air conditioning Lancia Musa 2009 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2009, Model line: Musa, Model: Lancia Musa 2009Pages: 218, PDF Size: 7 MB
Page 4 of 218
GEBRUIK VAN MILIEUVRIENDELIJKE MATERIALEN
Geen enkel onderdeel van de LANCIA Musa bevat asbest. De vulling van de stoelen en de airconditioning bevatten geen
CFK’s (chloorfluorkoolwaterstoffen), het gas dat waarschijnlijk de oorzaak is van het gat in de ozonlaag. De
kleurstoffen en de corrosiewerende behandeling van de bouten en moeren zijn niet schadelijk voor het milieu; ze
bevatten geen lucht- en bodemverontreinigend cadmium meer.
EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN (benzinemotoren)
Driewegkatalysator
Het uitlaatsysteem is voorzien van een katalysator, die bestaat uit edelmetaallegeringen. De katalysator bevindt zich in
een roestvast stalen houder, die bestand is tegen hoge bedrijfstemperaturen.
De katalysator zet onverbrande koolwaterstoffen, koolmonoxide en stikstofoxiden in het uitlaatgas om (ook al zijn deze
dankzij het elektronische motormanagementsysteem, slechts in kleine hoeveelheden aanwezig) in niet schadelijke
stoffen.
Omdat tijdens de werking de katalysator zeer warm wordt, verdient het aanbeveling niet te parkeren boven brandbare
materialen (papier, brandstof, gras, droge bladeren enz.).
Lambdasondes
De lambdasondes meten de hoeveelheid zuurstof in het uitlaatgas. De door de lambdasondes verzonden signalen
worden door de regeleenheid van het motormanagementsysteem gebruikt om het lucht/brandstofmengsel te regelen.
Benzinedamp-opvangsysteem
Het is onmogelijk, ook bij stilstaande motor, benzinedampen te voorkomen. Daarom “vangt” dit systeem de dampen in
een speciaal actieve-koolfilter.
Als de motor draait, dan worden deze dampen afgezogen en verbrand in de motor.
Page 9 of 218
8
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
L0D0374m
1.Luchtroosters aan zijkant - 2.Linker hendel - 3.Dashboardkastje linksboven - 4.Rechter hendel - 5.Luchtroosters
in het midden - 6.Instrumentenpaneel - 7.Dashboardkastje rechtsboven - 8.Opbergvak - 9.Airbag passagierszijde -
10.Bedieningsknoppen verwarming/ventilatie/airconditioning - 11.Drukknoppen - 12.Autoradio (indien aanwezig) -
13.Start-/contactslot - 14.Airbag bestuurderszijde - 15.Cruise-control (indien aanwezig).
DASHBOARD
De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsorganen, de instrumenten en de controle-/waarschuwingslampjes kunnen
per uitvoering verschillen. De middenconsole boven en onder biedt, afhankelijk van de wensen van de cliënt, meerdere
oplossingen: zie volgende afbeeldingen.
fig. 1
Page 10 of 218
9
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Middenconsole boven:
❒met vast opbergvak A-fig. 2en
uitneembaar vak (DIN) B-fig. 2
voor het installeren van de auto-
radio;
❒met autoradio (optional) fig. 3.
❒met Connect Nav+ fig. 4.
Middenconsole onder:
❒met handbediende airconditioning
B-fig. 5;
❒met automatische airconditioning
met gescheiden regeling C-fig. 6.
fig. 2L0D0231m
fig. 3L0D0232m
fig. 4L0D0359m
fig. 5L0D0234m
fig. 6L0D0235m
Page 51 of 218
50
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Beslaan van de ruiten
voorkomen
Als het buiten extreem vochtig is en/of
bij regen en/of bij grote verschillen in
interieur- en buitentemperatuur, ra-
den wij u de volgende procedure aan
om het beslaan van de ruiten te voor-
komen:
❒schakel de luchtrecirculatie uit
door de knop F-fig. 61in stand
Úte zetten;
❒draai de knop Bin het rode ge-
bied;
❒draai de knop Aop stand 2;
❒draai de knop Ein stand
-of
stand ƒals de ruiten niet besla-
gen zijn.
BELANGRIJK De airconditioning is
zeer bruikbaar om het beslaan van de
ruiten te voorkomen: het is daarom
voldoende om de bedieningsknoppen
op ontwasemen te zetten zoals hier-
voor beschreven is en de airconditio-
ning in te schakelen door de knop D
in te drukken. SNELLE ONTWASEMING/
ONTDOOIING VAN DE RUITEN
VOOR
(VOORRUIT EN ZIJRUITEN)
Ga als volgt te werk:
❒draai de knop Bin het rode ge-
bied;
❒draai de knop Aop stand 4
-;
❒draai de knop Eop stand
-;
❒schakel de luchtrecirculatie uit
door de knop Fin stand
Úte
zetten.
