display Lancia Flavia 2012 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2012, Model line: Flavia, Model: Lancia Flavia 2012Pages: 257, PDF Size: 2.8 MB
Page 78 of 257

WAARSCHUWING!
Elk spraakgestuurd systeem mag al-
leen worden gebruikt als de rijom-
standigheden dit toelaten en het ge-
bruik in overeenstemming is
verkeersregels. Blijf altijd op de weg
letten. Anders bestaat er een risico
op een ongeluk en ernstig of zelfs
dodelijk letsel.
Toets voor Uconnect™Phone De bedieningselementen op
de radio of op het stuurwiel
bestaan uit twee bedie-
ningstoetsen (de toets
Uconnect™ Phone
en de Voice
Command-toets Voice Command
) voor toegang tot het systeem.
Wanneer u op de toets drukt, hoort u
het woord Uconnect™ en vervolgens
een pieptoon. De pieptoon is het teken
dat u een opdracht kunt geven. Voice Command-toets
De plaats van de toets kan
afhankelijk van de radio
verschillen. De afzonder-
lijke toetsen worden be-
schreven in het hoofdstuk "Bedie-
ning".
Uconnect™ Phone kan worden ge-
bruikt in combinatie met mobiele te-
lefoons met Bluetooth® Handsfree-
profiel. Het is mogelijk dat sommige
telefoons niet alle functies van Ucon-
nect™ Phone ondersteunen. Raad-
pleeg de leverancier van uw mobiele
telefoon of de telefoonfabrikant voor
nadere bijzonderheden.
Uconnect™ Phone is volledig geïnte
greerd in het audiosysteem van de
auto. De geluidssterkte van Ucon-
nect™ Phone kan worden ingesteld
met de volumeregelaar van de radio
of, indien aanwezig, via de radiotoet-
sen op het stuurwiel.
Het display van de radio wordt ge-
bruikt voor visuele meldingen van
Uconnect™ Phone, zoals "CELL"
(GSM) of beller-ID bij bepaalde ra-
dio's. COMPATIBELE
TELEFOONS
*
Voor het gebruik van Uconnect™
Phone is een mobiele telefoon met
Bluetooth® Handsfree-profiel, ver-
sie 1.0 of hoger vereist.Navigeer door de volgende menu's om
de lijst met compatibele telefoons op
te vragen:
Selecteer het bouwjaar van uw auto
Selecteer het voertuigtype
Selecteer compatibele telefoons on-
der de tab Beginnen.
BEDIENINGU kunt gesproken opdrachten gebrui-
ken om Uconnect™ Phone te bedienen
en door de menu's van Uconnect™
Phone te navigeren. Na de meeste
prompts van Uconnect™ Phone zijn
gesproken opdrachten nodig. U wordt
gevraagd een specifieke opdracht uit te
spreken, waarnu u door de beschikbare
opties wordt geleid. Voordat u een gesproken opdracht geeft, moet u wachten op de piep-
toon, die volgt op de prompt "Ge-
reed" of op een andere prompt.
71
Page 80 of 257

vier cijfers invoeren. U hoeft deze
pincode niet te onthouden na de
eerste koppeling.
Om identificatie mogelijk te ma- ken, wordt u gevraagd op Ucon-
nect™ Phone een naam voor uw
mobiele telefoon in te voeren. Voer
voor elke gekoppelde mobiele tele-
foon een unieke telefoonnaam in.
Vervolgens wordt u gevraagd uw mobiele telefoon een prioriteits-
nummer tussen 1 en 7 te geven,
waarbij 1 de hoogste prioriteit is. U
kunt maximaal zeven mobiele tele-
foons aan Uconnect™ Phone kop-
pelen. Er kan echter slechts één
aangesloten mobiele telefoon tege-
lijk worden gebruikt met het Ucon-
nect™ systeem. Het prioriteitssys-
teem laat Uconnect™ Phone weten
welke mobiele telefoon moet wor-
den gebruikt als er meerdere mo-
biele telefoons in de auto aanwezig
zijn. Als er bijvoorbeeld twee tele-
foons, één met prioriteit 3 en één
met prioriteit 5, in de auto aanwe-
zig zijn, gebruikt Uconnect™
Phone de mobiele telefoon met pri-
oriteit 3 om te bellen. U kunt op elk gewenst ogenblik een mobiele tele-
foon met een lagere prioriteit ge-
bruiken (raadpleeg "Geavanceerde
telefoonverbindingen").
