airbag off JEEP WRANGLER 2DOORS 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2018, Model line: WRANGLER 2DOORS, Model: JEEP WRANGLER 2DOORS 2018Pages: 384, PDF Size: 5.91 MB
Page 122 of 384
Aanvullend veiligheidssysteem (SRS)
Sommige van de in dit hoofdstuk beschreven
veiligheidsvoorzieningen behoren voor be-
paalde modellen mogelijk tot de stan-
daarduitrusting en zijn optioneel voor andere
modellen. Vraag het bij twijfel aan een er-
kende dealer.
Het airbagsysteem moet gereed zijn om u te
beschermen bij een aanrijding. De controller
van het beschermingssysteem voor inzitten-
den (ORC) controleert de interne circuits en
de bedrading van de elektrische componen-
ten van het airbagsysteem. Uw voertuig is
mogelijk uitgerust met de volgende compo-
nenten van het airbagsysteem:
Componenten van het airbagsysteem
• Controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden
• Waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem
• Stuurwiel en stuurkolom
• Instrumentenpaneel
• Kniebescherming• Bestuurders- en passagiersairbags
• Gespsluitingschakelaar voor veiligheidsgor-
dels
• Aanvullende zijairbags
• Sensoren voor frontale en zijdelingse bot-
singen
• Gordelspanners
Waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem
De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden bewaakt de gereedheid
van de elektronische onderdelen van het air-
bagsysteem wanneer de contactschakelaar in
de stand START of ON/RUN staat. Als het
contactslot in de stand OFF of ACC staat, is
het airbagsysteem niet ingeschakeld en zul-
len de airbags niet worden opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (ORC) beschikt over een
reservevoeding, waardoor de airbags ook ge-
activeerd kunnen worden wanneer de accu
leeg is of is losgekoppeld.De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden schakelt het waarschu-
wingslampje voor het airbagsysteem aan in
het instrumentenpaneel voor een zelftest ge-
durende vier tot acht seconden, wanneer de
contactschakelaar voor het eerst in de stand
ON/RUN wordt gezet. Na de zelftest gaat het
waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem uit. Als de controller van het beveili-
gingssysteem voor inzittenden een storing in
het systeem detecteert, gaat het waarschu-
wingslampje voor het airbagsysteem knippe-
ren of continu branden. Een enkel geluidssig-
naal klinkt om u te waarschuwen wanneer het
lampje weer gaat branden na de eerste keer
starten.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden bevat ook diagnosefuncties
die het waarschuwingslampje voor het air-
bagsysteem in het instrumentenpaneel laten
branden wanneer een storing wordt geconsta-
teerd die het airbagsysteem zou kunnen beïn-
vloeden. De diagnose meldt eveneens de aard
van het defect. Omdat het airbagsysteem
zodanig is ontworpen dat het geen onderhoud
VEILIGHEID
120
Page 125 of 384
WAARSCHUWING!
aanrijdingen worden de airbags niet op-
geblazen. Draag uw veiligheidsgordels
altijd, ook als uw auto is uitgerust met
airbags.
Werking frontairbags
De frontairbags zijn ontworpen om extra be-
scherming te bieden als aanvulling op de
veiligheidsgordels. Frontairbags zijn niet be-
doeld voor het verminderen van het risico op
letsel bij botsingen van achteren, botsingen
van opzij of over de kop slaan. De frontairbags
worden niet bij alle frontale botsingen geac-
tiveerd. Dit geldt ook voor sommige frontale
botsingen die ernstige schade aan het voer-
tuig tot gevolg hebben, zoals bepaalde aan-
rijdingen tegen palen, aanrijdingen waarbij
de auto onder een vrachtwagen terechtkomt
en aanrijdingen onder een hoek.
Daarentegen kunnen frontairbags, afhanke-
lijk van de aard van de botsing en de plaats
waar het voertuig wordt geraakt, opgeblazen
worden bij aanrijdingen die geringe schadeaan de voorkant van het voertuig tot gevolg
hebben, maar die aanvankelijk een grote af-
name van de snelheid veroorzaken.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het
voertuig in de loop van de tijd meten, zijn de
snelheid van het voertuig en de schade op
zichzelf geen goede indicatoren voor de nood-
zaak van het wel of niet opblazen van een
airbag.
Veiligheidsgordels zijn bij alle ongevallen
noodzakelijk voor uw bescherming en om uw
lichaam in de juiste positie te houden, uit de
buurt van een airbag die wordt opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (OCR) zendt een signaal
naar de opblaasmodules wanneer een botsing
wordt gedetecteerd waarbij de frontairbags
moeten worden geactiveerd. Een grote hoe-
veelheid niet-giftig gas wordt gegenereerd om
de frontairbags op te blazen.
