dashboard Lancia Thesis 2002 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2002, Model line: Thesis, Model: Lancia Thesis 2002Pages: 382, PDF Size: 4.74 MB
Page 149 of 382

145
ROOSTERS VOOR GESPREIDE
LUCHTVERDELING De auto is uitgerust met drie lucht-
roosters op het dashboard, twee A
(fig. 114) aan bestuurderszijde en
één B (fig. 115) aan passagierszijde,
voor gespreide luchttoevoer in het
interieur.
Met deze speciale functie kan bij
een lage snelheid de lucht worden
verspreid (ongeveer de helft ten
opzichte van de normale werking)
via de extra luchtroosters. Hiermee
vermindert het effect van de lucht-
stroom op de inzittenden en het
geluid dat veroorzaakt wordt als de
lucht uit de uitstroomopeningen
komt, waardoor het comfort van de
inzittenden vergroot wordt. Het einde van de slag van deze
draaiknoppen is namelijk verbonden
met een schakelaar die, als deze
bediend wordt, een signaal naar de
regeleenheid van de klimaatregeling
stuurt.
BELANGRIJK Om bij een zeer
hoge buitentemperatuur (boven 30
°C) de ingestelde temperatuur in het
interieur sneller te bereiken, is het
raadzaam eventueel de extra lucht-
roosters voor gespreide luchtverde-
ling in te schakelen maar alleen
nadat het systeem op bedrijfstempe-
ratuur is gekomen.
fig. 115
L0A0060b
fig. 116
L0A0059b
fig. 114
L0A0061b
Deze (open) luchtroosters worden
alleen effectief gebruikt als een
luchtverdeling is gekozen voor
luchttoevoer uit de luchtroosters op
het dashboard.
De luchtroosters voor gespreide
luchtverdeling worden geopend als u
de bedieningsknoppen ( fig. 116)
van de centrale roosters op het dash-
board helemaal naar boven voorbij
het einde van de slag draait:
– bedieningsknop Avoor de lucht-
roosters aan de bestuurderszijde
– bedieningsknop Bvoor de lucht-
roosters aan de passagierszijde.
Page 157 of 382

153
Voor het uitschakelen van de func-
tie is het voldoende om de draaiknop
voor de temperatuur naar links te
draaien en de gewenste temperatuur
in te stellen.
– Functie LO(maximale koeling):
wordt ingeschakeld als de draaiknop
van de temperatuur naar links wordt
gedraaid, voorbij de minimum waarde
16 °C . Deze functie kan worden geac-
tiveerd voor alleen de bestuurderszijde
of de passagiersruimte (voor/achter) of
voor beide zijden (ook door het selecte-
ren van de functie MONO).
Deze functie kan worden ingescha-
keld als u de lucht in het interieur zo
snel mogelijk wilt koelen, waarbij
maximaal gebruik gemaakt wordt van
de mogelijkheden van het systeem.
Deze functie schakelt de verwarming
uit en schakelt de luchtrecirculatie en
de aircocompressor in, terwijl de lucht-
verdeling en de snelheid van de aanja-
ger worden ingesteld op basis van de
omgevingsomstandigheden. Als deze
functie is ingeschakeld zijn alle hand-
matige instellingen toegestaan. Voor
het uitschakelen van de functie is het
voldoende om de draaiknop voor de
temperatuur naar rechts te draaien en
de gewenste temperatuur in te stellen. Toetsen voor de instellingen van
de luchtverdeling voor
(10, 18 fig. 117)
Als u op één van de toetsen drukt,
kunt u handmatig voor de linker- en
de rechterzijde in het interieur één
van de zeven instellingen voor de
luchtverdeling kiezen:
A Lucht uit de uitstroomopeningen
voor de ontdooiing/ontwaseming
van de voorruit en de zijruiten voor.
FDLucht uit de luchtroosters in
het midden en aan de zijkant van
het dashboard en de luchtroosters
achter.
S Lucht uit de uitstroomopeningen
in de beenruimte voor en achter. Met
deze luchtverdeling kan zo snel
mogelijk de lucht in het interieur
worden verwarmd, omdat warme
lucht opstijgt. Dit geeft snel een warm
gevoel bij koude lichaamsdelen.
Lucht uit de uitstroomopenin-
gen in de beenruimte (warme-
re lucht), de luchtroosters in het
midden en aan de zijkant van het
dashboard en de luchtroosters ach- ter (koelere lucht). Deze luchtverde-
ling is zeer bruikbaar in het voor- en
najaar bij zonnestraling.
Lucht uit de uitstroomopeningen
in de beenruimte voor en achter
en de uitstroomopeningen voor ont-
waseming/ontdooiing van de voor-
ruit en zijruiten voor. Deze luchtver-
deling zorgt voor een goede verwar-
ming van het interieur en voorkomt
het eventuele beslaan van de ruiten.
Lucht uit de luchtroosters in
het midden en aan de zijkant
van het dashboard, de lucht-
roosters achter en de uitstroomope-
ningen voor ontwaseming/ontdooi-
ing van de voorruit en zijruiten voor.
Lucht uit alle uitstroomope-
ningen en luchtroosters in
het interieur.
De ingestelde luchtverdeling wordt
aangegeven door een brandend
lampje op de geselecteerde toetsen.
F SD
A
S
F A
D
F A
S D
Page 216 of 382

