Lancia Thema 2013 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2013, Model line: Thema, Model: Lancia Thema 2013Pages: 380, PDF Size: 3.9 MB
Page 61 of 380

Tabel ISOFIX-bevestiging
Tabel ISOFIX-posities
Gewicht Maat Beves-
tiging Voorstoel
passa-
gierszijde Achter-
bank bui- tenzijde R /L Achter-
bank
midden Tweede
zitrij bui- tenzijde Tweede
zitrij
midden Andere
plaat- sen
Reiswieg F ISO/L1 X XX N.v.t. N.v.t. N.v.t.
G ISO/L2 X XX N.v.t. N.v.t. N.v.t.
(1) X N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t.
0 — tot 10 kg E ISO/R1 X 1UF / 1UF 1UF N.v.t. N.v.t. N.v.t.
(1) X N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t.
0+ — tot 13 kg E ISO/R1 X 1UF / 1UF 1UF N.v.t. N.v.t. N.v.t.
D ISO/R2 X 1UF / 1UF 1UF N.v.t. N.v.t. N.v.t.
C ISO/R3 X 1UF / 1UF 1UF N.v.t. N.v.t. N.v.t.
(1) X N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t.
I – 9 tot 18 kg D ISO/R2 X 1UF / 1UF 1UF N.v.t. N.v.t. N.v.t.
C ISO/R3 X 1UF / 1UF 1UF N.v.t. N.v.t. N.v.t.
B ISO/F2 X 1UF / 1UF 1UF N.v.t. N.v.t. N.v.t.
B1 ISO/ F2X X
1UF / 1UF 1UF N.v.t. N.v.t. N.v.t.
A ISO/F3 X 1UF / 1UF 1UF N.v.t. N.v.t. N.v.t.
(1) X N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t.
II – 15 tot 25 kg (1) XN.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t.
III – 22 tot 36 kg (1) XN.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t.
55
Page 62 of 380

Legenda voor letters in bovenstaande
tabel:
(1) Als kinderzitjes geen ISO/XX-identificatie hebben (A t/m G)
voor het desbetreffende gewicht,
moet de autofabrikant aangeven
welke voertuigspecifieke ISOFIX-
kinderzitjes geschikt zijn voor de
posities.
1UF = Geschikt voor voorwaarts gerichte universele ISOFIX-
kinderzitjes die zijn goedgekeurd
voor het desbetreffende gewicht.
IL = Geschikt voor bepaalde kin- derbeveiligingssystemen (CRS) van
ISOFIX zoals vermeld op de aange-
hechte lijst. Deze ISOFIX-
kinderzitjes vallen in de categorieën
"specifiek voertuig", "beperkt" of
"semi-universeel".
X = ISOFIX-positie niet geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes voor dit
gewicht en/of van deze maat.
Baby- en kinderzitjes
Veiligheidsdeskundigen raden aan
kinderen tot twee jaar, of totdat ze de lengte- of gewichtslimiet van het kin-
derzitje hebben bereikt, tegen de rij-
richting in te vervoeren in de auto. Er
kunnen twee soorten kinderzitjes te-
gen de rijrichting in worden geplaatst:
babyzitjes en aanpasbare kinderzit-
jes.
Het babyzitje mag u uitsluitend tegen
de rijrichting in de auto plaatsen. Dit
wordt aanbevolen voor kinderen
vanaf hun geboorte totdat ze de
lengte- of gewichtslimiet van het ba-
byzitje hebben bereikt. Aanpasbare
kinderzitjes kunnen ofwel tegen de
rijrichting in of in de rijrichting wor-
den gebruikt in de auto. Aanpasbare
kinderzitjes hebben meestal een ho-
gere gewichtslimiet tegen de rijrich-
ting in dan babyzitjes en kunnen
daarom tegen de rijrichting in worden
gebruikt voor kinderen die hun baby-
zitje zijn ontgroeid maar nog geen
twee jaar zijn. Kinderen moeten tegen
de rijrichting in worden vervoerd in
de auto, totdat ze het toegestane
maximale gewicht of lengte voor het
aanpasbare kinderzitje bereikt heb-
ben. Beide typen kinderzitjes worden
in de auto bevestigd met een drie-
puntsgordel of het ISOFIX-
bevestigingssysteem voor kinderzit-
jes. Raadpleeg voor meer informatie
de paragraaf "ISOFIX — Bevesti-
gingssysteem voor kinderzitjes".
