leiden. Mogelijk ziet u andere voertuigen
of obstakels over het hoofd. Voorkom plot-
selinge ijsvorming op de voorruit door de
voorruit eerst te verwarmen met de
ontdooi-inrichting voordat u de ruiten-
sproeier gebruikt.
MIST-functie
Druk de ruitenwisserhendel in om de ruiten-
wissers één wisbeweging te laten maken om
opspattend water afkomstig van een passe-
rende auto te verwijderen. De ruitenwissers
blijven ingeschakeld zolang de schakelaar
wordt ingedrukt.
OPMERKING:
De MIST-functie schakelt de sproeierpomp
niet in. Er wordt daarom geen ruitensproeier-
vloeistof op de voorruit gesproeid. De wis-
functie moet worden gebruikt om ruiten-
sproeiervloeistof op de voorruit te sproeien.
Achterruitwisser/-sproeier — indien
aanwezig
Met een draaiknop op het middendeel van de
bedieningshendel (aan de rechterkant van de
stuurkolom) bedient u de achterruitwisser/-
sproeier.
Draai de schakelaar in de eerste stand naar
boven om de achterruitwisser in te schake-
len.
Draai de schakelaar naar boven tot voorbij de
eerste stand om de achterruitsproeier in te
schakelen. De ruitensproeierpomp en de wis-
ser blijven werken zolang u de schakelaar in
deze stand houd. Na loslaten maakt de rui-
tenwisser nog twee tot drie wisbewegingen en
keert vervolgens in de ruststand terug.
Als de achterruitwisser is ingeschakeld en de
contactschakelaar in de stand LOCK is gezet,
keert de ruitenwisser automatisch in de rust-
stand terug. Wanneer u de motor weer wordt
gestart, zal de wisser weer gaan werken vol-
gens de stand van de schakelaar.
35
Page 44 of 292

OPMERKING:
• Voor voertuigen die niet van het display in
de instrumentengroep zijn voorzien, blijft
de elektrische raamschakelaar 45 secon-
den lang actief nadat de contactschakelaar
in de stand LOCK is gezet. Door het openen
van een voorportier wordt deze functie uit-
geschakeld.• Voor voertuigen die van het display in de
instrumentengroep zijn voorzien, blijft de
elektrische raamschakelaar 10 minuten
lang actief nadat het contactsleutel in de
LOCK-stand is gezet. Door het openen van
een voorportier wordt deze functie
uitgeschakeld.
Vierdeursmodellen
Met de schakelaar linksonder bedient u het
passagiersraam linksachter en met de scha-
kelaar rechtsonder bedient u het passagiers-
raam rechtsvoor.
Windgeruis
Windgeruis kan worden beschreven als het
gevoel van druk op de oren, vergelijkbaar met
het geluid van een helikopter. Wanneer u met
open (of gedeeltelijk geopende) ramen rijdt,
kunt u windgeruis ervaren. Dit is een normaal
verschijnsel, dat tot een minimum kan wor-
den beperkt door de stand van de ramen aan
te passen.
INFORMATIE OVER
VERWIJDERBAAR DAK
Ga naar http://www.jeep.com/en/wrangler-
rooftop-instructions/ voor instructievideo's.
Raadpleeg uw instructieboekje voor meer infor-
matie.
Sunrider en Soft Top
Sunrider openen (tweedeurs)
Volg deze eenvoudige stappen om de Sunri-
der te openen.
1. Maak de zonnekleppen los en schuif ze
aan de kant.
Schakelaars voor elektrische
raambediening
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
42
Page 131 of 292