212
DASHBOARDKASTJEOp het dashboard bevindt zich een
dashboardkastje dat is voorzien van
een binnenverlichting en een klepje
met slot.
Druk op knop A(fig. 152) om het
klepje te openen; het knopje werkt
alleen als de contactsleutel in stand
MAR staat en ongeveer 1 minuut na
het uitnemen van de contactsleutel of
nadat de sleutel in stand STOPis
gedraaid.
Het openen van het klepje kan wor-
den uitgesloten en weer toegestaan in
het CONNECT-menu.
Als het klepje wordt geopend, gaat
lampje A(fig. 153) branden. Het
lampje dooft als het klepje wordt geslo-
ten of automatisch na 15 minuten na het uitzetten van de motor (contact-
sleutel in stand
STOPdraaien).
In het onderste vak van het dash-
boardkastje is een inbouwplaats voor-
zien voor een eventuele CD-speler
(CD-changer) Ben op enkele uitvoe-
ringen een stekkerdoos C.
BELANGRIJK Lees voor het gebruik
van de stekkerdoos de instructies in de
betreffende paragraaf op de volgende
pagina’s in dit hoofdstuk.
Rijd niet met geopend
dashboardkastje: hier-
door kan de passagier
verwondingen oplopen bij een
ongeval. OPBERGVAKJE (fig. 154)
Aan de linkerzijde van het dash-
board bevindt zich kantelbaar op-
bergvak. Druk op punt Aom het vak
te openen en laat weer los.
Sluit het vak door het in de zitting te
duwen.
Rijd niet met geopend
vak: hierdoor kunnen
verwondingen worden
opgelopen bij een ongeval.
fig. 152
L0A0191b
fig. 153
L0A0325b
fig. 154
L0A0190b
Page 218 of 382

214
Let er bijzonder goed op
dat u de drankjes niet
morst. Het koel-/warm-
houdvak beschikt evenwel over
een afvoer aan de onderkant
waardoor de eventueel gemorste
vloeistof naar buiten wordt afge-
voerd. OPBERGVAK OP HET
DASHBOARD (fig. 158)
Achter de versnellingspook bevindt
zich een opbergvak A. OPBERGVAKKEN IN DE
PORTIEREN
In de panelen van de portieren
bevindt zich een opbergvak:
– A
(fig. 159) op de voorportieren
– B (fig. 160) op de achterportieren.
fig. 158
L0A0182b
fig. 160
L0A0212b
fig. 159
L0A0194b
Page 220 of 382