WAARSCHUWING!
Tegen de rijrichting in geplaatste
kinderzitjes mogen nooit op de
voorstoel van een auto met passa-
giersairbag worden geplaatst. Bij
het opblazen kan de airbag anders
ernstig of zelfs dodelijk letsel aan
kinderen in die zitpositie toebren-
gen.
Oudere kinderen en kinderzitjes
Kinderen die twee jaar zijn of het te-
gen de rijrichting in geplaatste aan-
pasbare kinderzitje zijn ontgroeid,
kunnen in de rijrichting in de auto
rijden. In de rijrichting geplaatste
kinderzitjes en aanpasbare kinderzit-
jes die in de rijrichting zijn geplaatst,
zijn bedoeld voor kinderen die ouder
zijn dan twee jaar of zwaarder of lan-
ger zijn dan de gewichts- of lengteli-
miet van het tegen de rijrichting in
56
Page 63 of 380

geplaatste aanpasbare kinderzitje.
Kinderen moeten zo lang mogelijk in
een in de rijrichting geplaatst kinder-
zitje met gordel worden vervoerd tot-
dat ze het toegestane maximale ge-
wicht of lengte voor het kinderzitje
hebben bereikt. Deze typen kinderzit-
jes worden tevens in de auto bevestigd
met een driepuntsgordel of het
ISOFIX-bevestigingssysteem voor
kinderzitjes. Raadpleeg voor meer in-
formatie de paragraaf "ISOFIX —
Bevestigingssysteem voor kinderzit-
jes".
Kinderen die zwaarder of langer zijn
dan de limiet voor het in de rijrichting
geplaatste kinderzitje, moeten een zit-
verhoger gebruiken totdat de veilig-
heidsgordels goed passen. Als het
kind met de rug tegen de rugleuning
op de zitting zit en de knieën niet kan
buigen om de benen te laten afhan-
gen, moet het kind een zitverhoger
gebruiken. Het kind en de zitverhoger
worden bevestigd met behulp van de
driepuntsgordel.Kinderen die te groot zijn voor
een zitverhoger
Kinderen die groot genoeg zijn om de
schoudergordel comfortabel te dragen
en de knieën kunnen buigen om de
benen te laten afhangen wanneer ze
met de rug tegen de rugleuning zitten,
moeten de driepuntsgordels op de
achterbank gebruiken.
Zorg dat het kind rechtop in de
stoel zit.
Leg de heupgordel laag over de heupen en trek de gordel zo strak
mogelijk aan.
Controleer regelmatig of de gordel goed past. Door de bewegingen van
het kind kan de gordel een foutieve
positie aannemen.
Als de schoudergordel het gezicht of de hals raakt, plaats het kind dan
verder naar het midden van de
auto. Sta nooit toe dat een kind de
schoudergordel onder de arm door
of achter de rug langs draagt.
WAARSCHUWING!
Kinder- of babyzitjes verliezenhun werking wanneer ze onjuist
zijn aangebracht. Het kan los-
schieten bij een aanrijding. Het
kind kan daardoor ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen. Volg
daarom bij de bevestiging van een
kinderzitje nauwkeurig de aan-
wijzingen van de fabrikant.
Een tegen de rijrichting in te be-
vestigen kinderzitje mag u alleen
gebruiken op de achterbank. In
een tegen de rijrichting in ge-
plaatst kinderzitje op de voorstoel
kan een baby of kind ernstig of
zelfs dodelijk letsel oplopen wan-
neer de passagiersairbag wordt
opgeblazen.