Kiezen door het nummer uit te
spreken
Druk op de toets
om te begin-
nen.
Na de prompt "Gereed" en de daar- opvolgende pieptoon zegt u "Kie-
zen".
Het systeem vraagt u vervolgens het gewenste nummer in te spre-
ken.
U kunt bijvoorbeeld zeggen: "012 34 56 78".
Uconnect™ Phone zal dan het tele- foonnummer bevestigen en vervol-
gens het nummer kiezen. Het num-
mer verschijnt bij bepaalde radio's
in het display.
Bellen door een naam uit te
spreken
Druk op de toetsom te begin-
nen. Na de prompt "Gereed" en de daar-
opvolgende pieptoon zegt u "Bel-
len".
Het systeem vraagt u vervolgens de naam van de persoon in te spreken
die u wilt bellen.
Na de prompt "Gereed" en de daar- opvolgende pieptoon zegt u de
naam van de persoon die u wilt
bellen. U kunt bijvoorbeeld "Jan
Jansen" zeggen, waarbij Jan Jansen
een eerder opgeslagen naam is in
Uconnect™ telefoonboek of in het
gedownloade telefoonboek. Raad-
pleeg "Namen toevoegen aan uw
Uconnect™ telefoonboek" om te le-
ren hoe u een naam opslaat in het
telefoonboek.
Uconnect™ Phone bevestigt de naam en kiest vervolgens het bijbe-
horende telefoonnummer, dat bij
sommige radio's mogelijk ook op
het display wordt weergegeven.
73
Page 88 of 257

Sommige leveranciers van pieper-
en voicemaildiensten hebben een
uitschakeltijd die te kort is, waar-
door deze functie niet bruikbaar
is.Onderbreken — prompts negeren
De toets Voice Command-toets kan
worden gebruikt als u een deel van
een prompt wilt overslaan en de ge-
sproken opdracht onmiddellijk wilt
geven. Als bijvoorbeeld de prompt
"Wilt u een telefoon koppelen, an-
nule…," klinkt, kunt u de toetsindrukken en zeggen "Een telefoon
koppelen" om die optie te selecteren
zonder dat u naar de rest van de
prompt hoeft te luisteren.
Controlevragen in- of
uitschakelen
Als u de controlevragen uitschakelt,
vraagt het systeem u niet langer uw
keuzes te bevestigen (Uconnect™
Phone zal bijvoorbeeld het telefoon-
nummer niet herhalen voordat het
wordt gekozen).
Druk op de toets
om te begin-
nen. Na de prompt "Gereed" en de daar-
opvolgende pieptoon zegt u:
"Instellen Controlevragen Aan"
"Instellen Controlevragen Uit"
Indicatoren voor telefoon- en
netwerkstatus
Uconnect™ Phone meldt de status
van uw telefoon en netwerk wanneer
u probeert een oproep tot stand te
brengen via Uconnect™, indien uw
mobiele telefoon, de radio en/of een
display van hoge kwaliteit, zoals het
instrumentenpaneel, deze functie on-
dersteunen. De status wordt aange-
duid voor de signaalsterkte van het
netwerk, de status van de telefoon-
accu, etc.
Kiezen via de toetsen van de
mobiele telefoon
U kunt via uw mobiele telefoon een
nummer kiezen en tegelijkertijd
Uconnect™ Phone gebruiken (wan-
neer u de toetsen van de mobiele tele-
foon gebruikt, moet u echter voor-
zichtig te werk gaan en zorgen dat u
de veiligheid niet in gevaar brengt).
Als u een nummer kiest via de gekop-
pelde mobiele Bluetooth® telefoon, wordt het geluid hoorbaar via het au-
diosysteem van uw auto. Uconnect™
Phone werkt op dezelfde wijze als
wanneer u het nummer kiest via een
gesproken opdracht.
OPMERKING:
Sommige merken mobiele tele-
foons verzenden de kiestoon niet
naar Uconnect™Phone. In dat ge-
val zult u de kiestoon dus niet ho-
ren. In dit geval heeft de gebruiker,
ook als het nummer goed gekozen
is, wellicht het gevoel dat er geen
verbinding is, terwijl deze in feite
al tot stand is gebracht. Zodra de
oproep wordt beantwoord, hoort u
het geluid.
Geluid uit/geluid aan
Wanneer u het geluid van Uconnect™
Phone uitschakelt, kunt u nog steeds
horen wat uw gesprekspartner zegt,
maar deze kan u niet horen. Geluid
van Uconnect™ Phone uitschakelen:
Druk op de knop
.
