sensor Lancia Thesis 2006 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2006, Model line: Thesis, Model: Lancia Thesis 2006Pages: 382, PDF Size: 4.74 MB
Page 17 of 382

13
1) Kanalen voor luchtroosters op de voorportieren
2 ) Uitstroomopeningen zijruiten
3 ) Luchtroosters zijkant
4 ) Instrumentenpaneel
5 ) Uitstroomopening voorruit
6 ) Gespreide luchtverdeling bestuurderszijde
7 ) Centrale luchtroosters
8 ) Schakelaar waarschuwingsknipperlichten
9 ) Gespreide luchtverdeling passagierszijde
10) Airbag voor passagierszijde
11) Schakelaar voor uitschakeling airbag voor aan pas- sagierszijde
12) Dashboardkastje/inbouwplaats CD-wisselaar/stek- kerdoos
13) Drukknop voor opening dashboardkastje
14) Multifunctioneel display CONNECT (zie voor de beschrijving van de bedieningsknoppen de volgende
pagina’s)
15) Toegangsklepje cassettespeler, CD-speler en Sim- telefoonkaarthouder
16) Bedieningsknoppen automatische airconditio- ning/schakelaar achterruitverwarming
17) Asbak en aansteker 18) SOS-knop voor toegang tot hulpdiensten en -func-
ties
19) Bedieningshendel ruitenwissers/-sproeiers voor/ achter en koplampsproeiers
20) Drukknop voor op nul zetten dagteller (even inge- drukt houden)/Storingsmeldingen op display wis-
sen (kort indrukken)
21) Start-/contactslot
22) Bedieningsknoppen op het stuurwiel voor het CON- NECT (zie voor de beschrijving van de bedie-
ningsknoppen de volgende pagina’s)
23) Claxon
24) Airbag bestuurderszijde
25) Knop voor elektrische stuurwielverstelling
26) Bedieningsknoppen adaptieve cruise-control/cruise- control/bedieningshendel richtingaanwijzers en
schakelaar dimlicht/grootlicht
27) Dashboardkastje/toegangsklepje zekeringenkastje
28) Ontgrendelhendel motorkap
29) Draaiknop/schakelaar buitenverlichting – Druk- knoppen mistlampen voor en mistachterlichten –
Draaiknoppen lichtsterkteregeling instrumenten-
paneel en gevoeligheid schemersensor
Page 41 of 382

37
KOFFERDEKSEL OPENENHet kofferdeksel kan, ook bij inge-
schakeld alarm, op afstand worden
geopend door knopje E (fig. 9) in te
drukken.
Als u één keer kort op de knop
drukt, schakelt de bewaking van het
kofferdeksel uit en wordt het koffer-
dekselslot ontgrendeld. Het koffer-
deksel kan vervolgens van buitenaf
worden geopend door de knop op
het kofferdeksel in te drukken. Als u
de knop langer indrukt (meer dan 1
seconde), schakelt de bewaking van
het kofferdeksel uit en komt het
kofferdeksel gedeeltelijk omhoog.
Als het kofferdeksel wordt geo-
pend, knipperen de richtingaanwij-
zers twee keer. Als u het kofferdeksel opent, scha-
kelt het diefstalalarm de bewakings-
sensor van de bagageruimte uit en
knipperen de richtingaanwijzers
twee keer (behalve bij sommige uit-
voeringen/bepaalde markten).
Als u het kofferdeksel weer sluit
moet u, om het slot weer te vergren-
delen en de bewakingsfuncties te
herstellen, knopje D(fig. 9) indruk-
ken; de richtingaanwijzers knippe-
ren één keer (behalve bij sommige
uitvoeringen/bepaalde markten).
Als na het commando voor het ont-
grendelen van het kofferdekselslot,
het kofferdeksel niet binnen 30
seconden wordt geopend, wordt het
slot opnieuw vergrendeld en het
diefstalalarm weer ingeschakeld. FUNCTIES DIE AUTOMATISCH
WORDEN INGESCHAKELD
Het systeem kan deze functies
(instellingen die niet gewijzigd kun-
nen worden) automatisch regelen:
– vergrendeling van de portieren en
het kofferdeksel en uitschakeling
van de plafondverlichting als na het
ontgrendelen van het kofferdeksel-
slot niet binnen 30 seconden het
kofferdeksel wordt geopend;
– ontgrendeling van alle portierslo-
ten bij een ongeval waarbij de veilig-
heidsschakelaar in werking treedt;
– ontgrendeling kofferdekselslot en
openen kofferdeksel via de knop in
de auto;
– openen/sluiten van de portieren
via de knoppen in de auto;
– uitschakelen van alle functies als
de sleutel in stand STOPwordt
gedraaid met uitzondering van de
voeding van de autoradio, de elektri-
sche ruitbediening, het opendak, en
de interieurverlichting totdat de por-
tieren geopend worden;
– geleidelijk gaan branden/doven
van de interieurverlichting;
– zichtbare signalering van de staat
van het kofferdeksel, open of geslo-
ten.
Page 43 of 382

