dashboard Lancia Phedra 2003 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2003, Model line: Phedra, Model: Lancia Phedra 2003Pages: 246, PDF Size: 4.26 MB
Page 16 of 246

12
LANCIA CODE
Voor een nog betere bescherming
tegen diefstal is de auto uitgerust
met een elektronische startblokke-
ring (Lancia CODE). Het systeem
schakelt automatisch in als de start-
/contactsleutel wordt uitgenomen.
In de handgreep van de sleutels zit
een elektronisch component gemon-
teerd dat bij het starten van de
motor een signaal ontvangt via een
speciale antenne die in het start-
/contactslot is ingebouwd. Dit sig-
naal wordt omgezet in een gecodeerd
signaal en vervolgens aan de rege-
leenheid van de Lancia-CODE
gezonden, die, als de code wordt
herkend, het starten van de motor
mogelijk maakt.DE SLEUTELS (fig. 1)
Bij de auto worden geleverd:
– twee sleutels Aals de auto is uit-
gerust met centrale portiervergren-
deling met afstandsbediening en
diefstalalarm.
– twee sleutels Bals de auto is uit-
gerust met centrale portiervergren-
deling met afstandsbediening, dief-
stalalarm en elektrisch bedienbare
zijschuifdeuren.De sleutels dienen voor:
– het start-/contactslot
– het portierslot aan bestuurders-
en passagierszijde
– de afstandsbediening van de cen-
trale portiervergrendeling
– het diefstalalarm (indien aanwe-
zig)
– de uitschakeling van de airbag
aan passagierszijde
– het slot van de tankdop
– het slot van het dashboardkastje.
WEGWIJS IN UW AUTO
fig. 1
L0B0001b
Page 21 of 246

17
WERKING
Iedere keer als u de contactsleutel
in stand Szet, schakelt de Lancia
CODE de functies van de elektroni-
sche regeleenheid van de motor uit.
Als u bij het starten van de motor
de sleutel in stand Mdraait, dan
stuurt de regeleenheid van de
Lancia-CODE een code naar de
regeleenheid van de motor die, als de
code wordt herkend, de blokkering
van de functies opheft. De geheime
en steeds wisselende code wordt
alleen verzonden als de regeleenheid
van het systeem de code heeft her-
kend via een in het start-/contactslot
ingebouwde antenne.
Als de code niet herkend wordt,
raden wij u aan de sleutel in stand S
en vervolgens opnieuw in stand Mte
draaien; als de motor geblokkeerd
blijft, probeer het dan opnieuw met
de andere geleverde sleutels.
Wendt u, als de motor nog niet
aanslaat, tot de Lancia-dealer.
BELANGRIJKElke sleutel heeft
een eigen code die verschillend is
van alle andere codes, en die moet
worden opgeslagen in de regeleen-
heid van het systeem. Voor hetopslaan van nieuwe sleutels moet u
zich tot de Lancia-dealerwenden.
Hierbij moeten alle in uw bezit zijn-
de sleutels, de CODE-card, een iden-
titeitsbewijs en het kentekenbewijs
worden meegenomen.DIEFSTALALARM
De auto is uitgerust met een dief-
stalalarm met omtrekbeveiliging
(buiten) en volumetrische beveili-
ging (binnen). Druk voor inschake-
ling op knopje A(fig. 7) van de
sleutel met ingebouwde afstands-
bediening.
Het systeem is ingeschakeld als
de richtingaanwijzers gaan knip-
peren en vervolgens lampje A(fig.
8) op het dashboard gaat knipperen.
Het diefstalalarm wordt niet
ingeschakeld als de portieren met
de sleutel worden vergrendeld.
Als tijdens het opslaan
van een nieuwe sleutelco-
de de reeds opgeslagen
sleutelcodes niet opnieuw wor-
den ingevoerd, worden ze uit het
geheugen gewist, zodat eventueel
verloren of gestolen sleutels niet
meer gebruikt kunnen worden
voor het starten van de motor.
fig. 7
L0B0217b
Page 22 of 246