Na de pieptoon zegt u: "Geluid uit".
81
Page 122 of 257

4
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN
KENNEN
FUNCTIES VAN HET INSTRUMENTENPANEEL . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
INSTRUMENTENGROEP . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
BESCHRIJVINGEN INSTRUMENTENGROEP . . . 119
ELEKTRONISCH VOERTUIGINFORMATIECENTRUM (EVIC) . . . . 128
SCHERM VAN ELEKTRONISCH VOERTUIGINFORMATIECENTRUM (EVIC) . . 129
OLIEVERVERSING VEREIST . . . . . . . . . . . . 130
EVIC HOOFDMENU . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
WEERGAVE KOMPAS . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
GEMIDDELD BRANDSTOFVERBRUIK (L/100KM) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
BEREIK TOT LEGE TANK . . . . . . . . . . . . . . . 134
BANDENSPANNING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
VERSTREKEN TIJD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
DISPLAY UNITS IN (MAATEENHEDEN DISPLAY IN) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
SYSTEEMSTATUS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
115
Page 135 of 257

28. Controlelampje grootlichtDit lampje geeft aan dat het
grootlicht is ingeschakeld.
Trek de richtingaanwijzerhen-
del naar het stuurwiel om het dimlicht
in te schakelen.
29. Scherm elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)
Dit display toont de EVIC-berichten
wanneer de betreffende omstandighe-
den van kracht zijn. Raadpleeg het
hoofdstuk "Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC)" voor meer
informatie hierover.
30. Controlelampje mistachterlicht Dit lampje gaat branden wan-
neer de mistachterlichten zijn
ingeschakeld.
ELEKTRONISCH
VOERTUIGINFORMATIE-
CENTRUM (EVIC)
Het elektronische voertuiginformatie-
centrum (EVIC) heeft een interactief
scherm dat zich in de instrumenten-
groep bevindt. Het EVIC bestaat uit de volgende on-
derdelen:
Kompas (N, S, E, W, NE, NW, SE,
SW)
Average Fuel Economy (Gemiddeld brandstofverbruik)
Bereik tot lege tank
Bandenspanningscontrolesysteem
Elapsed Time (Verstreken tijd)
Display Units (maateenheden)
Systeemwaarschuwingen (portier open, enz.)
Persoonlijke instellingen (door de klant te programmeren functies)
Weergave buitentemperatuur (°F of °C) Weergave audiomodus – 12 vor-
keuzestations of cd-titel en
-nummer tijdens afspelen
Met dit systeem kan de bestuurder
informatie selecteren door op de vol-
gende knoppen op het stuur te druk-
ken:
Knop MENU Druk de knop MENU kort
in om alle functies van het
EVIC hoofdmenu weer te
geven. Wanneer de laatste
functie in het hoofdmenu is bereikt,
gaat het EVIC naar de eerste functie
in het hoofdmenu wanneer opnieuw
kort op de knop MENU wordt ge-
drukt. Druk kort op de knop MENU
om terug te keren naar het hoofd-
menu vanuit een submenu.
Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)
Stuurwielknoppen voor EVIC
128
Page 138 of 257

maal op de selectieknop te druk-
ken, worden zowel het gemiddeld
brandstofverbruik als de verstre-
ken tijd gereset. Indien gedurende
drie seconden niet op SELECT
wordt gedrukt, wordt vanuit RE-
SET ALL teruggekeerd naar RE-
SET en wordt alleen de geselec-
teerde functie gereset.
WEERGAVE KOMPAS
KompasknopDe weergegeven kompas-
richting geeft aan in welke
richting de auto staat. Druk
kort op de kompasknop om
een van de acht kompasrichtingen, de
buitentemperatuur en de audio-
informatie (als de radio aanstaat)
weer te geven, als het EVIC display
niet dit scherm al weergeeft. OPMERKING:
Bij het starten geeft het systeem de
laatst bekende buitentemperatuur
weer. Het systeem heeft mogelijk
meerdere minuten rijtijd nodig
voordat de werkelijke buitentem-
peratuur weergegeven wordt. De
temperatuur van de motor kan van
invloed zijn op de weergave van de
buitentemperatuur, daarom wordt
de weergegeven temperatuur niet
geüpdate wanneer het voertuig stil
staat.