39
EXTRA SLEUTELS MET
AFSTANDSBEDIENING
BESTELLENDe ontvanger kan in totaal 8 sleu-
tels met ingebouwde afstandsbedie-
ning herkennen. Als u om welke
reden dan ook een nieuwe sleutel
met afstandsbediening nodig hebt,
moet u zich tot de Lancia-dealer
wenden. Hierbij moeten de CODE-
card, een identiteitsbewijs en het
kentekenbewijs worden meegeno-
men.DIEFSTALALARM
Het systeem bestaat uit:
– een zender met radiofrequentie
(in de contactsleutel ingebouwd);
– een ontvanger met radiofrequen-
tie;
– een elektronische regeleenheid
met ingebouwde uitschakelbare sire-
ne;
– uitschakelbare bewegingssen-
soren;
– uitschakelbare kantelsensor.
Het diefstalalarm wordt bediend
via een ontvanger en in-/uitgescha-
keld met de in de sleutel ingebouw-
de afstandsbediening die een ver-
sleutelde variabele code verzendt. Het diefstalalarm beveiligt tegen:
– het ongeoorloofd openen van por-
tieren, motorkap en kofferdeksel
(omtrekbeveiliging);
– het bedienen van het start-/con-
tactslot;
– het doorknippen van de accuka-
bels;
– de aanwezigheid van bewegende
voorwerpen in het interieur (volu-
metrische beveiliging);
– het eventueel optillen/kantelen
van de auto.
BELANGRIJK De startblokkering
wordt uitgevoerd door de Lancia
CODE en wordt automatisch inge-
schakeld als de contactsleutel uit het
slot wordt genomen.
fig. 14
L0A0097b
Page 45 of 382

41
ALARM UITSCHAKELENDruk voor het uitschakelen van het
alarm op knopje A(fig. 14) van de
sleutel.
Het systeem voert de volgende han-
delingen uit (met uitzondering van
bepaalde markten):
– de richtingaanwijzers knipperen
twee keer kort;
– twee korte geluidssignalen
(“BIEP”) van de sirene;
– ontgrendeling van het bestuurders-
portier of van alle portieren, afhan-
kelijk van de in het menu van CON-
NECT geselecteerde instelling.
BELANGRIJK Als de portieren met
de metalen baard van de sleutel cen-
traal worden ontgrendeld, schakelt
het alarm niet uit. VOLUMETRISCHE
BEVEILIGING
Voor de juiste werking van de volu-
metrische sensoren, mogen in de auto
geen personen of dieren aanwezig zijn
en moeten de ruiten en het opendak
geheel gesloten zijn. Controleer ook of
de portieren en het kofferdeksel goed
gesloten zijn.
U schakelt de volumetrische
beveiliging uit door op knop A(fig.
16) op de plafondverlichting voor te
drukken: als de functie wordt uitge-
schakeld, knippert het lampje op de
knop ongeveer 3 seconden en dooft
daarna.
De beveiliging blijft uitgeschakeld
totdat de portieren opnieuw centraal
worden ontgrendeld.
BELANGRIJK De volumetrische
beveiliging moet binnen ongeveer 1
minuut nadat de sleutel in stand
STOP is gedraaid, worden uitgescha-
keld. Om de beveiliging na deze tijds-
interval uit te schakelen, moet de
sleutel in stand MARworden ge-
draaid en vervolgens opnieuw in
stand STOP. KANTELSENSOR
De kantelsensor meet iedere veran-
dering in de hellingshoek van de auto
en signaleert daardoor het geheel of
gedeeltelijk optillen van de auto (bijv.
bij het verwijderen van een wiel).
De kantelsensor is in staat een mini-
male verandering in de hellingshoek
van de auto te signaleren, zowel langs
de lengte- als de dwarsas. Verande-
ringen in de hellingshoek worden niet
gesignaleerd als de snelheid lager is
dan 0,5°/min. (bijvoorbeeld: als een
band langzaam leegloopt).
Voor het uitschakelen van de kan-
telsensor moet u knop B
( fig. 16) op de plafondverlichting
voor indrukken: als de functie wordt
uitgeschakeld, knippert het lampje op
de knop ongeveer 3 seconden en dooft
daarna.
BELANGRIJK De kantelsensor
moet binnen ongeveer 1 minuut na-
dat de sleutel in stand STOPis ge-
draaid, worden uitgeschakeld. Om de
kantelsensor na deze tijdsinterval uit
te schakelen, moet de sleutel in stand
MAR worden gedraaid en vervolgens
opnieuw in stand STOP.
Page 46 of 382