Het afdekpaneel op de stuurwielnaaf en op
de rechterbovenzijde van het instrumenten-
paneel komen los en worden verwijderd ter-
wijl de airbags volledig worden opgeblazen.
De frontairbags worden binnen een oogwenk
volledig opgeblazen. De frontairbags lopenvervolgens snel leeg terwijl ze de bestuurder
en de voorpassagier bescherming bieden.
Passagiersairbag uitschakelen — indien
aanwezig
Met dit systeem kan de bestuurder de ge-
avanceerde frontairbag aan passagierszijde
uitschakelen (UIT) als een kinderzitje op de
voorstoelmoetworden geplaatst. Schakel de
geavanceerde frontairbag aan passagierszijde
alleen uit (UIT) als het absoluut noodzakelijk
is voor het plaatsen van een kinderzitje op de
voorstoel. Kinderen van 12 jaar en jonger
moeten altijd goed vastgegespt op de achter-
bank zitten. Statistieken tonen aan dat kin-
deren beter beschermd zijn wanneer ze op de
achterbank zijn vastgegespt en niet op de
voorstoelen. (Raadpleeg de paragraaf "Kin-
derzitjes" in dit hoofdstuk voor meer
informatie.)
WAARSCHUWING!
• Een UITGESCHAKELDE (OFF) geavan-
ceerde frontairbag aan passagierszijde is
gedeactiveerd en wordt niet opgeblazen
bij een botsing.
123
Page 126 of 384
WAARSCHUWING!
• Een UITGESCHAKELDE (OFF) geavan-
ceerde frontairbag aan passagierszijde
biedt geen extra bescherming voor de
voorpassagier als aanvulling op de veilig-
heidsgordels.
• Plaats nooit een kinderzitje op de voor-
stoel, tenzij het controlelampje Passa-
giersairbag UITGESCHAKELD (OFF)
in het midden van het instrumentenpa-
neel brandt om aan te geven dat de
geavanceerde frontairbag aan passa-
gierszijde is UITGESCHAKELD (OFF).
• Bij een aanrijding bestaat het risico dat
u en uw passagiers aanmerkelijk ernsti-
ger letsel oplopen wanneer de veilig-
heidsgordels niet op de juiste wijze wor-
den gedragen. U kunt in aanraking
komen met de binnenkant van uw auto
of met andere passagiers of uit de auto
worden geslingerd. Zorg altijd dat u en
uw passagiers in de auto de veiligheids-
gordels op de juiste wijze dragen.De geavanceerde frontairbag aan passagiers-
zijde kan worden ingeschakeld (AAN) of uit-
geschakeld (UIT) door de gewenste instelling
te selecteren in het menu van het display in
de instrumentengroep. Voor meer informatie
over het openen van het display in de instru-
mentengroep raadpleegt u de paragraaf "Dis-
play in de instrumentengroep" in het hoofd-
stuk "Uw instrumentenpaneel leren kennen".
De functie passagiersairbag uitschakelen be-
staat uit de volgende onderdelen:
• Controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden
•
Controlelampje passagiersairbag UIT-
GESCHAKELD (OFF) — een oranje lampje
op de Sport Bar
•
Controlelampje passagiersairbag IN-
GESCHAKELD (ON) — een oranje lampje
op de Sport Bar
•
Waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem — een oranje lampje in het display
in de instrumentengroepDe controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (ORC) bewaakt de gereed-
heid van de elektronische onderdelen van het
airbagsysteem wanneer de contactschakelaar
in de stand START of ON/RUN staat. De ORC
laat het indicatielampje voor het UITSCHA-
KELEN van de passagiersairbag (OFF) en het
indicatielampje voor het INSCHAKELEN van
de passagiersairbag (ON) op de Sport Bar
ongeveer vijf tot acht seconden branden voor
een zelftest wanneer het contact op de stand
Controlelampje passagiersairbag
VEILIGHEID
124
Page 127 of 384
START of ON/RUN wordt gezet. Na de zelf-
test kunnen de bestuurder en de passagier
aan het brandende indicatielampje zien wat
de status is van de geavanceerde frontairbag
aan passagierszijde. Laat het systeem echter
onmiddellijk controleren door een erkende
dealer als zich het volgende voordoet:
• Geen van beide indicatielampjes gaat bran-
den bij wijze van zelftest wanneer het con-
tact eerst op een START of op ON/RUN
wordt gezet.