Als de auto is uitgerust met het GPS-
systeem van de fabrikant (navigatie-
radio) dan geeft het navigatiesysteem
de kompasrichting en zijn de menu's
Kompasafwijking en Kompaskalibra-
tie niet beschikbaar. Het kompas
werkt nauwkeurig op basis van de
GPS-signalen in plaats van het aard-
magnetisch veld.Automatische kompaskalibratie
Dit kompas kalibreert zichzelf. Het
kompas hoeft niet met de hand te
worden gekalibreerd. Mogelijk geeft
het kompas onjuiste waarden weer
wanneer de auto nieuw is. In dat geval
geeft het EVIC de aanduiding CAL
knipperend weer totdat het kompas is
gekalibreerd. U kunt het kompas ka-
libreren door één of meerdere keren
360° rond te rijden (op een plaats
zonder grote metalen voorwerpen),
tot de aanduiding "CAL" in het EVIC
verdwijnt. Het kompas werkt dan
normaal.
OPMERKING:
Voor juiste ijking is een vlak weg-
dek en een omgeving zonder grote
metalen voorwerpen zoals gebou-
wen, bruggen, ondergrondse ka-
bels, spoorrails enz. vereist.
131
Page 141 of 257

GEMIDDELD
BRANDSTOFVERBRUIK
(L/100KM)
Geeft het gemiddelde brandstofver-
bruik sinds de laatste reset weer. Het
gemiddelde brandstofverbruik kan
worden gereset door de selectieknop
in te drukken en ingedrukt te houden
(zoals weergegeven in het EVIC dis-
play). Na het resetten worden de his-
torische gegevens gewist en wordt het
nieuwe gemiddelde berekend op basis
van het laatste gemiddelde brandstof-
verbruik van voor de reset.
BEREIK TOT LEGE TANK
Geeft de geschatte afstand weer die
nog kan worden afgelegd met de
brandstof die in de tank aanwezig is.
Deze geschatte afstand wordt bepaald
door een gewogen gemiddelde van het
huidige en gemiddelde brandstofver-
bruik in relatie tot het huidige brand-
stofpeil in de tank. Bereik tot lege
tank kan niet worden gereset.
OPMERKING:
Aanmerkelijke veranderingen in
de rijstijl of de belading van deauto zullen een groot effect hebben
op de afstand die de auto kan af-
leggen, ongeacht het weergegeven
bereik tot lege tank.
Wanneer het bereik tot lege tank min-
der is dan een rijafstand van 48 km,
verandert de tekst op het display in
"LOW FUEL” (laag brandstofpeil).
Dit bericht wordt continu getoond
totdat brandstoftank leeg is. De tekst
LOW FUEL (laag brandstofpeil) ver-
dwijnt en er verschijnt een nieuwe
waarde voor bereik tot lege tank na-
dat voldoende brandstof is getankt.
BANDENSPANNING
Druk kort op de knop MENU tot "Tire
BAR" (bandenspanning) wordt weer-
gegeven.
De informatie over de bandenspan-
ning wordt als volgt weergegeven:
Als de bandenspanning van alle
banden OK is, wordt TIRE en een
afbeelding van de auto met de
spanningswaarden in elke hoek van
de afbeelding weergegeven.
Als een of meer banden een lage
spanning hebben, verschijnen LOW
TIRE (bandenspanning laag) en een afbeelding met de spanningswaar-
den in elke hoek van de afbeelding.
Te lage bandenspanningswaarden
worden knipperend weergegeven.
Als het bandenspanningscontrole-
systeem onderhoud nodig heeft,
wordt "Check TPM System" weerge-
geven. De bandenspanningswaarden
("Tire BAR") dienen ter informatie
en kunnen niet worden gereset.VERSTREKEN TIJD
Toont de totale reistijd die is verstre-
ken sinds de laatste reset. De verstre-
ken tijd wordt aangepast wanneer de
contactschakelaar in de stand RUN of
START staat.
De verstreken tijd wordt als volgt
weergegeven:
uren:minuten:secondenDe verstreken tijd kan worden gereset
door de selectieknop in te drukken en
ingedrukt te houden (zoals weergege-
ven in het EVIC display). Tijdens het
resetten veranderen alle cijfers in nullen
en de tijd neemt weer toe zodra de
contactschakelaar in de stand RUN of
START wordt gezet.
134
Page 142 of 257

DISPLAY UNITS IN
(MAATEENHEDEN
DISPLAY IN)
De eenheden die worden gebruikt
voor de buitentemperatuur, het ge-
middelde brandstofverbruik, de ac-
tieradius en de bandenspanning wor-
den weergegeven. Druk de
selectieknop kort in om tussen de een-
heden "U.S." en "METRIC" te kie-
zen.