Enkele tips om uw kinderzitje op-
timaal te gebruiken:
Controleer voor de aanschaf van een kinderzitje of het is voorzien
van een sticker waarop is vermeld
dat het zitje voldoet aan alle van
toepassing zijnde veiligheidsnor-
men. LANCIA raadt u ook aan voor
57
Page 64 of 380

aanschaf te controleren of het kin-
derzitje goed te bevestigen is in de
auto waarin u het gaat gebruiken.
Het kinderzitje moet geschikt zijn voor het gewicht en de lengte van
het kind. Controleer de sticker op
het zitje en let op de limieten voor
gewicht en lengte.
Volg nauwkeurig de instructies van de fabrikant wanneer u een kinder-
zitje installeert. Als u het zitje niet
op de juiste wijze installeert, func-
tioneert het mogelijk niet wanneer
dat nodig is.
Gesp het kind in het zitje vast vol- gens de aanwijzingen van de fabri-
kant van het zitje.WAARSCHUWING!Wanneer u het baby- of kinderzitje
niet gebruikt, zet dit dan vast met de
veiligheidsgordel of verwijder het uit
de auto. Laat het zitje nooit los in de
auto liggen. Bij een noodstop of aan-
rijding kan het zitje de inzittenden of
de rugleuningen van de stoelen raken
en ernstig letsel veroorzaken.
ISOFIX — Bevestigingssysteem
voor kinderzitjes
De achterbank van uw auto is uitge-
rust met het zogeheten ISOFIX-
bevestigingssysteem voor kinderzit-
jes. Met het ISOFIX-systeem kunnen
kinderzitjes worden geïnstalleerd
zonder gebruik te maken van de au-
togordels. Hierbij wordt het kinder-
zitje aan de auto bevestigd met anker-
punten onder en bevestigingsbanden
boven.
Tegenwoordig zijn ISOFIX-
compatibele kinderzitjes verkrijg-
baar. Aangezien de introductie van de
lage verankeringspunten enkele jaren
zal vergen, zullen kinderzitjes met be-
vestigingen voor dergelijke veranke-
ringspunten voorlopig ook voorzie-
ningen hebben voor bevestiging met
behulp van de veiligheidsgordels.
Kinderzitjes voorzien van bevesti-
gingsbanden en haken voor bevesti-
ging aan de bovenste ankerbanden
zijn al langere tijd leverbaar. Een
groot aantal fabrikanten van kinder-
zitjes levert inmiddels voor sommige
oudere typen kinderzitjes een
uitbreidings- of aanpassingsset met bevestigingsbanden. Maak gebruik
van alle beschikbare bevestigings-
middelen om het kinderzitje stevig in
de auto te bevestigen.
Alle drie de zitplaatsen op de achter-
bank hebben lage verankeringspun-
ten die geschikt zijn voor ISOFIX-
compatibele kinderzitjes. Zorg bij het
bevestigen van twee ISOFIX-
compatibele kinderzitjes dat ze nooit
een laag verankeringspunt delen. Als
u kinderzitjes op aangrenzende zit-
plaatsen installeert of als uw kinder-
zitjes niet ISOFIX-compatibel zijn,
bevestig de zitjes dan met de veilig-
heidsgordels.
ISOFIX-ankerpunten
58
Page 65 of 380

Het ISOFIX-compatibele
kinderzitje installerenWij raden u aan de aanwijzingen van
de fabrikant zorgvuldig op te volgen bij
het installeren van het kinderzitje. Niet
alle kinderzitjes worden geïnstalleerd
volgens de beschrijving in deze hand-
leiding. Nogmaals: volg nauwgezet de
aanwijzingen van de fabrikant op wan-
neer u een kinderzitje installeert.
De lage ankerpunten in de
achterbank zijn ronde stan-
gen die zich aan de achter-
zijde van de zitting tegen de
rugleuning bevinden, direct onder het
ankersymbool op de achterbank,
maar ze zijn niet zichtbaar. U voelt
deze stangen wanneer u met de vinger
langs de rand gaat waar rugleuning en
zitting samenkomen.
Bovendien bevinden zich
achter elke zitplaats op de
achterbank ankerpunten
voor bevestigingsbanden.