• Beide indicatielampjes blijven branden na-
dat u het voertuig hebt gestart.
• Beide indicatielampjes blijven uit nadat u
het voertuig hebt gestart.
• Beide indicatielampjes gaan branden ter-
wijl u rijdt.
• Beide indicatielampjes gaan uit terwijl u
rijdt.
Nadat de zelftest is voltooid, dient er slechts
één indicatielampje voor de passagiersairbag
tegelijk te branden.WAARSCHUWING!
Als een van de bovenstaande omstandig-
heden zich voordoet, en er wordt aangege-
ven dat er een probleem is met het contro-
lelampje van de passagiersairbag, dan
blijft de geavanceerde frontairbag aan pas-
sagierszijde in de laatst geselecteerde sta-
tus (INGESCHAKELD of UITGESCHA-
KELD).
Controlelampje passagiersairbag UITGE-
SCHAKELD (OFF) — op de Sport Bar aan de
bovenkant
Het controlelampje passagiersairbag UITGE-
SCHAKELD (OFF) waarschuwt de bestuurder
en passagier voorin als de geavanceerde
frontairbag aan passagierszijde is gedeacti-
veerd. Het controlelampje passagiersairbag
UITGESCHAKELD (OFF) gaat branden
om aan te geven dat de geavanceerde front-
airbag aan passagierszijde niet wordt geacti-
veerd tijdens een aanrijding. Ga erNOOIT
vanuit dat de geavanceerde frontairbag aande passagierszijde is uitgeschakeld, tenzij
het indicatielampje voor het UITSCHAKE-
LEN van de passagiersairbag (OFF)
brandt.
Controlelampje passagiersairbag INGE-
SCHAKELD (ON) — op de Sport Bar aan de
bovenkant
Het controlelampje passagiersairbag INGE-
SCHAKELD (ON) waarschuwt de bestuurder
en passagier voorin als de geavanceerde
frontairbag aan passagierszijde is geacti-
veerd. Het controlelampje passagiersairbag
INGESCHAKELD (ON) gaat branden
om
aan te geven dat de geavanceerde frontairbag
aan passagierszijde wordt geactiveerd tijdens
een aanrijding waarbij de airbags moeten
worden geactiveerd. Ga erNOOITvanuit dat
de geavanceerde frontairbag aan de passa-
gierszijde is ingeschakeld, tenzij het contro-
lelampje passagiersairbag ingeschakeld (ON)
brandt.
125
Page 128 of 384
WAARSCHUWING!
• Plaats nooit een naar achter gericht kin-
derzitje voor een airbag. Als de frontair-
bag aan de passagierszijde wordt opge-
blazen, kan een kind van 12 of jonger,
maar ook een kind in een kinderzitje
tegen de rijrichting in, ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen.
• Gebruik alleen een tegen de rijrichting
in geplaatst kinderzitje op de achter-
bank van een auto met achterbank.
• Kinderen van 12 jaar of jonger moeten
altijd goed vastgegespt op de achter-
bank van een auto met een achterbank
worden vervoerd.
De geavanceerde frontairbag aan passagiers-
zijde uitschakelen (OFF)
Als u de geavanceerde frontairbag aan passa-
gierszijde wilt uitschakelen (OFF), gaat u
naar het hoofdmenu van het display in de
instrumentengroep. Druk hiervoor op de pijl
omhoog of omlaag op het stuurwiel en voer de
volgende acties uit:
Actie Informatie
Blader omhoog of
omlaag naar "Vehicle
Set-Up" (voertuigin-
stellingen)
Druk op "OK" op het
stuurwiel van het
voertuig om "Vehicle
Set-Up" (voertuigin-
stellingen) te openen
Blader omhoog of
omlaag met pijltoet-
sen op het stuur en
selecteer "Security"
(beveiliging)
Druk op de knop
"OK" op het stuur om
"Security" (beveili-
ging) te selecteren
Druk op de knop
"OK" op het stuur om
"Passenger AIRBAG"
(passagiersairbag) te
selecterenActie Informatie
Ga omhoog of omlaag
naar Passenger AIR-
BAG OFF "
OFF"
(passagiersairbag UIT
- UIT)OPMERKING:
Als de geavanceerde
frontairbag aan pas-
sagierszijde eerder
was ingeschakeld
(AAN), is de stan-
daardinstelling AAN
en moet de gebruiker
omlaag bladeren om
UIT te selecteren.
