air conditioning Lancia Lybra 2003 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2003, Model line: Lybra, Model: Lancia Lybra 2003Pages: 283, PDF Size: 3.16 MB
Page 4 of 283
BESCHERMING VAN HET MILIEU
De bescherming van het milieu is het uitgangspunt geweest in alle fasen \
van de ontwikkeling en
productie van de Lybra. Het resultaat is zichtbaar in het gebruik van de materialen en de toepassing
van systemen om de schadelijke effecten te voorkomen of drastisch te bep\
erken.
De Lybra, uitgerust met systemen die bijdragen aan de bescherming van het milieu\
door beperking
van de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen, is klaar voor de start en\
voldoet aan de strengste inter-
nationale milieu-eisen.
GEBRUIK VAN MILIEUVRIENDELIJKE MATERIALEN
Geen enkel onderdeel van de auto bevat asbest. De vulling van de stoelen en de airconditioning
bevatten geen CFK’s (chloorfluorkoolwaterstoffen), het gas dat waarschijnlijk de oorzaak\
is van het
gat in de ozonlaag. De kleurstoffen en de corrosiewerende behandeling van de bouten en moeren zijn
niet schadelijk voor het milieu; ze bevatten dus geen lucht- en bodemver\
ontreinigend cadmium
en/of chroom.
Page 8 of 283
7
AccuCorrosieve vloeistof.
SYMBOLEN
Op of in de nabijheid van enkele on-
derdelen van uw Lybra zijn specifiek
gekleurde plaatjes aangebracht met
daarop symbolen die uw aandacht
vragen en die voorzorgsmaatregelen
aangeven die u in acht moet nemen
als u met het betreffende onderdeel te
maken krijgt.
Hierna volgen kort samengevat de
symbolen die vermeld staan op de
plaatjes die op uw Lybra zijn aange-
bracht met daarnaast het onderdeel
waarop het symbool betrekking heeft.
Bovendien zijn de symbolen naar
betekenis in groepen onderverdeeld:
gevaar, verbod, waarschuwing en ver-
plichting. SYMBOLEN DIE GEVAAR
AANDUIDEN
Accu
Ontploffingsgevaar.
VentilateurKan automatisch inscha -
kelen, ook bij stilstaande
motor.
Expansiereservoir
Draai de knop niet los als
de koelvloeistof nog heet
is.
Bobine
Hoge spanning.
Riemen en poeliesBewegende delen; niet
dichtbij komen met
lichaamsdelen of kledingstukken.
Slangen van de
airconditioning
Niet openen. Gas onder
hoge druk.
Page 13 of 283
WEGWIJS IN UW AUTO
Wij raden u aan dit hoofdstuk te lezen terwijl
u comfortabel in uw nieuwe Lybra zit. Zo kunt
u de in dit boekje beschreven delen direct
herkennen en alles proberen.
Op deze manier raakt u in korte tijd vertrouwd
met de bedieningsknoppen en de installaties waar-
mee uw Lybra is uitgerust. Wanneer u de motor
start en de weg op gaat, zult u nog veel meer
aardige eigenschappen van uw nieuwe auto ont-
dekken.
DASHBOARD .................................................. 13
START-/CONTACTSLOT ................................ 14
LANCIA CODE ............................................... 15
DIEFSTALALARM .......................................... 18
ZITPOSITIE INSTELLEN .............................. 26
VEILIGHEIDSGORDELS ............................... 32
KINDEREN VEILIG VERVOEREN ................ 35
GORDELSPANNERS....................................... 39
AIRBAGS VOOR EN SIDE-BAGS.................... 40
INSTRUMENTENPANEEL ............................. 45
INSTRUMENTEN ........................................... 46
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES 48 CHECK CONTROL ......................................... 54
ICS VAN LANCIA MET MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY ......................................................... 57
AUTORADIO................................................... 68
KLIMAATREGELING ..................................... 98
AIRCONDITIONING, AUTOMATISCH ........... 100
HULPVERWARMING ..................................... 110
HENDELS AAN HET STUUR......................... 111
BEDIENINGSKNOPPEN ................................. 114
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK 117
AUTOMATISCHE SNELHEIDSREGELAAR
(CRUISE CONTROL)...................................... 118
INTERIEURUITRUSTING .............................. 121
OPENDAK ...................................................... 127
PORTIEREN ................................................... 129
BAGAGERUIMTE ........................................... 133
MOTORKAP.................................................... 136
DOP VAN DE BRANDSTOFTANK .................. 138
INBOUWVOORBEREIDING MOBIELE
TELEFOON .................................................... 139
INBOUWVOORBEREIDING TELEPASS......... 139
IMPERIAAL/SKI-DRAGER ............................. 140
KOPLAMPEN AFSTELLEN ........................... 140
EOBD-SYSTEEM ............................................ 141
ABS ................................................................. 142
AUTORADIO................................................... 144
12
Page 14 of 283
13
DASHBOARD
De aanwezigheid en de opstelling van de instrumenten en de controlelampj\
es kunnen per uitvoering verschillen.