Deze ankerpunten bevinden zich in
het paneel tussen de rugleuning van
de achterbank en de achterruit. Deze ankerpunten voor bevestigingsban-
den bevinden zich onder een kunst-
stof afdekking met daarop het desbe-
treffende symbool.
De meeste, maar niet alle, kinderzitjes
zijn aan beide zijden voorzien van
aparte banden. Deze banden zijn
voorzien van een haak of een koppel-
stuk voor bevestiging aan het lage an-
kerpunt en van een systeem voor het
verstellen van de band. In de rijrich-
ting geplaatste kinderzitjes en som-
mige tegen de rijrichting in geplaatste
babyzitjes zijn ook voorzien van een
bevestigingsband, een haak voor be-
vestiging aan de ankerpunten voor
bevestigingsbanden en een verstelme-
chanisme voor de band.
U maakt eerst het verstelmechanisme
aan de onderste banden en aan de
bevestigingsband los, zodat u de ha-
ken of koppelstukken gemakkelijker
aan de verankeringspunten in de auto
kunt vastmaken. Bevestig vervolgens
de onderste haken of koppelstukken
via de bovenkant van het bekledings-
materiaal van de zitplaats. Draai dan
de afdekking van het ankerpunt voorde bevestigingsband recht achter de
zitplaats waar u het kinderzitje
plaatst en bevestig de bevestigings-
band volgens de kortste weg van het
ankerpunt naar het kinderzitje. Trek
tot slot alle drie de banden aan terwijl
u het kinderzitje naar achteren en om-
laag tegen de bank drukt, en trek de
banden strak overeenkomstig de aan-
wijzingen van de fabrikant van het
kinderzitje.
Voor de middelste zitpositie leidt u de
bevestigingsband via de rugleuning en
de verstelbare hoofdsteun (de hoofd-
steun moet in de laagste stand staan)
en bevestigt u vervolgens de haak aan
het ankerpunt dat zich bevindt in het
paneel tussen de rugleuning van de
achterbank en de achterruit.Drukknop voor ontgrendeling van de
verstelbare hoofdsteun
59
Page 66 of 380

WAARSCHUWING!
Als een bevestigingsband verkeerd
is vastgemaakt, zal het kind het
hoofd misschien te veel kunnen be-
wegen en kan het kind letsel oplo-
pen. Gebruik alleen de ankerpun-
ten direct achter het kinderzitje om
de bovenste bevestigingsband van
het kinderzitje vast te maken.
OPMERKING:
Voorkom dat de bevestigings- band in de opening tussen de
rugleuningen van de achterbank
verdwijnt wanneer u de band
strak trekt.
Wanneer u het ISOFIX- bevestigingssysteem gebruikt om een kinderzitje te installe-
ren, moet u ervoor zorgen dat
alle veiligheidsgordels die op
dat moment niet worden ge-
bruikt, buiten het bereik van
kinderen worden gehouden. Het
is raadzaam voordat het kinder-
zitje wordt aangebracht de vei-
ligheidsgordel achter het zitje
om vast te gespen, buiten bereik
van het kind. Als de vastgegespte
veiligheidsgordel in de weg zit
bij de installatie van het kinder-
zitje, leidt u de veiligheidsgordel
door de gordelopening van het
kinderzitje en gespt u deze ver-
volgens vast, in plaats van de
veiligheidsgordel achter het zitje
te leiden. Hierdoor blijft de vei-
ligheidsgordel buiten bereik van
een nieuwsgierig kind. Wijs alle
kinderen in de auto erop dat een
veiligheidsgordel geen speel-
goed is, en dat ze er niet mee
mogen spelen. Laat kinderen
nooit zonder begeleiding achter
in de auto.
WAARSCHUWING!
Onjuiste bevestiging aan de
ISOFIX-ankerpunten kan ertoe lei-
den dat het kinderzitje niet goed
functioneert. Het kind kan daar-
door ernstig of zelfs dodelijk letsel
oplopen. Volg daarom bij de beves-
tiging van een kinderzitje nauw-
keurig de aanwijzingen van de fa-
brikant.