216
STEKKERDOOSDe stekkerdoos bevindt zich in de arm-
steun achter.
Om toegang tot de stekkerdoos te krij-
gen, moet de armsteun omhoog worden
getrokken met de handgreep A(fig.
164). Het vak kan gesloten worden door
de armsteun te laten zakken.
Voor het gebruik van de stekkerdoos
moet het dekseltje C(fig. 163) worden
opgetild.
Bij enkele uitvoeringen bevindt zich
ook een stekkerdoos in het dashboard-
kastje.
De stekkerdoos wordt gevoed met de
contactsleutel in stand MARen kan al-
leen worden gebruikt voor accessoires
met een maximum stroomverbruik van
15A (vermogen 180W). ELEKTRISCH BEDIENBAAR
ZONNESCHERM (fig. 165)
De elektrische bediening van het zon-
nescherm werkt uitsluitend als de con-
tactsleutel in stand MARstaat.
De bedieningsknoppen bevinden zich
op de middenconsole dicht bij de ver-
snellingspook en in de armsteun achter.
Voor de bediening van het zonne-
scherm vanaf de zitplaatsen voor, moet
knop Aworden ingedrukt om het zon-
nescherm omhoog te laten komen en
knop Bom het te laten zakken.
Voor de bediening van het zonne-
scherm vanaf de zitplaatsen achter, moet
op de voorzijde van schakelaar Cwor-
den gedrukt om het zonnescherm om-
hoog te laten komen, en op de achter-
zijde van de schakelaar om het te laten
zakken.
Sluit geen accessoires op
de stekkerdoos aan met een
stroomverbruik dat hoger is
dan de aangegeven maximale
waarde.
Een langdurig stroomverbruik kan
de accu uitputten, waardoor de mo-
tor niet meer gestart kan worden.– de stekkerdoos
– de afstandsbediening voor de hifi-
en TV-functies van het CONNECT.
– de extra ontvanger voor de tele-
foon.
BELANGRIJK Lees voor het ge-
bruik van de stekkerdoos de instruc-
ties in de betreffende paragraaf in dit
hoofdstuk.
Om toegang tot het vak te krijgen,
moet de armsteun omhoog worden
getrokken met behulp van de hand-
greep A (fig. 164).
Het vak kan gesloten worden door
de armsteun te laten zakken.
fig. 164
L0A0074b
fig. 165
L0A0280b
Page 247 of 382

243
AUTORADIO
De auto is uitgerust met een com-
pleet audiosysteem. Het systeem be-
staat uit:
– een RDS-TMC radio geïntegreerd
in het CONNECT-systeem
– een CD-speler voor audio- CD’s en
navigatie-CD-ROM’s A(fig. 206) op
het dashboard
– een audio-cassettespeler Bop het
dashboard – een CD-wisselaar
C(fig. 207) in
het dashboardkastje (indien aanwezig)
– een BOSE hifi-audiosysteem (in-
dien aanwezig).
De instructies voor het gebruik van
de radio, CD-speler en CD-wisselaar
zijn beschreven in het supplement van
het CONNECT dat bij de auto gele-
verd wordt. LUIDSPREKERS
Luidsprekers voor (fig. 208)
De luidsprekers A
bevinden zich in
de voorportieren.
fig. 206
L0A0210b
fig. 207
L0A0217b
fig. 208
L0A0215b
Page 249 of 382

245
– luidspreker A(fig. 211) aan de
bovenzijde in het midden van het
dashboard – een hifi-versterker met hoog uit-
gangsvermogen met 5 kanalen, 4 van
25 W en 1 van 100 W, in klasse D
met analoge fase-/amplitude-equali-
zer in het vak rechts in de bagage-
ruimte A(fig. 212).
Totaal muziekvermogen 300 W.
Het hifi-systeem is speciaal voor de
THESIS ontwikkeld om de beste
akoestische prestaties te leveren en
een muziekconcert zo levensecht mo-
gelijk te laten klinken op iedere plaats
in het interieur. Een van de belangrijkste kenmerken
van het systeem is de kristalheldere
weergave van de hoge tonen en de
volle en rijke bassen. Bovendien wor-
den de klanken in het gehele interieur
weergegeven, waardoor de inzittenden
het gevoel van ruimtelijkheid krijgen
zoals bij het beluisteren van levende
muziek.
De componenten van het systeem
zijn onder licentie gefabriceerd en
ontwikkeld met de meest geavan-
ceerde technologie. De bediening van
de autoradio is echter eenvoudig zo-
dat ook minder ervaren mensen het
systeem op de beste manier kunnen
gebruiken.
fig. 212
L0A209b
Page 282 of 382