1) Luchtroosters voor lucht naar de zijruiten - 2) Uitstroomopeningen aan de zijkant - 3) Hoogteregelaar koplampen - 4) Instrumenten paneel -
5) Lichtsterkteregelaar instrumentenpaneel - 6)Multifunctioneel scherm van het ICS: autoradio, klokje, boordcomputer (\
Trip) en check
control - 7) Uitstroomopeningen in het midden - 8)Luchtrooster voor lucht naar de voorruit - 9) Airbag passagierszijde (indien aanwezig) -
10) Schakelaar voor uitschakelen van de airbag aan passagierszijde - 11)Dashboardkastje - 12) Beker-/blikjeshouder - 13)Schakelaar waar-
schuwingsknipperlichten - 14) Bedieningsorganen automatische airconditioning en schakelaar achterruitv\
erwarming - 15)Asbak en aan-
steker - 16) Schakelaar mistlampen voor en achter - 17) Pasjeshouder- 18) Bedieningshendel voor de ruitenwissers/sproeiers voor en
achter - 19) Start-/contactslot - 20)Claxon - 21) Bedieningshendel stuurwielverstelling - 22)Airbag bestuurderszijde - 23) Bedieningshendel
buiten ver lichting - 24) Opbergvakje/toegangsklepje zekeringenkastje - 25)Hendel voor ontgrendelen van de motorkap.
P4T0001fig. 1
Page 101 of 283
100
AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING: VERWARMING,
VENTILATIE EN AIRCONDITIONING
(indien aanwezig)
fig. 98
P4T0038
1- Display ingestelde interieurtem-
peratuur (bestuurderszijde).
2 - Draaiknop voor regeling van de
interieurtemperatuur (bestuurders -
zijde).
3 - Display ingestelde interieurtem-
peratuur (passagierszijde).
4 - Draaiknop voor regeling van de in-
terieurtemperatuur (passagiers zijde).
5 - Toetsen voor de instellingen van
de luchtverdeling.
6 - Toetsen voor het regelen van de
aanjagersnelheid.
7 - Ingestelde luchtverdeling.
8 - Ingestelde aanjagersnelheid.
9 - Buitentemperatuur (in graden
Celsius).
10 - Toets voor in-/uitschakeling
maximale ontdooiing/ontwaseming
voorruit, zijruiten voor, achterruit en
buitenspiegels.
11 - Toets voor in-/uitschakeling
achterruit- en spiegelverwarming.
Page 102 of 283
101
12- Toets voor handmatige in-/uit-
schakeling luchtrecirculatie.
13 - Toets voor uitschakeling airco-
compressor (indien aanwezig).
14 - Toets om de ingestelde tempe-
ratuur aan bestuurders- en passagiers -
zijde te synchroniseren.
15 - Keuzetoets automatische
werking van het systeem.
16 - Toets voor uitschakeling van
het systeem. GEBRUIK VAN DE
KLIMAATREGELING
Het systeem kan op verschillende
manieren worden ingeschakeld, maar
wij raden u aan te beginnen met het
indrukken van de knop AUTO en
vervolgens de gewenste temperatuur
op het scherm in te stellen.
Op deze manier begint het systeem
volledig automatisch te werken en
wordt de ingestelde temperatuur zo
snel mogelijk bereikt. Het systeem
handhaaft de ingestelde temperatuur
door regeling van de temperatuur, de
luchthoeveelheid en de luchtverdeling
in het interieur, en regelt de recircu-
latie en de inschakeling van de airco-
compressor (indien aanwezig).
Tijdens de volledig automatische
werking van het systeem zijn de enige
vereiste handmatige handelingen, het
eventuele inschakelen van de vol-
gende functies:
– MONO, om de ingestelde tempera-
tuur aan bestuurders- en passagiers -
zijde te synchroniseren –
ECON, voor uitschakeling airco-
compressor (indien aanwezig): onder
deze omstandigheden werkt het sys -
teem alleen als verwarming
– luchtrecirculatie, om de recirculatie
altijd in- of uitgeschakeld te houden
– Z voor een snellere ontwase-
ming/ontdooiing van de ruiten
– ( voor het ontwasemen/ontdooien
van de achterruit en de buiten spiegels.
Tijdens de volledig automatische
werking van het systeem kunt u op ie-
der moment de ingestelde temperatuur
wijzigen: het systeem zal automatisch
de eigen instellingen wijzigen en aan-
passen aan de nieuwe vereisten.