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan
een stand gekozen worden waarbij het
comfort optimaal blijft. SNELLE VERWARMING
Ga als volgt te werk:
❒sluit alle luchtroosters op het dash-
board;
❒draai de knop B-fig. 61in het
rode gebied;
❒draai de knop Aop stand 4
-;
❒draai de knop Eop stand ≈.
Page 52 of 218
51
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
ONTWASEMING/
ONTDOOIING ACHTERRUIT EN
BUITENSPIEGELS (indien
aanwezig)
Druk op de knop C-fig. 61om deze
functie in te schakelen: het lampje op
de knop gaat branden als deze func-
tie wordt ingeschakeld.
De functie is tijdgeschakeld en wordt
na een bepaalde tijd automatisch uit-
geschakeld. U kunt de verwarming
eerder uitschakelen door nogmaals de
knop Cin te drukken.
BELANGRIJK Plak geen stickers of
andere plaatjes op de elektrische
weerstandsdraden aan de binnenzijde
van de achterruit, om beschadiging
van de achterruitverwarming te voor-
komen.Regeling van de koeling
Ga als volgt te werk:
❒schakel de luchtrecirculatie uit
door de knop F-fig. 61in stand
Úte zetten;
❒draai de knop Bnaar rechts voor
verhoging van de temperatuur;
❒draai de knop Anaar links voor
verlaging van de aanjagersnelheid.
ONDERHOUD VAN HET
SYSTEEM
Schakel in de winter de airconditio-
ning 1 keer per maand gedurende 10
minuten in. Laat voor het zomersei-
zoen de werking van de airconditio-
ning door de Lancia-dealer controle-
ren. AIRCONDITIONING
(koeling en ontvochtiging)
Ga als volgt te werk:
❒draai de knop B-fig. 61in het
blauwe gebied om de temperatuur
in te stellen;
❒draai de knop Aop de gewenste
snelheid;
❒zet de knop Eop stand
«;
❒zet de knop Fop stand
….
❒druk op de knop D
(het lampje op de knop gaat bran-
den).
Page 53 of 218
52
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
De luchttemperatuur in het interi-
eur wordt altijd automatisch geregeld
op basis van de ingestelde temperatu-
ren op de displays van de bestuurder
en de passagier voor (behalve als het
systeem is uitgeschakeld of in enkele
omstandigheden als de compressor is
uitgeschakeld).
De volgende parameters en functies
kunnen handmatig worden ingesteld
en gewijzigd:
❒temperatuur bestuurderszijde/
passagierszijde voor;
❒aanjagersnelheid
(traploze regeling);
❒luchtverdeling in vijf standen
(bestuurder/passagier voor);
❒inschakelen van de compressor;
❒niet gescheiden/gescheiden
regeling;
❒snelle ontwaseming/ontdooiing;
❒luchtrecirculatie;
❒achterruitverwarming;
❒uitschakelen van het systeem. ❒inschakelen van de compressor
(voor koeling/ontvochtiging van
de lucht);
❒luchtrecirculatie.
Deze functies kunnen handmatig wor-
den gewijzigd, d.w.z. dat u het sys-
teem kunt regelen door naar wens een
of meer functies te selecteren en te
wijzigen. Op deze manier worden de
functies die handmatig zijn gewijzigd
niet langer automatisch door het sys-
teem geregeld. Het systeem grijpt al-
leen in om veiligheidsredenen (bijv.
kans op beslaan).
De handmatige instellingen hebben
voorrang boven de automatische in-
stellingen en blijven in het geheugen
opgeslagen totdat de gebruiker de re-
geling weer overlaat aan de automa-
tische werking, behalve in de gevallen
dat het systeem om veiligheidsrede-
nen ingrijpt.
Als handmatig een functie wordt in-
gesteld, blijven de andere functies
echter automatisch geregeld.