Kinderzitjes installeren met de
veiligheidsgordels
De veiligheidsgordels op de passa-
gierszitplaatsen achterin zijn voorzien
van een automatisch blokkerend op-
rolmechanisme, dat wordt gebruikt
voor het bevestigen van een kinder-
zitje. Bij deze gordeltypen kan het
heupgedeelte van de gordel stevig
rond het kinderzitje worden getrok-
ken, zodat geen borgklem gebruikt
hoeft te worden. Het automatisch
blokkerend oprolmechanisme produ-
ceert een ratelend geluid als u de gor-
del helemaal uit het oprolmechanisme
trekt en vervolgens de gordel laat te-
rugrollen. Raadpleeg de paragraaf
"Automatische blokkeerfunctie" voor
Laagste stand verstelbare hoofdsteun
60
Page 67 of 380

meer informatie over het automatisch
blokkerend oprolmechanisme. In on-
derstaande tabel worden de zitplaat-
sen vermeld met een automatisch
blokkerend oprolmechanisme (ALR)
of een geschakelde gordelspanner.
Be-
stuur-
derMid-
den
Passa-
gier
Eerste
rij N.v.t. N.v.t. N.v.t.
Tweede
rij ALR ALR ALR
N.v.t. — Niet van toepassing
ALR — Automatisch blokkerend oprolmechanisme
Kinderzitje met een automatisch
blokkerend oprolmechanisme instal-
leren:
1. Voor de installatie van een kinder-
zitje met automatisch blokkerend op-
rolmechanisme trekt u voldoende gor-
delband uit het oprolmechanisme om
deze door de gordelopening van het
kinderzitje te kunnen leiden. Schuif
de gesp in de gespsluiting totdat u een 'klik' hoort. Trek daarna de hele gor-
delband uit het oprolmechanisme en
laat de gordel vervolgens terugrollen
in het mechanisme. Terwijl de gordel
wordt opgerold hoort u een ratelge-
luid. Dit geeft aan dat de automati-
sche blokkeerfunctie is geactiveerd.
2. Trek daarna aan eventuele slappe
delen van de gordel om het heupge-
deelte rond het kinderzitje strak te
trekken. Veiligheidsgordels gaan in de
loop van de van losser zitten. Daarom
dient u de gordel af en toe te contro-
leren en, indien nodig, aan te trekken.
Op de achterbank is het soms lastig
om de driepuntsgordel strak om het
kinderzitje aan te trekken, doordat
de gesp of de gespsluiting zich te
dicht bij de gordelopening op het
zitje bevindt. Maak dan de gesp los
uit de gespsluiting en draai het korte
gordelgedeelte aan de sluitingzijde
enkele keren rond om dit gedeelte
korter te maken. Zet de gesp weer
vast in de gespsluiting, met de ont-
grendelknop naar buiten gericht.Als u de gordel nog steeds niet kunt
aantrekken of als door trekken en duwen aan het kinderzitje de gordel
loskomt, maak dan de gesp los uit de
sluiting. Draai vervolgens de gesp-
sluiting om en steek de gesp opnieuw
in de sluiting. Als het kinderzitje dan
nog steeds niet stevig is vastgezet,
probeer dan een andere zitpositie.
Een bevestigingsband van een kinder-
zitje bevestigen:
1.
Draai de afdekking om het anker-
punt vrij te maken achter de zitplaats
waarop u het kinderzitje wilt plaatsen.Vastmaken van de bevestigingsband1 — Afdekking A — Haak van bevestigingsband
3 — Bevesti-
gingsband B — Ankerpunt
voor bevesti-
gingsband
61
Page 68 of 380

2. Leid de bevestigingsband volgens
de kortste weg vanaf het ankerpunt
naar het kinderzitje.
3. Maak haak van de bevestigings-
band (A) van het kinderzitje vast aan
het ankerpunt (B) en trek de band
strak overeenkomstig de instructies
van de fabrikant van het kinderzitje.
OPMERKING: Voorkom dat de
bevestigingsband in de opening
tussen de rugleuningen van de
achterbank verdwijnt wanneer u
de band strak trekt.WAARSCHUWING!