DE MOTOR STARTEN
Voordat u het voertuig start, moet u uw stoel
verstellen, de binnen- en buitenspiegels ver-
stellen en uw autogordel vastmaken.
WAARSCHUWING!
• Verwijder altijd de sleutelhouder bij het
verlaten van het voertuig en sluit het
voertuig af.
• Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die
niet is afgesloten.
• Het achterlaten van kinderen zonder
toezicht in een auto is om verschillende
redenen gevaarlijk. Kinderen of derden
lopen dan het risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rempedaal
of de schakelhendel mogen komen.
• Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van de auto of op een voor
kinderen bereikbare plaats. Een kind
zou de knoppen van de elektrische raam-
bediening of andere schakelaars kunnen
WAARSCHUWING!
bedienen of de auto in beweging kunnen
zetten.
• Laat nooit kinderen of dieren achter in
een geparkeerde auto bij warm weer. De
warmte in het interieur kan ernstige ge-
zondheidsproblemen veroorzaken en
zelfs dodelijk zijn.
Handgeschakelde versnellingsbak —
indien aanwezig
Trek de handrem aan, zet de schakelhendel
in de stand NEUTRAL en trap het koppelings-
pedaal in voordat u het voertuig start. Dit
voertuig is uitgerust met een koppelingsblok-
kering. De motor wordt niet gestart voordat
het koppelingspedaal tot aan de vloer is inge-
trapt.
Alleen uitvoeringen met vierwielaandrijving
In de groep 4L start het voertuig ongeacht of
het koppelingspedaal wel of niet tot aan de
vloer is ingetrapt. Deze functie verbetert de
prestaties bij het terreinrijden door het voer-
tuig te laten starten in 4L zonder hetkoppelingspedaal te hoeven intrappen. Het
"controlelampje 4WD Low" gaat branden als
de tussenbak naar deze functie wordt gescha-
keld.
Automatische versnellingsbak — indien
aanwezig
Start het voertuig met de schakelhendel in de
stand PARK (voertuig kan ook in de stand
NEUTRAL worden gestart). Trap het rempe-
daal in voordat u een rijstand inschakelt.
Normaal starten — benzinemotor
OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude of warme
motor hoeft u het gaspedaal niet te bedienen.
Draai de contactschakelaar in de stand
START en laat los zodra de motor aanslaat.
Als de motor niet binnen 10 seconden aan-
slaat, draait u de contactschakelaar in de
stand LOCK/OFF, wacht u 10 tot 15 secon-
den en herhaalt u de procedure voor normaal
starten.
129
Page 133 of 292

tactschakelaar in de stand "START" en laat u
deze los zodra de startmotor aanslaat. De
startmotor slaat automatisch binnen 10 se-
conden af. Als dit gebeurt, laat dan het gas-
pedaal los, draai de contactschakelaar in de
vergrendelstand (LOCK), wacht 10 tot 15 se-
conden en herhaal dan de procedure "Nor-
maal starten".
LET OP!
Om schade aan de startmotor te voorko-
men, wacht u 10 tot 15 seconden voordat
u het nogmaals probeert.
Na het starten
Het stationaire toerental wordt automatisch
geregeld en neemt af naarmate de motor
warmer wordt.
Normaal starten — dieselmotor
1. De schakelhendel moet in de stand NEU-
TRAL of PARK staan voordat u de motor
kunt starten.2. Draai de contactsleutel naar de stand ON.
3. Kijk naar het controlelampje "Wachten
met starten" in de instrumentengroep.
Raadpleeg de paragraaf "Instrumenten-
groep" in het hoofdstuk "Uw instrumen-
tenpaneel leren kennen" voor meer infor-
matie. Dit zal twee tot tien seconden
gloeien, afhankelijk van de motortempe-
ratuur. Wanneer het controlelampje
"Wachten met starten" uitgaat, is de motor
gereed om te worden gestart.
4. Tipstartfunctie (alleen automatische
versnellingsbak)
Druknietop het gaspedaal. Draai de
contactsleutel naar de stand START en
laat hem los. De startmotor blijft draaien
en slaat automatisch af als de motor
begint te draaien. Als de motor niet aan-
slaat, slaat de startmotor automatisch
binnen 25 seconden af. Als dit gebeurt,
draait u de contactschakelaar in de stand
LOCK, wacht u 25 tot 30 seconden en
herhaalt u de procedure voor "Normaal
starten".OPMERKING:
In zeer koude omstandigheden kan de
startmotor maximaal 30 seconden blij-
ven lopen voordat de motor aanslaat. De
startmotor kan worden uitgeschakeld
door de contactsleutel in de stand OFF
te zetten, indien gewenst.
5. Zonder Tipstartfunctie (alleen handge-
schakelde versnellingsbak)
Draai de contactschakelaar in de stand
"START" en laat los zodra de motor aan-
slaat. Als de motor niet binnen 10 secon-
den aanslaat, draait u de contactschake-
laar in de stand LOCK, wacht u 10 tot
15 seconden en herhaalt u de procedure
voor normaal starten.
6. Laat de motor na het starten nog ca.
30 seconden stationair draaien voordat u
gaat rijden. Dit zorgt ervoor dat de olie
circuleert en de turbocompressor wordt
gesmeerd.
131
Page 141 of 292