Druk op de knop "OK"
op het stuurwiel om
Passenger AIRBAG
OFF
OFF" (passa-
giersairbag UIT -
UIT) te selecteren
Blader omhoog of om-
laag om met "YES" (ja)
te bevestigen
Druk op de knop
"OK" op het stuurwiel
om "YES" (ja) te se-
lecterenOPMERKING:
Als u deze stap niet
voltooit binnen 1 mi-
nuut, treedt er een
time-out op voor deze
optie en moet de proce-
dure worden herhaald.
VEILIGHEID
126
Page 129 of 384
Actie Informatie
Er klinkt een geluids-
signaal waarbij het
controlelampje Pas-
sagiersairbag UIT
gedurende 4 tot
5 seconden blijft
branden om te beves-
tigen dat de geavan-
ceerde frontairbag
aan passagierszijde
is uitgeschakeld.
Het controlelampje
Passagiersairbag UIT
blijft continu
branden om de be-
stuurder en de voor-
passagier te laten
weten dat de geavan-
ceerde frontairbag
aan passagierszijde
is UITGESCHAKELD
(OFF).
Met de handelingen in de bovenstaande tabel
wordt de geavanceerde frontairbag aan pas-
sagierszijde uitgeschakeld (OFF). Het contro-
lelampje Passagiersairbag UITGESCHAKELD(OFF) op de Sport Bar gaat branden
om
aan te geven dat de geavanceerde frontairbag
aan passagierszijde niet wordt geactiveerd bij
een aanrijding.
De geavanceerde frontairbag aan passagiers-
zijde inschakelen (ON)
Ga naar het hoofdmenu van het display in de
instrumentengroep. Druk hiervoor op de pijl
omhoog of omlaag op het stuurwiel en voer de
volgende acties uit:
Actie Informatie
Blader omhoog of
omlaag naar "Vehicle
Set-Up" (voertuigin-
stellingen)
Druk op "OK" op het
stuurwiel van het
voertuig om "Vehicle
Set-Up" (voertuigin-
stellingen) te openen
Blader omhoog of
omlaag met pijltoet-
sen op het stuur en
selecteer "Security"
(beveiliging)
Actie Informatie
Druk op de knop
"OK" op het stuur om
"Security" (beveili-
ging) te selecteren
Druk op de knop
"OK" op het stuur om
"Passenger AIRBAG"
(passagiersairbag) te
selecteren
Ga omhoog of omlaag
naar Passenger AIR-
BAG ON “
ON”
(passagiersairbag
AAN - AAN)OPMERKING:
Als de geavanceerde
frontairbag aan pas-
sagierszijde eerder
was uitgeschakeld
(UIT), is de stan-
daardinstelling UIT
en moet de gebruiker
omlaag bladeren om
AAN te selecteren.
Druk op de knop
"OK" op het stuurwiel
om Passenger AIR-
BAG ON “
ON”
(passagiersairbag
AAN - AAN) te selec-
teren
127
Page 133 of 384
• Bestuurders- en passagiersairbags
• Gespsluitingschakelaar voor veiligheidsgor-
dels
• Aanvullende zijairbags
• Sensoren voor frontale en zijdelingse bot-
singen
• Gordelspanners
Als een airbag wordt opgeblazen
De frontairbags zijn zo ontworpen dat ze na
het opblazen onmiddellijk weer leeglopen.
OPMERKING:
De front- en/of zijairbags worden niet bij alle
botsingen opgeblazen. Dit houdt echter niet
in dat het airbagsysteem niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags worden
opgeblazen, kan zich het volgende voordoen:
• Het materiaal van de airbag kan soms
schaafwonden en/of een rode huid veroor-
zaken bij de inzittenden tijdens het opbla-
zen van de airbags. De schaafwonden lijkenop de wonden die u oploopt als u zich
schaaft aan een touw, de vloerbedekking of
op de vloer van een gymnastiekzaal. Deze
schaafwonden worden niet veroorzaakt door
contact met chemische stoffen. De schaaf-
wonden zijn niet blijvend en genezen nor-
maal gesproken snel. Als uw schaafwonden
echter na enkele dagen nog niet zijn gene-
zen of als u last hebt van blaren, raadpleeg
dan onmiddellijk een arts.