Als een bevestigingsband verkeerd
is vastgemaakt, zal het kind het
hoofd misschien te veel kunnen be-
wegen en kan het kind letsel oplo-
pen. Gebruik alleen de ankerpun-
ten direct achter het kinderzitje om
de bovenste bevestigingsband van
het kinderzitje vast te maken.
Vervoer van huisdieren
Een huisdier kan letsel oplopen als
een frontairbag wordt opgeblazen.
Een niet-aangelijnd huisdier kan bij een noodstop of aanrijding als een
projectiel door de auto worden geslin-
gerd en letsel oplopen of een passagier
verwonden.
Huisdieren moeten aangelijnd meerij-
den op de achterbank of in een speci-
ale reismand die is bevestigd met de
veiligheidsgordels.
AANBEVELINGEN VOOR
INRIJDEN
De motor en aandrijflijn (overbren-
ging en as) van uw auto vereisen geen
lange inrijperiode.
Rijd de eerste 500 km rustig. Na de
eerste 100 km kunt u het beste een
snelheid tot 80 à 90 km/u aanhouden.
Terwijl u met constante snelheid rijdt,
draagt nu en dan kort accelereren met
plankgas, binnen de grenzen van de
geldende verkeersregels, bij aan een
goed inrijdproces. Accelereren met
plankgas in een lage versnelling kan
schadelijk zijn en moet worden ver-
meden.
De motorolie die in de fabriek in de
motor is aangebracht, is een energie-
besparend smeermiddel van een hoge
kwaliteit. Houd bij het verversen van
de olie rekening met de het te ver-
wachten klimaat waarin de auto
wordt gebruikt. Raadpleeg de para-
graaf "Onderhoudsprocedures" in het
hoofdstuk "Onderhoud van uw auto"
voor de aanbevolen viscositeit en
kwaliteitsklassen. GEBRUIK NOOIT
NIET-REINIGENDE OF ONVER-
MENGDE MINERALE OLIËN.
Een nieuwe motor verbruikt tijdens
de eerste paar duizend kilometers mo-
gelijk iets meer olie. Dat is bij het
inrijden normaal en duidt niet op een
probleem.
Aanvullende vereisten voor
een dieselmotor
Vermijd bij de eerste 1500 km zware
belastingen, zoals bijvoorbeeld rijden
met volgas. Blijf onder 2/3 van het
maximale toelaatbare toerental voor
iedere versnelling. Schakel op het
juiste moment. Schakel niet terug om
af te remmen op de motor.
62
Page 69 of 380

VEILIGHEIDSTIPS
Passagiers vervoeren
VERVOER NOOIT PASSAGIERS IN
DE LAADRUIMTE.WAARSCHUWING!
Laat nooit kinderen of dierenachter in een geparkeerde auto bij
warm weer. De warmte in het in-
terieur kan ernstige gezondheids-
problemen veroorzaken en zelfs
dodelijk zijn.
Het is zeer gevaarlijk om tijdens het rijden personen te vervoeren
in de laadruimte. Bij een ongeval
lopen personen in deze ruimte een
groter risico op ernstig of dodelijk
letsel.
Vervoer geen personen in een
ruimte van de auto die niet is
voorzien van stoelen en veilig-
heidsgordels.
Zorg dat iedereen in uw auto op een stoel zit en op de juiste wijze
de veiligheidsgordel draagt. Uitlaatgas
WAARSCHUWING!
Uitlaatgassen kunnen gezond-
heidsproblemen veroorzaken of
zelfs dodelijk zijn. Ze bevatten
koolmonoxide (CO), een kleur- en
geurloos gas. Het inademen ervan
kan bewusteloosheid en vergifti-
ging veroorzaken. Volg de volgende
veiligheidsvoorschriften om het in-
ademen van koolmonoxide te ver-
mijden:
Laat de motor niet langer in een
gesloten garage of ruimte draaien
dan noodzakelijk is om de auto te
verplaatsen.