42
De sensor blijft uitgeschakeld totdat de
portieren opnieuw centraal worden ont-
grendeld.
WANNEER GAAT HET ALARM AF
Bij ingeschakeld systeem, wordt het
alarm in de volgende gevallen geacti-
veerd:
– als één van de portieren, de motor-
kap of het kofferdeksel wordt geopend;
– als de accu wordt losgenomen of de
kabels worden onderbroken;
– als iets in het interieur komt, bijv. bij
het breken van de ruiten (volumetrische
beveiliging);
– bij een startpoging (contactsleutel in
stand MAR);
– als de auto wordt opgetild/gekanteld.
Als het alarm in werking treedt, wordt,
afhankelijk van het land, de sirene ge-
activeerd en gaan de richtingaanwijzers
knipperen (ongeveer 25 seconden). De
wijze waarop het systeem werkt en het
aantal cycli kunnen per land verschillen.
Toch is een maximum aantal cycli
voorzien voor de akoestische en zicht-
bare signalen. Na een alarmsignalering schakelt het
systeem over naar de normale bewa-
kingsfunctie.
MELDINGEN VAN
INBRAAKPOGINGEN
Het systeem geeft de inbraakpogin-
gen aan die door de regeleenheid zijn
geregistreerd, door het gaan branden
op het display van het symbool Y
met daarbij het bericht “INBRAAK-
POGING”.
DIEFSTALALARM BUITEN
GEBRUIK STELLEN
Als u het diefstalalarm buiten ge-
bruik wilt stellen (bijv. als de auto
langere tijd niet wordt gebruikt), dan
hoeft u slechts de auto af te sluiten
door de sleutel in het portierslot te
draaien. UITSCHAKELBARE OF
INSTELBARE FUNCTIES
De functies die direct kunnen wor-
den uitgeschakeld zijn:
– volumetrische beveiliging, uit-
schakelbaar met knop A(fig. 16) op
de plafondverlichting voor: als de
functie wordt uitgeschakeld, gaat het
lampje op de knop ongeveer 3 secon-
den knipperen en dooft daarna;
– kantelsensor, uitschakelbaar met
knop B(fig. 16) op de plafondver-
lichting voor: als de functie wordt uit-
geschakeld, gaat het lampje op de
knop ongeveer 3 seconden knipperen
en dooft daarna.
fig. 16
L0A0028b
Page 54 of 382

50
BELANGRIJKAls de accu van de
auto of de batterij van de CID leeg is,
moet voor het ontgrendelen van het
portier, het slot met de noodsleutel F
( fig. 19) worden ontgrendeld.
BELANGRIJK Als het portierslot
vergrendeld is met de noodsleutel F
( fig. 19), zijn de functies van het Key-
less System tijdelijk uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch
weer ingeschakeld als de portieren
weer ontgrendeld worden door het in-
drukken van het knopje B(fig. 18) op
de CID of na het ontgrendelen met de
noodsleutel F(fig. 19). PORTIERVERGRENDELING EN
AUTO VERLATEN (met
uitgeschakeld
herkenningssysteem)
Ga voor het vergrendelen van de
portieren als de functies van het sys-
teem zijn uitgeschakeld, als volgt te
werk:
– sluit alle portieren en het koffer-
deksel
– druk op het knopje C(fig. 18 ) op
de CID voor centrale vergrendeling
van de portieren en het kofferdeksel
en inschakeling van het diefstalalarm.
Het lampje op de portierpanelen
gaat ongeveer 3 seconden rood bran-
den en daarna gaat het lampje op het
bestuurdersportier knipperen (af-
schriklampje).
Als één of meerdere portieren niet
goed gesloten zijn, gaan de lampjes 3
seconden knipperen in plaats van
constant branden. Na deze 3 secon-
den doven de lampjes, behalve het
lampje op de bestuurdersportier dat
gaat knipperen (afschriklampje). KOFFERDEKSEL OPENEN
Als u bij vergrendelde portieren het
kofferdeksel van buitenaf wilt openen,
hoeft u zich slechts met de CID in de
nabijheid van het kofferdeksel te be-
vinden en de knop op het kofferdek-
sel in te drukken. Het kofferdekselslot
wordt ontgrendeld en het kofferdek-
sel geopend, terwijl de portieren ver-
grendeld blijven. Als het diefstalalarm
is ingeschakeld, wordt tijdelijk de om-
trekbeveiliging op het kofferdeksel, de
volumetrische beveiliging en de kan-
telsensor uitgeschakeld.
Als u het kofferdeksel vervolgens
weer sluit, moet het kofferdeksel ver-
grendelen als u op het knopje voor
portiervergrendeling op de CID drukt,
waarna ook het diefstalalarm weer
volledig wordt ingeschakeld.
BELANGRIJK Zorg ervoor dat u de
CID bij u hebt voordat u het koffer-
deksel sluit.
fig. 23/b
L0A0333b
Page 77 of 382