WAARSCHUWING!
uit de stand PARK (parkeren) te bewe-
gen zonder het rempedaal in te trappen.
Zorg ervoor dat de schakelhendel in de
stand PARK staat voordat u het voertuig
verlaat.
• Het is gevaarlijk de schakelhendel uit de
stand PARK of NEUTRAL te zetten wan-
neer het motortoerental hoger is dan
stationair. Als u het rempedaal niet ste-
vig ingetrapt houdt, kan de auto snel
naar voren of achteren schieten. U loopt
in dat geval het risico de controle over de
auto te verliezen en een aanrijding te
veroorzaken. Schakel pas naar een ver-
snelling wanneer de motor normaal sta-
tionair draait en u met uw voet krachtig
het rempedaal ingetrapt houdt.
• Ongewenste beweging van de auto kan
lichamelijk letsel tot gevolg hebben van
mensen in en bij de auto. Net als bij alle
andere voertuigen, mag u een auto nooit
verlaten als de motor draait. Zorg ervoor
dat het voertuig altijd volledig tot stil-
stand is gekomen voordat u het voertuig
verlaat, zet het voertuig op de handrem
WAARSCHUWING!
en zet de schakelhendel in de stand
PARK, schakel de motor uit en neem de
sleutel uit het contact. Wanneer de sleu-
tel is verwijderd, wordt de versnellings-
bak in de parkeerstand vergrendeld
waardoor de auto niet ongewenst in be-
weging kan komen.
• Verwijder altijd de contactsleutel bij het
verlaten van het voertuig en sluit het
voertuig af.
• Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die
niet is afgesloten. Het achterlaten van
kinderen zonder toezicht in een auto is
om verschillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden lopen dan het risico
op ernstig of zelfs dodelijk letsel. Waar-
schuw kinderen dat ze niet aan de hand-
rem, het rempedaal of de schakelhendel
mogen komen.
• Laat de contactsleutel niet achter in of
in de buurt van de auto (of op een voor
kinderen bereikbare plaats). Een kind
zou de knoppen van de elektrische
raambediening of andere schakelaars
WAARSCHUWING!
kunnen bedienen of de auto in beweging
kunnen zetten.
Sleutelblokkering
Omdat dit voertuig is uitgerust met een sleu-
telblokkering, moet de versnellingsbak in de
parkeerstand worden gezet voordat het con-
tact naar de stand LOCK/OFF (vergrendelen/
uit) (waarin de contactsleutel kan worden
verwijderd) kan worden geschakeld. De sleu-
tel kan alleen uit de contactschakelaar wor-
den verwijderd wanneer de contactsleutel in
de stand LOCK/OFF staat. Wanneer de sleutel
eenmaal is verwijderd, is de versnellingsbak
vergrendeld in de parkeerstand.
OPMERKING:
Wanneer er een storing optreedt, zal het sys-
teem de sleutel in het contact blokkeren, om
u zo te waarschuwen dat deze beveiliging niet
meer werkt. U kunt de motor starten en
afzetten, maar u kunt de sleutel niet uit het
contactslot nemen zolang u de auto niet voor
onderhoud heeft aangeboden.
139
Page 147 of 292

WAARSCHUWING!
Als niet volledig naar een andere stand van
de tussenbak wordt geschakeld, kan de
tussenbak beschadigd raken, neemt het
motorvermogen af en kunt u de macht over
het stuur verliezen. U kunt een aanrijding
veroorzaken. Als de tussenbak niet hele-
maal is aangegrepen, mag u niet met de
auto rijden.
Trac-Lok achteras — indien aanwezig
De Trac-Lok achteras levert een constant aan-
drijfvermogen naar beide achterwielen en
vermindert wielspin door verlies van tractie
bij één aandrijfwiel. Als de tractie tussen de
twee achterwielen verschilt, verdeelt het dif-
ferentieel automatisch het bruikbare koppel
door meer koppel te leveren aan het wiel dat
tractie heeft.Trac-Lok is met name nuttig bij gladde rijom-
standigheden. Wanneer beide achterwielen
op een gladde ondergrond rijden, kan licht
indrukken van het gaspedaal maximale trac-
tie leveren.
WAARSCHUWING!
Bij auto's die zijn uitgerust met een be-
perkt slipdifferentieel mag u de motor
nooit laten draaien als een van de achter-
wielen de grond niet raakt. De auto kan
door blijven rijden via het achterwiel dat
de grond nog wel raakt, waardoor u de
macht over het stuur verliest.
Asvergrendeling (Tru–Lok) —
Rubicon-modellen
De schakelaar AXLE LOCK (asvergrendeling)
bevindt zich op het instrumentenpaneel
(links van de stuurkolom).Deze functie wordt alleen ingeschakeld als
aan de volgende voorwaarden is voldaan:
• Sleutel in contact, voertuig in groep 4L
(LOW).
• Voertuigsnelheid moet 16 km/u (10 mph)
of lager zijn.
Schakelaar AXLE LOCK (asvergrendeling)
145