De luchtopbrengst in het interieur is
onafhankelijk van de snelheid van de
auto, omdat de luchtopbrengst elek-
tronisch geregeld wordt door de aan-
jager.KLIMAATREGELING,
AUTOMATISCH
MET GESCHEIDEN
REGELING
(indien aanwezig)
ALGEMENE INFORMATIE
De automatische airconditioning met
gescheiden regeling regelt de tempe-
ratuur en de luchtverdeling in het in-
terieur in twee zones: bestuurders- en
passagierszijde. De temperatuurrege-
ling is gebaseerd op “gevoelstempera-
tuur”: d.w.z. dat het systeem continu
werkt om het comfort in het interieur
constant te houden en eventuele ver-
schillen in de weersomstandigheden
buiten te compenseren, ook zonne-
straling (gesignaleerd door een zon-
nestralingssensor).
De automatisch gecontroleerde para-
meters en functies zijn:
❒luchttemperatuur naar de uit-
stroomopeningen aan bestuur-
derszijde/passagierszijde voor;
❒luchtverdeling naar de uitstroom-
openingen aan bestuurders-
zijde/passagierszijde voor;
❒aanjagersnelheid (traploze regeling
van de luchtstroom);
Page 54 of 218
53
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
BEDIENINGSKNOPPEN
A:drukknop voor inschakelen func-
tie MONO
(gelijkstellen ingestelde tempera-
turen)
B:drukknop voor in- en uitschakelen
aircocompressor
C:drukknop voor in- en uitschakelen
luchtrecirculatie
D:display met informatie over
klimaatregeling
L:verhogen/verlagen aanjagersnel-
heid
M:drukknoppen voor instellen lucht-
verdeling aan bestuurderszijde
N:drukknop voor inschakelen func-
tie AUTO(automatische werking)
en draaiknop voor instellen tem-
peratuur aan bestuurderszijde E:drukknop voor uitschakelen air-
conditioning
F:drukknop voor inschakelen func-
tie MAX-DEF(snelle ontdooi-
ing/ontwaseming voorruit en zij-
ruiten voor)
G:drukknop voor in-/uitschakelen
achterruitverwarming
H:drukknop voor inschakelen func-
tie AUTO(automatische werking)
en draaiknop voor instellen tem-
peratuur aan passagierszijde
I:drukknoppen voor instellen lucht-
verdeling aan passagierszijde
fig. 62L0D0065m
Page 55 of 218
54
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Tijdens de volledig automatische wer-
king van het systeem kunt u op ieder
moment de ingestelde temperaturen,
de luchtverdeling en de aanjagersnel-
heid met de betreffende knoppen wij-
zigen: het systeem zal automatisch de
eigen instellingen wijzigen en aanpas-
sen aan de nieuwe instellingen.
Als tijdens de volledige automatische
werking FULL AUTOde luchtverde-
ling en/of de luchtopbrengst gewijzigd
worden en/of de inschakeling van de
compressor en/of de recirculatie, dan
verdwijnt het opschrift FULL. Op
deze manier worden de functies niet
langer automatisch geregeld maar
moeten met de hand worden bediend,
totdat u opnieuw de knop AUTOin-
drukt. De aanjagersnelheid is voor alle
zones in het interieur gelijk.
Als een of meer functies handmatig
zijn ingeschakeld, dan blijft de rege-
ling van de luchttemperatuur auto-
matisch plaatsvinden, behalve als de
compressor is uitgeschakeld: als de
compressor is uitgeschakeld, dan kan
er geen lucht in het interieur worden
gevoerd waarvan de temperatuur la-
ger is dan de buitentemperatuur. Tijdens de volledig automatische wer-
king van het systeem, moeten alleen
de volgende functies eventueel hand-
matig worden ingeschakeld:
❒MONO, om de ingestelde tempe-
ratuur en de luchtverdeling aan
bestuurders- en passagierszijde
voor gelijk te stellen;
❒
…, luchtrecirculatie, om de re-
circulatie altijd in- of uitgescha-
keld te houden;
❒
-, voor een snelle ontwase-
ming/ontdooiing van de ruiten
voor, de achterruit en de buiten-
spiegels;
❒
(, voor het ontwasemen/ont-
dooien van de achterruit en de
buitenspiegels. GEBRUIK VAN
AIRCONDITIONING
Het systeem kan op verschillende ma-
nieren worden ingeschakeld, maar wij
raden u aan te beginnen met het in-
drukken van een van de knoppen
AUTOen vervolgens de draaiknoppen
te draaien om op het display de ge-
wenste temperaturen in te stellen.
Omdat het systeem het klimaat in twee
zones in het interieur regelt, kunnen de
bestuurder en de passagier voor ver-
schillende temperatuurwaarden instel-
len. Het maximaal toegestane verschil
is 7 °C.