Het is bovendien mogelijk de aan -
jagersnelheid en de luchtverdeling te
wijzigen met de betreffende toetsen:op
deze manier schakelt het systeem over
van de automatische werking naar de
handmatige bediening, totdat u op -
nieuw de toets AUTO indrukt.
De airconditioning (in-
dien aanwezig) gebruikt
koelmiddel “R134a”. Bij
lekkage is dit middel niet schade-
lijk voor het milieu. Gebruik in
geen geval andere middelen, om-
dat anders de componenten van
het systeem beschadigd kunnen
worden.
Page 104 of 283
103
functie is ingeschakeld zijn alle hand-
matige instellingen toegestaan. Voor
het uitschakelen van de functie is het
voldoende om de op het display inge-
stelde temperatuur te verhogen tot
een waarde boven 18 °C.
Toetsen voor het regelen van de
aanjagersnelheid (6 - fig. 98)Als u respectievelijk de bovenste of
onderste toets indrukt, wordt de
aanjagersnelheid verhoogd of ver-
laagd en daarmee de hoeveelheid
lucht die in het interieur wordt inge-
voerd. Zo wordt de gewenste tempe-
ratuur gehandhaafd.
De aanjagersnelheid wordt weerge-
geven door de verlichte streepjes op
het display 8 . Als u meerdere keren
op de bovenste toets drukt, wordt de
maximale aanjagersnelheid inge-
schakeld (alle streepjes verlicht); als
u meerdere keren op de onderste toets
drukt, wordt de functie uitgeschakeld
(geen enkel streepje verlicht). BELANGRIJK
Op uitvoeringen met
airconditioning (indien aanwezig)
kan de aanjager alleen worden uitge-
schakeld als de aircocompressor al is
uitgeschakeld met toets ECON. Voor
het hervatten van de automatische
werking van de aanjager na een
handmatige instelling, moet toets
AUTO worden ingedrukt.
Toetsen voor de instellingen van
de luchtverdeling (5 - fig. 98) Als u op één van de toetsen 5drukt,
kunt u handmatig één van de 5
instellingen voor de luchtverdeling in
het interieur kiezen:
OLucht uit de uitstroomopeningen
in het midden en aan de zijkant van
het dashboard en uit de uit stroom -
opening achter.
MLucht uit de luchtroosters van de
beenruimten (warmere lucht), de
uitstroomopeningen in het midden en
aan de zijkant van het dashboard en
uit de uitstroomopening achter
(koelere lucht). Deze luchtverdeling is bijzonder
nuttig in de gematigde seizoenen
(voor- en najaar) als de zon schijnt.
NLucht uit de luchtroosters van
de verschillende beenruimten voor
en achter.
Met deze luchtverdeling kan, door-
dat warme lucht stijgt, het interieur
op de snelste manier worden
verwarmd waarbij bovendien de
koudste delen van het lichaam snel
warm aanvoelen.
QLucht uit de luchtroosters van de
beenruimten en de luchtroosters voor
de ontdooiing en ontwaseming van de
voorruit en de zijruiten voor.
Deze luchtverdeling zorgt voor een
goede verwarming van het interieur
en voorkomt het eventuele beslaan
van de ruiten.
üLucht uit de luchtroosters voor
de ontdooiing en ontwaseming van de
voorruit en de zijruiten voor.
Page 108 of 283
107
Toets OFF (uitschakeling van het
systeem) (16 - fig. 98)Druk op toets OFF om de aircondi-
tioning uit te schakelen. Het lampje
op de toets gaat branden.
Als de airconditioning is uitge-
schakeld:
– zijn de lampjes op de recirculatie-
toetsen ECONen AUTO gedoofd
– zijn de schermen van de ingestelde
temperaturen donker
– is het middelste scherm donker,
behalve als de buitentemperatuur
wordt aangegeven
– is de recirculatie ingeschakeld,
waarbij geen lucht van buiten bin-
nenkomt
– is de aircocompressor (indien
aanwezig) uitgeschakeld
– is de aanjager uitgeschakeld.
Ook bij uitgeschakeld systeem kan
de achterruitverwarming op de nor-
male manier worden in- of uitge-
schakeld. BELANGRIJK
Als de airconditio-
ning is uitgeschakeld, kunnen de rui-
ten bij bijzondere omstandigheden
snel beslaan.
De regeleenheid van de klimaat -
regeling slaat de instellingen van het
sys teem in het geheugen op voordat
het systeem wordt uitgeschakeld. Als
u vervolgens op een willekeurige toets
drukt (behalve de toets van de achter -
ruitverwarming) worden de functies
weer hersteld. Als de functie van de
ingedrukte toets niet was inge-
schakeld voor de uitschakeling, dan
wordt deze functie ook geactiveerd;
als deze daarentegen was inge-
schakeld, blijft de functie gehand -
haafd.