278
Gloeilamp
Dimlicht/Grootlicht
Extra grootlicht
Parkeerlichten voor
Richtingaanwijzers voor
Richtingaanwijzers op voorspatbord
Richtingaanwijzers achter
Mistlampen voor
Achterlichten
Remlichten
Derde remlicht
Achteruitrijlichten
Mistachterlichten
Kentekenplaatverlichting
Plafondverlichting voor
Instapverlichting
Plafondverlichting achter
Spiegelverlichting zonneklep
Verlichting dashboardkastje
Bagageruimteverlichting
PortierenVermogen
35W
55W6W
21W 5W –
55W –
–
–
21W
21W 5W
10W 5W
5W
5W
5W
10W 5W
Type
Gasontladingslamp H7
H6W
H21W
WY5W LEDH3
LED
LED
LED
P21W
P21W C5W
Halogeen lamp
Halogeen lamp
Halogeen lamp C5W
W5W
Halogeen lamp W5W
Figuur 18
–
E B
B
A –
E –
–
–
B
B
C
A
A
A
C
A
A
A
Page 296 of 382

292
A- Gloeilamp middelste plafond-
lampje.
B - Gloeilampen plafondlampjes aan
de zijkant.
3) Trek de geklemde glasfittinglam-
pen uit de houders en vervang ze.
4) Plaats de lamphouders in de zit-
tingen en draai ze rechtsom.
5) Monteer de plafondverlichting:
plaats eerst de achterzijde en druk
vervolgens op de voorzijde totdat de
plafondverlichting vastzit.
BELANGRIJK Controleer als u het
plafondlampje weer monteert of de
elektrische bedrading op de juiste
wijze is aangesloten. VERLICHTING
DASHBOARDKASTJE
Gloeilamp vervangen:
1) Verwijder het lampenglas door
met een schroevendraaier de borgveer
A (fig. 59) in te drukken. 2
) Druk op beide zijden van het
scherm B(fig. 60) bij de bevesti-
gingspunten en draai het scherm om
de gloeilamp te bereiken.
3) Vervang het geklemde lampje C.
4 ) Plaats het scherm Bweer in de
zitting.
5) Monteer het lampenglas: plaats
eerst de zijde D(fig. 59) en druk ver-
volgens op de andere zijde totdat de
borgveer Ais vastgehaakt.
fig. 60
L0A0135b
fig. 59
L0A0134b
fig. 58
L0A0133b
Page 300 of 382

296
PLAATS VAN DE
ZEKERINGENDe belangrijkste zekeringen van de
THESIS zijn in vier zekeringenkast-
jes geplaatst, aan de linkerzijde van
het dashboard, in de motorruimte, op
de accu en in het servicevak rechts in
de bagageruimte.
HOOFDZEKERINGEN (MIDI-
FUSE en MEGA-FUSE)
De auto is uitgerust met diverse
hoofdzekeringen (MIDI-FUSE en
MAXI-FUSE). Deze zekeringen be-
veiligen afzonderlijk de verschillende
componenten van het elektrische sys-
teem, samen met de zekeringen van
de individuele stroomverbruikers.
De hoofdzekeringen bevinden zich
links in de bagageruimte, in een kastje
op de pluspool van de accu en zijn daar
direct mee verbonden. Toegang tot de zekeringen:
1
) Open het kofferdeksel.
2 ) Draai knop A(fig. 68) los en ver-
wijder de bescherming Bvan de accu.
3 ) Druk op de lippen A(fig. 69 ) en
verwijder het deksel B. De systemen en componenten die
door de hoofdzekeringen ( fig. 70)
worden beveiligd, staan in de tabellen
op de volgende pagina’s.
fig. 68
L0A0030b
fig. 69
L0A0031b
fig. 70
L0A0142b