73
Onzorgvuldig gebruik
van de elektrische ruitbe-
diening kan gevaarlijk
zijn. Controleer voor en tijdens het
bedienen van de ruit altijd of de
passagiers niet verwond kunnen
worden door de bewegende ruiten,
hetzij direct door contact met de
ruit, hetzij door voorwerpen die
door de ruit worden meegesleept
of geraakt. Verwijder altijd de
sleutel uit het contactslot als u de
auto verlaat, om te voorkomen dat
een onverwachtste inschakeling
van de elektrische ruitbediening
gevaar oplevert voor de achterge-
bleven passagiers.
BEDIENINGSORGANEN
De elektrische ruitbediening werkt
als de contactsleutel in stand MAR
staat.
BELANGRIJK Als de contactsleutel
in stand STOPstaat of is uitgenomen,
dan kunnen de ruiten nog ongeveer 2
minuten worden bediend. Als een por-
tier wordt geopend, dan wordt het
systeem echter onmiddellijk uitge-
schakeld.
BELANGRIJK
Als de anti-letsel-
functie binnen 1 minuut vijf keer
wordt ingeschakeld, dan voert het
systeem automatisch de “recovery”
uit (zelfbescherming). De ruit gaat
telkens een klein stukje omhoog tot-
dat de ruit geheel gesloten is.
Ga voor het herstellen van de juiste
werking van het systeem als volgt te
werk: druk op de bedieningsschake-
laar voor het openen van de ruit of
draai de contactsleutel in stand STOP
en vervolgens in stand MAR.
De ruit werkt weer normaal als er
geen storingen in het systeem aanwe-
zig zijn; als er wel een storing wordt
gevonden, wendt u dan tot de Lan-
cia-dealer.
Als er een storing wordt gevonden,
verschijnt op het display het symbool
ª !met daarbij het bericht dat er een
storing is in de anti-letselfunctie van
de ruit (zie “Anti-letselfunctie van de
ruiten” in de paragraaf “Controle- en
waarschuwingslampjes”).ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
ANTI-LETSELFUNCTIE
De ruitbediening is voorzien van een
veiligheidssysteem. De elektronische
regeleenheid van dit systeem kan met
behulp van sensoren in de ruitrubbers
een eventueel obstakel waarnemen als
de ruit sluit. In dat geval onderbreekt
het systeem de ruitbeweging en wordt
de ruit onmiddellijk geopend.
Het systeem voldoet aan de
2000/4/EU-normen die binnenkort
van kracht worden en die voor de vei-
ligheid van de inzittenden bedoeld
zijn. Als van buitenaf geprobeerd
wordt de auto binnen te dringen, kan
de anti-letselfunctie niet worden geac-
tiveerd.
Page 82 of 382

78
snappen. Deze rook is niet schadelijk
en duidt niet op brand.De gordelspanner behoeft geen enkel
onderhoud of smering. Elke verande-
ring van de oorspronkelijke staat zal
de doelmatigheid verminderen. Als de
gordelspanner door extreme natuur-
lijke omstandigheden (overstromin-
gen, zeestormen) met water en mod-
der in contact is geweest, dan moet de
spanner worden vervangen.
De gordelspanner werkt
slechts één maal. Als de
gordelspanner heeft
gewerkt, moet u zich tot de Lan-
cia-dealer wenden om de spanner
te laten vervangen. Het systeem
heeft vanaf de productiedatum een
geldigheid van 10 jaar. Na deze
periode moet de gordelspanner
worden vervangen.Controleer na de afstel-
ling altijd of de beugel in
één van de vaste standen
vergrendeld is door bij losgelaten
knop de beugel verder te drukken
zodat het mechanisme vergrendelt
in één van de vaste standen, als dit
nog niet het geval was. GORDELSPANNERS
Voor een nog effectievere bescher-
ming zijn de veiligheidsgordels voor
en de zijgordels achter voorzien van
gordelspanners.
Dit systeem wordt bij een heftige
botsing door een sensor in werking ge-
steld en trekt de gordel enige centi-
meters aan. Op deze wijze worden de
inzittenden veel beter op hun plaats
gehouden en wordt de voorwaartse
beweging beperkt.
Het blokkeren van de veiligheids-
gordel geeft aan dat de gordelspanner
in werking is geweest; de gordel wordt
niet meer opgerold, ook niet als hij
wordt begeleid.
BELANGRIJK Voor een maximale
bescherming door de gordelspanners
moet de veiligheidsgordel zo worden
omgelegd dat hij goed aansluit op
borst en bekken.
De gordelspanners van de veilig-
heidsgordels voor treden alleen in
werking als de veiligheidsgordels goed
in de sluitingen vergrendeld zijn.
Als de gordelspanners in werking
treden, kan er een beetje rook ont-
fig. 69
L0A0089b
Page 92 of 382