SYSTEEMSTATUS
Geeft SYSTEM OK weer als er geen
actieve waarschuwingsberichten zijn
opgeslagen. Drukken op de
OMLAAG-knop wanneer SYSTEM
OK wordt weergegeven heeft geen ge-
volgen. Geeft SYSTEM WARNINGS
PRESENT weer als er actieve waar-
schuwingsberichten zijn opgeslagen.
Als u op de OMLAAG-knop drukt
wanneer SYSTEM WARNINGS PRE-
SENT wordt weergegeven, worden
telkens de opgeslagen waarschu-
wingsberichten weergegeven. Druk
op de knop MENU en laat hem los om
naar het hoofdmenu terug te keren.PERSOONLIJKE
INSTELLINGEN (DOOR DE
KLANT TE
PROGRAMMEREN
FUNCTIES)
Met Persoonlijke instellingen kan de
bestuurder functies instellen en weer
oproepen wanneer de automatische
transmissie in de stand PARK staat.
Druk kort de knop MENU in tot “Per-
sonal Settings” (persoonlijke instel-
lingen) in het EVIC verschijnt.
Druk kort op de OMLAAG-knop om
de volgende te programmeren func-
ties weer te geven:
Taal
In dit display kunt u verschillende
talen voor alle terminologie, inclusief
die van de tripfuncties, instellen. Door
in dit display op de selectieknop te
drukken, kan Engels, Spaans, Frans,
Duits, Italiaans of Nederlands, afhan-
kelijk van de beschikbaarheid, wor-
den gekozen. Als u doorgaat, wordt de
informatie in de gekozen taal weerge-
geven.
Automatisch portieren
ontgrendelen bij uitstappen
Wanneer ON is geselecteerd en de
transmissie in de stand PARK of
NEUTRAAL staat, ontgrendelen alle
portiersloten wanneer het bestuur-
dersportier wordt geopend. Druk op
de selectieknop tot ON of OFF ver-
schijnt om uw keuze te maken.
RKE Unlock (Ontgrendelfunctie
afstandsbediening)
Als u "Driver Door 1st Press" (be-
stuurdersportier na één keer druk-
ken) selecteert, wordt alleen het be-
stuurdersportier ontgrendeld bij de
eerste druk op de ontgrendelknop op
de afstandsbediening. Als u Driver
Door 1st Press selecteert, moet u twee
keer op de ontgrendelknop van de
afstandsbediening drukken om de an-
dere portieren te ontgrendelen. Als u
"All Doors 1st Press" (alle portieren
na één keer drukken) selecteert, ont-
grendelen alle portieren bij de eerste
keer indrukken op de ontgrendelknop
op de afstandsbediening. Druk kort
op de selectieknop tot “Driver Door
1st Press” of “All Doors 1st Press”
verschijnt om uw keuze te maken.
135
Page 143 of 257

Flash Lamps with LOCK
(Verlichting knippert bij
vergrendelen)
Als u ON selecteert, knipperen de
richtingaanwijzers voor en achter
wanneer u de portieren vergrendelt of
ontgrendelt via de afstandsbediening.
Deze functie kan worden geselecteerd
met of zonder claxonsignaal bij ver-
grendelen. Druk op de selectieknop
tot ON of OFF verschijnt om uw keuze
te maken.
Headlamp Off Delay
(Uitschakelvertraging koplampen)
Als u deze functie selecteert, kunt u
kiezen of bij uitstappen de koplampen
nog 0, 30, 60 of 90 seconden blijven
branden. Druk op de selectieknop tot
0, 30, 60, of 90 verschijnt om uw
keuze te maken.
Headlamps with Wipers
(Koplampen aan bij inschakelen
ruitenwissers) (uitsluitend
beschikbaar in combinatie met
automatische koplampen)
Als ON is geselecteerd en de koplamp-
schakelaar in de stand AUTO staat,
gaan de koplampen ca. 10 seconden
nadat de ruitenwissers zijn ingescha-keld branden. Wanneer de koplam-
pen via deze functie zijn ingescha-
keld, gaan ze uit wanneer u de
ruitenwissers uitschakelt. Druk op de
selectieknop tot ON of OFF verschijnt
om uw keuze te maken.
OPMERKING:
Als overdag de koplampen worden
aangezet, wordt de verlichting van
het instrumentenpaneel gedimd.
(Raadpleeg "Verlichting" in "De
functies van uw voertuig" voor in-
formatie over het verhogen van de
intensiteit.)