18
Wanneer gaat het alarm af
Het alarm treedt in werking en de
richtingaanwijzers knipperen onge-
veer 30 seconden als:
– één van de portieren, de motor-
kap of de achterklep wordt geopend;
– er iets in het interieur beweegt
(laat de ruiten niet open staan en
laat geen dieren in het interieur als
het diefstalalarm is ingeschakeld);
– geprobeerd wordt het diefstala-
larm uit te schakelen zonder de
afstandsbediening te gebruiken.Diefstalalarm uitschakelen
Het systeem schakelt uit als u
knopje B(fig. 7) op de afstandsbe-
diening indrukt.
De richtingaanwijzers knipperen
enkele seconden snel.
Als het diefstalalarm geactiveerd is
geweest, dan knippert lampje A(fig.
8) snel. Draai om het knipperen te
beëindigen, de start-/contactsleutel
in stand M.Volumetrische beveiliging uit-
schakelen
Voordat het diefstalalarm wordt
ingeschakeld, moet u knopje A(fig.
9) indrukken (dit knopje is bereik-
baar bij geopend portier); lampje A
(fig. 8) op het dashboard gaat bran-
den.
Op deze manier werkt bij inschake-
ling van het diefstalalarm alleen de
omtrekbeveiliging (buiten).
Als knopje A(fig. 9) nogmaals
wordt ingedrukt, werkt het systeem
normaal met omtrek- en volumetri-
sche beveiliging.
fig. 8
L0B0003b
fig. 9
L0B0218b
Page 48 of 246

44
4)Voorkom dat vocht in de oprol-
automaat komt: de werking van de
oprolautomaten is alleen gegaran-
deerd, als ze niet nat zijn geweest.
5)Vervang de gordels bij tekenen
van slijtage of beschadigingen.KINDEREN VEILIG VERVOEREN
In dit geval moet u er absoluut
zeker van zijn dat de airbag is
uitgeschakeld (het waarschu-
wingslampje ïop het instru-
mentenpaneel moet branden) (zie
in de paragraaf “Airbags voor en
zij-airbags” het punt “Airbag
voor aan passagierszijde”).
Bovendien moet de stoel zo ver
mogelijk naar achteren zijn
geschoven om te voorkomen dat
het kinderzitje eventueel in aan-
raking komt met het dashboard.ZEER GEVAAR-
LIJK: Monteer
absoluut geen kin-
derzitje achterstevoren op de passa-
giersstoel voor als de airbag aan pas-
sagierszijde voor is ingeschakeld. Als
bij een ongeval de airbag in werking
treedt (opblaast), kan dit ernstig let-
sel en zelfs de dood tot gevolg heb-
ben. Wij raden u aan kinderen altijd
op de zitplaatsen achter van de twee-
de rij te vervoeren, omdat die plaat-
sen bij een ongeval de meeste
bescherming bieden, zoals op de
plaatjes op de stoelen fig. 59 is weer-
gegeven. Monteer dus absoluut geen
kinderzitje op de passagiersstoel
voor bij een auto die is voorzien van
een airbag aan passagierszijde. Als
bij een ongeval de airbag in werking
treedt (opblaast), kan dit ernstig let-
sel en zelfs de dood tot gevolg heb-
ben, onafhankelijk van de zwaarte
van het ongeluk. Als het absoluut
noodzakelijk is, kunnen kinderen op
de passagiersstoel voor worden ver-
voerd bij auto’s die zijn uitgerust met
een uitschakelbare airbag aan pas-
sagierszijde.AIRBAG
fig. 59
L0B0288b
Page 57 of 246

53
DASHBOARD (fig. 69)
1)Uitstroomopeningen zijkant
2)Linker hendel: bediening buitenverlichting
3)Claxon
4)Instrumentenpaneel: display kilometerteller en
controle-/waarschuwingslampjes
5)Rechter hendel: bediening ruitenwissers, achter-
ruitwisser en tripcomputer
6)Versnellingspook
7)Uitstroomopeningen zijkant
8)Snelheidsmeter
9)Display CONNECT Nav+ telematica-infosysteem
10)Toerenteller
11)Digitaal display: brandstofmeter met waarschu-
wingslampje brandstofreserve en koelvloeistoftem-
peratuurmeter met waarschuwingslampje voor te
hoge koelvloeistoftemperatuur
12)Display CONNECT Nav+ telematica-infosysteem
13)Bedieningsknoppen automatische airconditioning14)Airbag passagierszijde
15)Dashboardkastje
16)Drukknop waarschuwingsknipperlichten
17)Joystick CONNECT Nav+ telematica infosysteem
18)Asbak
19)Middenconsole
20)Asbak en opbergvak
21)Start- en contactslot
22)Bedieningshendel autoradio
23)Documentenvak
24)Airbag bestuurderszijde
25)Bedieningshendel cruise-control
26)Hoogteafstelling koplampen (behalve uitvoeringen
met xenonlampen)
27)In-/uitschakeling ESP-systeem.
Page 64 of 246