88
De airbag bestaat uit een opblaas-
baar luchtkussen dat in een daarvoor
bestemde ruimte is geplaatst:
– in het midden van het stuurwiel
aan bestuurderszijde A (fig. 82);
– een luchtkussen met een groter vo-
lume op het dashboard aan passa-
gierszijde B(fig. 83). De airbag voor (bestuurder en pas-
sagier) is een veiligheidsvoorziening
die onmiddellijk in werking treedt bij
een middelzware frontale botsing of
een frontaanrijding onder een hoek.
Het luchtkussen vult het grootste deel
van de ruimte tussen de inzittende en
het stuur of het dashboard.
Bij een frontale botsing verwerkt de
centrale regeleenheid de informatie
van de verschillende vertragingssen-
soren, van de veiligheidsgordelsensor
en van de sensor voor aanwezigheid
van een passagier, en zorgt ervoor, in-
dien nodig, dat het kussen opblaast
met een kracht en een snelheid die
afhangt van de ontvangen informatie. Het kussen blaast onmiddellijk op,
waardoor het lichaam van de inzit-
tenden voor wordt opgevangen en de
kans op letsel beperkt wordt. Direct
daarna loopt het kussen weer leeg.
De airbag voor (bestuurder en pas-
sagier) is geen vervanging voor de vei-
ligheidsgordels, maar een aanvulling.
Draag dus altijd veiligheidsgordels.
Bovendien is het dragen van veilig-
heidsgordels wettelijk verplicht in Eu-
ropa (en in de meeste landen daar-
buiten). Bij een ongeval kan een in-
zittende die geen veiligheidsgordel
heeft omgelegd in contact komen met
een airbag die nog niet volledig opge-
blazen is, waardoor de inzittende
minder beschermd wordt.
fig. 83
L0A0068b
fig. 85
L0A0070b
fig. 86
L0A0071b
fig. 84
L0A0069b
Page 95 of 382

91
HERKENNINGSSENSOR
PASSAGIER VOORDe airbag voor aan passagierszijde
is u itgerust m et e en s ensor d ie
tussen de vulling en de buitenste
voering v an d e z itting v an d e
passagiersstoel is geplaatst. Via deze
sensor k an e en r egeleenheid d e
aanwezigheid van een persoon
signaleren. Als de passagiersstoel niet bezet is,
wordt de airbag niet geactiveerd.ZEER GEVAAR-
LIJK
De herken-
ningssensor voor
de passagier voor is niet ontwor-
pen voor de herkenning van kin-
derzitjes op de passagiersstoel,
waardoor de airbag aan passa-
gierszijde niet automatisch kan
worden uitgeschakeld. Als op de
passagiersstoel voor een kinder-
zitje wordt geplaatst, moet de air-
bag aan passagierszijde worden
uitgeschakeld met behulp van de
daarvoor bestemde sleutelschake-
laar (zie de aanwijzingen in de vo-
rige paragraaf).
AIR!AG
Plaats geen zware
voorwerpen op de passa-
giersstoel voor. Bij een on-
geval wordt de airbag voor aan
passagierszijde namelijk geacti-
veerd als deze niet was uitge-
schakeld met behulp van de sleu-
telschakelaar.
De indelingssensor is niet
in staat om de aanwezig-
heid van een inzittende
waar te nemen als tussen de inzit-
tende en de sensor kussentjes,
hoezen, enz. zijn geplaatst.
BELANGRIJK De inzittende wordt
bij een botsing optimaal door het sys-
teem beschermd als hij/zij in de juiste
positie op de stoel zit ( fig. 88).
fig. 88
L0A0256b