• Wanneer de airbags leeglopen ziet u moge-
lijk zwevende stofdeeltjes die op rook lij-
ken. Dit stof is een normaal bijproduct van
het activeringsproces voor het niet-giftige
opblaasgas. Deze zwevende stofdeeltjes
kunnen de huid, ogen, neus of keel irrite-
ren. Spoel met koud water als u last hebt
van geïrriteerde ogen of huid. Zorg voor
frisse lucht bij neus- of keelirritaties. Raad-
pleeg uw huisarts als de irritatie blijvend is.
Als deze deeltjes op uw kleding terechtko-
men, volg dan de gebruikelijke wasvoor-
schriften van de kledingfabrikant om de
kleding te reinigen.Rijd niet in uw auto nadat de airbags zijn
geactiveerd. Als u dan opnieuw bij een aan-
rijding betrokken raakt, zullen de airbags
geen enkele bescherming bieden.
WAARSCHUWING!
Eenmaal geactiveerde airbags en gor-
delspanners hebben geen enkel effect bij
een volgende aanrijding. Laat de airbags,
gordelspanners en het oprolmechanisme
van de veiligheidsgordels onmiddellijk ver-
vangen door een erkende dealer. U dient
ook de controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden te laten nakijken.
OPMERKING:
• De airbagpanelen zijn in de interieurbekle-
ding nauwelijks zichtbaar, maar springen
open tijdens het opblazen van de airbag.
• Na ieder ongeval dient de auto onmiddellijk
naar een erkende dealer te worden
gebracht.
131
Page 135 of 384
Resetprocedure uitgebreid ongelukkenres-
ponssysteem
Om de functies van het uitgebreide ongeluk-
kenresponssysteem na een incident te reset-
ten, moet u de contactschakelaar van de
stand contact START of ON/RUN in de stand
contact OFF zetten. Controleer zorgvuldig de
auto op brandstoflekkage in de motorruimte
en op de grond in de buurt van de motor-
ruimte en de brandstoftank voordat u het
systeem reset en de motor te star.
Onderhoud van het airbagsysteem
WAARSCHUWING!
• Wijzigingen aan onderdelen van het air-
bagsysteem kunnen tot gevolg hebben
dat het systeem bij een aanrijding niet
functioneert. U kunt letsel oplopen door-
dat de airbag niet werkt en u niet be-
schermt. Breng geen wijzigingen aan de
onderdelen of bedrading aan en plak
nooit badges of stickers op het afdekpa-
neel op het stuur of aan de rechterbo-
venzijde van het instrumentenpaneel.
Breng geen wijzigingen aan in de voor-
WAARSCHUWING!
bumper of de carrosseriestructuur en
monteer geen treden of treeplanken.
• Het is gevaarlijk zelf onderdelen van het
airbagsysteem te repareren. Waarschuw
iedereen die aan uw auto werkt dat de
auto is uitgerust met een airbagsysteem.
• Probeer geen onderdelen van het airbag-
systeem te wijzigen. De airbag kan per
ongeluk worden opgeblazen of werkt mo-
gelijk niet goed meer als deze is gewij-
zigd. Breng de auto naar een erkende
dealer voor onderhoud aan het airbag-
systeem. Breng de auto naar een er-
kende dealer als onderhoud nodig is aan
de autostoel, waaronder het afdekpaneel
en het kussen (ook voor het verwijderen
of losdraaien/aantrekken van stoelbou-
ten). Er mogen uitsluitend door de fabri-
kant goedgekeurde stoelaccessoires
worden gebruikt. Neem contact op met
een erkende dealer als het airbagsys-
teem moet worden aangepast aan perso-
nen met een handicap.
Event Data Recorder (EDR)
Deze auto is uitgerust met een Event Data
Recoder (EDR). De belangrijkste taak van de
EDR is het registreren van gegevens die dui-
delijk maken hoe een voertuigsysteem zich
heeft gedragen bij aanrijdingen of bijna-
aanrijdingen, zoals de activering van airbags
of een botsing tegen een obstakel. De EDR is
ontworpen om kortstondig, meestal 30 se-
conden of korter, gegevens te registreren die
verband houden met de dynamiek en veilig-
heidssystemen van de auto. De EDR in deze
auto is ontworpen om gegevens te registreren
die onder meer antwoord geven op de vol-
gende vragen:
• Hoe hebben diverse systemen in uw auto
zich gedragen?
• Waren de veiligheidsgordels van de be-
stuurder en passagier vastgegespt?
• Hoe ver (indien van toepassing) trapte de
bestuurder het gas- en/of rempedaal in?
• Hoe snel reed de auto?
Deze gegevens kunnen bijdragen aan een
beter inzicht in de omstandigheden waaron-
der botsingen en letsel ontstaan.
133