60
ACCU WORDT NIET
VOLDOENDE OPGELA-
DEN (rood)
Als er een defect is in het laadcir-
cuit van de dynamo.
Als u de contactsleutel in stand M
draait, gaat het lampje branden.
Direct na het starten van de motor
moet het lampje doven.
Als de motor stationair draait, kan
het voorkomen dat het lampje iets
later dooft.
Als het lampje blijft branden,
wendt u dan tot de Lancia-dealer.
CONNECT Nav+
Het navigatiesysteem is
een hulpmiddel voor de
bestuurder tijdens het rij-
den; het geeft door middel van
gesproken en grafische aanwij-
zingen de optimale route aan om
de vooraf ingestelde bestemming
te bereiken. Bij het uitvoeren van
elke door het navigatiesysteem
aanbevolen handeling ligt de ver-
antwoordelijkheid voor het rij-
den met de auto in het verkeer
volledig bij de bestuurder die ook
de verkeersregels alsmede andere
verkeersvoorschriften in acht
moet nemen. De verantwoorde-
lijkheid voor de verkeersveilig-
heid ligt altijd en overal bij de
bestuurder van de auto. De auto is uitgerust met het CON-
NECT Nav+ telematica-infosysteem,
waarin is opgenomen: een autoradio
met CD-speler, GSM-telefoon, navi-
gatiesysteem en boordcomputer. De
vormgeving en specificaties van het
systeem zijn aangepast aan het inte-
rieur en sluiten aan bij het ontwerp
van het dashboard.
Het systeem heeft een ergonomi-
sche opstelling voor de bestuurder
en de passagier; het bedieningspa-
neel is zo ontworpen dat u het sys-
teem snel en gemakkelijk kunt
bedienen.
Houdt u bij het gebruik van het
systeem strikt aan de instructies
en de bijbehorende waarschu-
wingen voor het gebruik en de
verkeersveiligheid. Deze staan in
het supplement staan dat bij dit
instructieboekje wordt geleverd.
CONTROLE- EN
WAARSCHU-
WINGSLAMPJES
BELANGRIJKAls één van de
lampjes gaat branden, verschijnt op
het display van het CONNECT
Nav+ telematica-infosysteem de
betreffende mededeling en klinken
er één of meer geluidssignalen
(“
GONG”).
De lampjes branden in de volgende
gevallen:
w
Page 73 of 246

69
BELANGRIJKDe handmatige
instellingen hebben voorrang boven
de automatische instellingen en blij-
ven in het geheugen opgeslagen tot-
dat de gebruiker de regeling weer
overlaat aan de automatische wer-
king (AUTO) van het systeem. De
handmatig gekozen instellingen
worden opgeslagen als de motor
wordt uitgezet en weer hersteld als
opnieuw wordt gestart. LUCHTOPBRENGST
Bij handmatige werking kan de
luchtopbrengst op 8 niveaus worden
ingesteld. Dit wordt op het display
weergegeven door het zwart worden
van de helft van ieder blad van het
symbool van de hoofdaanjager.
Bij automatische werking (AUTO)
is de luchtopbrengst variabel en
wordt geregeld door het systeem. Op
het display zijn vier halve blaadjes
zwart.
BELANGRIJKAls gestart wordt
bij een zeer lage buitentemperatuur,
kan de aanjager bij automatische
werking niet inschakelen; dit duidt
niet op een storing; de normale wer-
king wordt automatisch hervat
zodra de door het systeem ingestelde
minimum temperatuur is bereikt.LUCHTVERDELING
De mogelijke luchtverdelingen,
automatisch geregeld of handmatig,
zijn:
– ventilatie (hoofdruimte)
– bilevel (hoofd-/beenruimte)
– beenruimte
– voorruit/beenruimte
– functie MAX-DEF.
De lucht wordt verder verdeeld
naar de zitplaatsen achter van de
tweede en derde rij.
Functie ventilatie
De behandelde luchtstroom wordt
via 5 uitstroomopeningen aan het
uiteinde en het midden van het
dashboard naar de hoofdruimte
gevoerd; de luchtstroom kan in hori-
zontale en verticale richting worden
geleid, door met de hand de stand
van de klepjes in te stellen en het
hendeltje te bedienen. Het systeem gebruikt
koelmiddel R134a in
overeenstemming met de
wettelijke normen en omdat bij
lekkage dit middel niet schade-
lijk is voor het milieu. Gebruik in
geen geval andere vloeistoffen
omdat die middelen de compo-
nenten van de auto kunnen
beschadigen.
Page 74 of 246