Als u de klimaatregeling opnieuw
wilt inschakelen met dezelfde instel-
lingen als voor het uitschakelen van
het systeem, druk dan nogmaals op
toets OFF.
Als u de volledig automatische
werking van het systeem weer wilt in-
schakelen, druk dan op toets AUTO.AKOESTISCH
WAARSCHUWINGSSYSTEEM
VOOR GLADHEID
De klimaatregeling is uitgerust met
een akoestisch waarschuwingssys -
teem. Als de buitentemperatuur daalt
tot 3 °C of lager, zendt het systeem
drie waarschuwingssignalen uit om de
bestuurder te waarschuwen voor
eventuele gladheid.
Het akoestische waarschuwingssys -
teem treedt maar één keer in werking,
behalve als de buitentemperatuur
boven de 7 °C komt, waarna na on-
geveer 15 minuten het systeem weer
in werking kan treden. Als in dat ge-
val de buitentemperatuur opnieuw
daalt tot 3 °C of lager, wordt de
akoes tische waarschuwingscyclus her -
haald.
Page 159 of 283
158
Hierna volgen enkele nuttige tips,
waardoor de kosten van de auto zo
laag mogelijk blijven en de uitstoot
van schadelijke uitlaatgassen zoveel
mogelijk beperkt wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Doelmatig onderhoud is een beslis-
sende factor voor een lange levens -
duur, de beste prestaties en een zo
zuinig mogelijk gebruik van de auto.
Laat daarom de bougies, de vloeistof-
niveaus, de lucht-/brandstoffilters, de
inspuitventielen, enz, regelmatig con-
troleren en eventueel afstellen, zoals
in het onderhoudsschema is aangege-
ven. Banden
Controleer regelmatig, ten minste
één keer per maand, de spanning van
de banden. Als de spanning te laag is,
wordt de weerstand groter en neemt
het verbruik toe. Bovendien slijten
hierdoor de banden sneller en ver -
slechtert de wegligging van de auto,
waardoor de veiligheid in gevaar kan
worden gebracht.
Overbodige bagage
Rijd niet met een te zwaar beladen
bagageruimte. Het gewicht van de
auto (vooral in stadsverkeer) en de
wieluitlijning hebben grote invloed op
het brandstofverbruik en de stabili-
teit. Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of skidrager
als u deze niet meer gebruikt. Ze ver-
minderen de aërodynamica van de
auto, waardoor het brandstofverbruik
toeneemt. Gebruik voor het vervoer
van volumineuze voorwerpen bij
voorkeur een aanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik de elektrische installaties al-
leen als u ze nodig hebt. De achter-
ruitverwarming, de verstralers, de
ruitenwissers en de aanjager van het
ventilatie-/verwarmingssysteem vra-
gen veel stroom, waardoor het brand-
stofverbruik toeneemt (tot aan 25%
in stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel
energie, waardoor de motor zwaar
wordt belast en het brandstofverbruik
sterk toeneemt (met gemiddeld 20%).
Gebruik wanneer de buitentempera-
tuur het toelaat bij voorkeur de func-
ties van het ventilatiesysteem.
KOSTENBESPARING EN BESCHERMING
VAN HET MILIEU
LYBRA 146÷165 NL:LYBRA 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 158
Page 193 of 283
192
INTERIEURVERLICHTINGZEKERING AMPÈRAGE PLAATS
Schakelaarverlichting op achterportieren 1 10 fig. 53
Verlichting bedieningsknoppen op middenconsole 1 10 fig. 53
Symboolverlichting op schakelaars 1 10 fig. 53
Verlichting handgrepen achterportieren 1 10 fig. 53
Verlichting dasboard en airconditioning 7 10 fig. 52
Controlelampje grootlicht 2 10 fig. 52
SYSTEEM/COMPONENT EN GEBRUIKERS ZEKERING AMPÈRAGE PLAATS
ABS 2 10fig. 53
ABS (regeleenheid) 13 10fig. 52
Aansteker 9 20 fig. 52
Aansteker (toestemming relais) 10 7,5 fig. 53
Airbag 3 10 fig. 53
Voeding diagnosestekker 12 10 fig. 52
Voeding elektronisch inspuitsysteem
(uitvoeringen 1.8-1.9 jtd- 2.4 jtd) 2 7,5 fig. 57
Voeding elektronisch inspuitsysteem 1 15 fig. 57
Voeding elektronisch inspuitsysteem
(uitvoering 2.0) 2 15 fig. 57
Diefstalalarm 1 10 fig. 53
Diefstalalarm (regeleenheid en ontvanger afstandsbediening) 12 10 fig. 52
Elektrische ruitbediening voor 6 25 fig. 53
Elektrische ruitbediening achter 8 25 fig. 53
Elektrische ruitbediening achter (regeleenheid) 1 10 fig. 53
Autoradio 3 20 fig. 52
1 10 fig. 53