Key-Off Power Delay (Stroom bij
contactschakelaar in stand OFF)
Wanneer deze functie is geselecteerd,
blijven de portierruitschakelaars, ra-
dio, Uconnect™ telefoon en de aan-
sluitcontacten actief gedurende
10 minuten nadat de contactschake-
laar in de stand LOCK is gezet. Door
het openen van een voorportier wordt
deze functie uitgeschakeld. Druk op
de selectieknop tot OFF, 45 sec.,
5 min. of 10 min. verschijnt om uw
keuze te maken.
Illumin. Approach (Verlichting bij
nadering)
Als deze functie is geselecteerd, gaan
de koplampen automatisch maximaal
90 seconden branden wanneer de por-
tieren worden ontgrendeld met de af-
standsbediening. Druk op de selec-
tieknop tot “OFF,” “30 sec,” “60 sec,”
of “90 sec” verschijnt om uw keuze te
maken.
Display Units In (Maateenheden
display in)
De eenheden van het EVIC en de ki-
lometerteller kunnen in Engelse en
metrische eenheden worden weerge-
geven. Druk kort op de selectieknop
tot "U.S." of "METRIC" verschijnt
om uw keuze te maken.
Kompasafwijking
Raadpleeg “Weergave kompas” voor
meer informatie.
Calibrate Compass (Kompas
kalibreren)
Raadpleeg “Weergave kompas” voor
meer informatie.
136
Page 181 of 257

Vier bewakingssensors banden-spanning
Drie triggermodules (aangebracht in drie van de vier wielkasten)
Verschillende berichten van het bandenspanningscontrolesysteem,
die verschijnen op het scherm van
het elektronische voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC)
Bandenspanningslampje
Waarschuwingen van het
bandenspanningscontrolesysteem
Als de spanning van één of
meer banden te laag is, gaat het
bandenspanningslampje in de
instrumentgroep branden en klinkt
het geluidssignaal. Verder geeft het
Elektronisch Voertuiginformatiecen-
trum (EVIC) een grafiek weer waarop
de bandenspanning van elke band
wordt afgebeeld en eventuele lage
bandenspanning knippert.
Als dit gebeurt, dient u direct te stop-
pen en de banden met te lage span-
ning (knipperend op het EVIC-
scherm) op de spanning te brengen
die in de bandenspanningstabel staat vermeld. Zodra het systeem de
nieuwe bandenspanningen heeft ont-
vangen, wordt het systeem automa-
tisch bijgewerkt, stopt het knipperen
van de te lage waarden in de grafiek
op het EVIC-scherm en gaat het ban-
denspanningslampje uit. Het is moge-
lijk dat u eerst ongeveer 20 minuten
met een snelheid hoger dan 24 km/u
moet rijden, voordat het bandenspan-
ningscontrolesysteem deze informatie
ontvangt.
Waarschuwing
bandenspanningscontrolesysteem
controleren
Wanneer een systeemstoring is gecon-
stateerd, klinkt er een geluidssignaal
en knippert het bandenspannings-
lampje gedurende 75 seconden en
blijft dit vervolgens continu branden.
Daarnaast wordt in het EVIC ten
minste vijf seconden lang het bericht
"CHECK TPM SYSTEM" (controleer
bandenspanningscontrolesysteem)
weergegeven. Daarna worden er
streepjes (- -) getoond in plaats van
bandenspanningswaarden om aan te
geven welke sensor niet meer werkt.
Als het contact wordt uitgeschakeld
en vervolgens weer ingeschakeld, zal
deze reeks worden herhaald wanneer
de systeemstoring zich nog steeds
voordoet. Als de storing in het systeem
is opgeheven, stopt het bandenspan-
ningslampje met knipperen, ver-
dwijnt het bericht "CHECK TPM
SYSTEM" van het EVIC-display en
verschijnt er een spanningwaarde in
plaats van de twee streepjes. Een sys-
teemstoring kan de volgende oorza-
ken hebben:
1. Storing door elektronische toestel-
len of als men langs installaties rijdt
die dezelfde radiofrequenties uitzen-
den als de bandenspanningssensoren.
2. Installatie van een bepaalde kleur
ramen die men later aanbrengt waar-
door de radiogolfsignalen worden
beïnvloed.
3. Veel sneeuw of ijs aan de wielen of
in de wielkasten.
4. Het gebruik van sneeuwkettingen.
5. Gebruik van wielen/banden die
niet zijn uitgerust met bandenspan-
ningssensoren.174