70
De luchtopbrengst kan worden
geregeld met de wieltjes van de uit-
stroomopeningen.
Met deze functie kan, indien aan-
wezig, de luchtopbrengst in de twee-
de en derde rij veranderd worden.
Functie bilevel
De luchtstroom is als volgt ver-
deeld: 45% ventilatie, 45% been-
ruimte, 10% voorruit.
Met deze functie kan behandelde
lucht naar de beenruimte worden
gevoerd, ook naar de zitplaatsen
achter, en naar de uitstroomopenin-
gen op het dashboard; bovendien
kan, indien aanwezig, de luchtop-
brengst in de tweede en derde rij
worden veranderd.Functie beenruimte
De lucht wordt gelijkmatig naar de
beenruimte gevoerd door middel
van:
– drie uitstroomopeningen voor de
eerste rij (waarvan 2 aan bestuur-
ders- en 1 aan passagierszijde);
– vier uitstroomopeningen op de
vloer (waarvan 2 voor de tweede rij
en 2 voor de derde rij).
Functie voorruit/beenruimte
De lucht wordt gelijkmatig ver-
deeld tussen de uitstroomopeningen
voor de beenruimte (40%) en de
voorruit (40%), waarbij een klein
percentage voor de ventilatie is
(20%) om een goede verwarming
van het interieur te garanderen en
om het beslaan van de ruiten te
voorkomen.Deze luchtverdeling wordt automa-
tisch ingesteld vooral als de buiten-
temperatuur laag is en u een mini-
mum hoeveelheid warme lucht naar
de handen van de bestuurder wilt
voeren.
Bovendien kan bij automatische
werking en buitentemperatuur
onder 18°C, gebruik worden
gemaakt van de extra aanjagers om
ook een kleine hoeveelheid lucht
naar de tweede en derde rij te voe-
ren.
Als er koude lucht in het interieur
moet worden gevoerd, wordt de
behandelde lucht naar de beenruim-
te van alle drie de rijen gevoerd.
Page 76 of 246

72
SENSOREN
Voor een zeer nauwkeurige wer-
king van de klimaatregeling is het
systeem niet alleen uitgerust met een
buiten- en binnentemperatuursensor
maar ook met een zonnestralings-
sensor die de sterkte van de zonne-
straling naar de regeleenheid zendt.
Hierdoor wordt de temperatuur in
het interieur optimaal geregeld.
De zonnestralingssensor is in het
midden van het dashboard
geplaatst; de buiten- en binnentem-
peratuursensor bevinden zich op de
buitenspiegel aan passagierszijde.
fig. 82
L0B0066b
BEDIENINGSKNOPPEN (fig. 82)
Page 83 of 246

79
HENDELS AAN HET
STUUR
HENDEL LINKS
Met de linker hendel bedient u de
meeste onderdelen van de buitenver-
lichting. Bij uitgenomen sleutel,
waarschuwt een geluidssignaal u dat
de buitenverlichting is ingeschakeld.
De buitenverlichting werkt uitslui-
tend als de contactsleutel in stand M
staat.
Buitenverlichting (fig. 84)
De buitenverlichting wordt inge-
schakeld als u draaiknop Avan
stand 0in stand
6zet.Dimlichten (fig. 85)
Het dimlicht wordt ingeschakeld
als u draaiknop Avan stand
6in
stand
21zet.
Op het instrumentenpaneel gaat
het controlelampje
2branden.Follow me home
(indien aanwezig - fig. 86)
Met deze functie wordt het gebied
voor de auto gedurende een vooraf
ingestelde tijd (45 seconden) ver-
licht. U schakelt deze functie in door
de linker hendel naar het dashboard
te duwen met de contactsleutel in
stand Sof uitgenomen. Dit dient te
gebeuren binnen 2 minuten na het
uitzetten van de motor.
Als de auto is uitgerust met het sys-
teem voor automatische inschake-
ling van de buitenverlichting en het
dimlicht, dan schakelt de functie fol-
low me home automatisch in bij het
openen van de portieren.
fig. 84
L0B0204b
fig. 85
L0B0205b
fig. 86
L0B0248b