Wanneer u met open kofferdeksel moet rijden, zorg er dan voor dat
alle ramen gesloten zijn en dat de
aanjager van de klimaatregeling
in een hoge stand staat. Schakel
de recirculatiestand NIET in.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Als u in een geparkeerde auto moet zitten met een draaiende
motor, stel dan de verwarming of
de koeling zodanig af dat er bui-
tenlucht in de auto wordt aange-
zogen. Zet de aanjager op een
hoog toerental.
De beste bescherming tegen koolmo-
noxidevergiftiging is een goed onder-
houden uitlaatsysteem.
Wanneer u merkt dat het uitlaatgeluid
is veranderd, uitlaatgassen in de auto
ruikt of als de onder- of achterzijde
van de auto is beschadigd, is er moge-
lijk sprake van lekkage in het uitlaat-
systeem. Laat een vakbekwame mon-
teur het volledige uitlaatsysteem en de
naburige carrosseriedelen controleren
op breuk, schade, slijtage of verplaat-
singen. Open naden of losse verbin-
dingen kunnen ertoe leiden dat uit-
laatgassen binnendringen in het
interieur. Laat het uitlaatsysteem ook
altijd controleren wanneer de auto op
een hefbrug wordt gezet voor het ver-
versen van smeervet of olie. Laat in-
dien nodig onderdelen vervangen.
63
Page 70 of 380

Aanbevolen veiligheidscon-
troles in de auto
Veiligheidsgordels
Controleer de veiligheidsgordels van
tijd tot tijd op scheuren, rafels en losse
delen. Laat beschadigde onderdelen
onmiddellijk vervangen. Probeer niet
zelf de gordels aan te passen of uit
elkaar te halen.
De gordelsystemen voorin moeten na
een aanrijding worden vervangen.
Gordelsystemen achterin moeten na
een aanrijding direct worden vervan-
gen als ze zijn beschadigd (oprolme-
chanisme verbogen, scheuren in de
gordel, enz.). Wanneer er ook maar
enige twijfel bestaat over de toestand
van de gordels of de oprolmechanis-
men, laat de gordel dan vervangen.
Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteemHet lampje moet ter con-
trole vier tot acht seconden
branden nadat u de con-
tactschakelaar de eerste keer in de stand ON hebt gezet. Be-
zoek uw erkende als het lampje tij-
dens het starten niet gaat branden.
Als het blijft branden, knippert, of
oplicht tijdens het rijden, moet u het
systeem laten controleren door een
erkende.
Ontdooi-inrichting
Controleer de werking door de ont-
dooistand te selecteren en de aanjager
in een hoge stand te zetten. U moet nu
de lucht kunnen voelen die langs de
voorruit geblazen wordt. Bezoek uw
erkende dealer als de ontdooi-
inrichting niet werkt.
Veiligheidsinformatie over
vloermatten
Plaats uitsluitend vloermatten die
overeenkomen met de afmetingen van
de voetruimte van uw auto. U mag
alleen vloermatten gebruiken die het
gebied rondom de pedalen vrijlaten
en stevig vastzitten, zodat de matten
niet kunnen verschuiven, de beweging
van de pedalen kunnen belemmeren
of de veilige besturing van uw auto op
een andere manier kunnen hinderen.
WAARSCHUWING!
Als de pedalen niet vrij kunnen be-
wegen, kunt u de controle over de
auto verliezen, waardoor gevaar
voor ernstig letsel ontstaat.
Controleer altijd of de vloermat-
ten op de juiste wijze zijn vastge-
maakt aan de bevestigingspunten
voor de matten.
Plaats nooit vloermatten of an- dere vloerbedekkingen die u niet
op de juiste wijze kunt vastmaken
en voorkom te allen tijde dat de
matten verschuiven, de beweging
van de pedalen belemmeren of de
besturing van de auto op een an-
dere manier hinderen.
Plaats nooit vloermatten of an- dere vloerbedekkingen over reeds
aanwezige vloermatten. Extra
vloermatten en andere vloerbe-
dekkingen verkleinen de ruimte
voor de pedalen en belemmeren
daardoor de beweging van de pe-
dalen.
(Vervolgd)
64