Op deze wijze begint het systeem ge-
heel automatisch te werken, zodat zo
snel mogelijk de ingestelde tempera-
turen worden bereikt. Het systeem re-
gelt de temperatuur, de luchthoeveel-
heid en de luchtverdeling in het inte-
rieur, de recirculatiefunctie en het in-
schakelen van de aircocompressor.
Page 119 of 218
118
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
BRANDSTOF-
BESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips,
waardoor het brandstofverbruik zo
laag mogelijk blijft en de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen zoveel mo-
gelijk beperkt wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de
auto door de controles en registraties
die in het “Onderhoudsschema” staan
vermeld, te laten uitvoeren.
Banden
Controleer regelmatig, ten minste een
keer per maand, de spanning van de
banden: als de spanning te laag is,
wordt de weerstand groter en neemt
het verbruik toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een overbeladen baga-
geruimte. Het gewicht van de auto
(vooral in stadsverkeer) en de wieluit-
lijning hebben grote invloed op het
brandstofverbruik en de stabiliteit.Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of skidrager
als u deze niet meer gebruikt. Ze ver-
minderen de aerodynamica van de
auto, waardoor het brandstofverbruik
toeneemt. Gebruik voor het vervoer
van volumineuze voorwerpen bij
voorkeur een aanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik de elektrische installaties al-
leen als u ze nodig hebt. De achter-
ruitverwarming, extra koplampen, de
ruitenwissers en de aanjager van het
ventilatie-/verwarmingssysteem vra-
gen veel stroom, waardoor het brand-
stofverbruik toeneemt (tot aan 25%
in stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel
energie, waardoor het brandstofver-
bruik sterk toeneemt (tot gemiddeld
20%): gebruik wanneer de buiten-
temperatuur het toelaat, bij voorkeur
de functies van het ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde
aerodynamische accessoires kan de
aerodynamica negatief beïnvloeden,
waardoor het brandstofverbruik zal
toenemen.RIJSTIJL
Starten
Laat de motor niet warmdraaien bij
een stilstaande auto, niet met stationair
en ook niet met een hoog toerental: on-
der deze omstandigheden warmt de
motor veel langzamer op, terwijl het
verbruik en de schadelijke uitlaatgas-
emissie toenemen. Het is beter om rus-
tig weg te rijden en geen hoge toeren-
tallen te gebruiken: op deze manier
warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stil-
staat voor een stoplicht of voordat u
de motor afzet. Deze handeling heeft
evenals het overschakelen met tussen-
gas, geen enkel nut. Het kost brand-
stof en verhoogt de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het
toelaten de hoogste versnelling. Het
inschakelen van een lage versnelling
voor een snelle acceleratie verhoogt
het brandstofverbruik.
Bij het oneigenlijke gebruik van een
hoge versnelling neemt het verbruik
en de schadelijke uitlaatgasemissie
toe. Bovendien slijt de motor hierdoor
sneller.
Page 205 of 218
204
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
BRANDSTOFVERBRUIK
Het brandstofverbruik dat in de volgende tabel is opgenomen, is gemeten volgens een vastgestelde testmethode die in
EU-normen is vastgelegd.
Het brandstofverbruik is gemeten volgens onderstaande procedure:
❒een stadsrit: opgebouwd uit een koude start gevolgd door een gesimuleerde, normale testrit in stadsverkeer;
❒een rit buiten de stad: waarbij veelvuldig wordt geaccelereerd in alle versnellingen en waarmee een normaal gebruik
van de auto buiten de stad wordt gesimuleerd. De snelheid varieert tussen de 0 en 120 km/h;
❒gecombineerd: hierbij telt de waarde van de stadsrit mee voor 37% en de waarde van de testrit buiten de stad voor
63%.
BELANGRIJK Het soort wegdek, verkeerssituatie, atmosferische omstandigheden, rijstijl, algemene conditie van de
auto, uitrustingsniveau, gebruik van de airconditioning, lading van de auto, imperiaal op het dak en andere situaties
die de aërodynamica kunnen beïnvloeden, leveren een ander brandstofverbruik op dan hier vermeld.
Brandstofverbruik volgens EU-normen 1999/100 (liter x 100 km) Stadsverkeer Buitenweg Gecombineerd
1.48V (▲)7,9 5,2 6,2
1.416V (5 versnellingen) 8,5 5,5 6,6
1.416V (6 versnellingen) 8,7 5,4 6,6
1.3 Multijet 70pk 6,2 4,5 5,1
1.3 Multijet 90pk 6,0 4,0 4,7
1.9 Multijet 6,5 4,4 5,2
(
▲) Motoruitvoering alleen voor bepaalde uitvoeringen/markten