ABS Lancia Thesis 2007 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2007, Model line: Thesis, Model: Lancia Thesis 2007Pages: 382, PDF Size: 4.74 MB
Page 179 of 382

175
AUTOMATISCHE HANDREM
EPB (fig. 126)De auto is uitgerust met een automa-
tische handrem EPB (Electric Parking
Brake) die inschakelt als de motor
wordt uitgezet en uitschakelt als bij
draaiende motor het gaspedaal wordt
ingetrapt en, bij uitvoeringen met
handgeschakelde versnellingsbak,
gelijktijdig het koppelingspedaal wordt
losgelaten. De handrem kan ook hand-
matig worden uitgeschakeld door op
knop Aop de middenconsole te druk-
ken bij een draaiende motor of met de
contactsleutel in stand MAR.
Na het handmatig uitschakelen van de
handrem, wordt bij het openen van het
bestuurdersportier de handrem auto-
matisch weer ingeschakeld en moet
opnieuw op knop Aworden gedrukt om
de handrem uit te schakelen. De knop is tamelijk breed waardoor de
handrem in noodgevallen snel bediend
kan worden, ook door de passagier.
De voordelen van dit systeem ten
opzichte van de traditionele handrem
zijn talrijk:
– er is geen enkele kracht nodig om de
automatische handrem in- of uit te
schakelen
– de prestaties van de automatische
handrem zijn onder alle gebruiksom-
standigheden altijd maximaal, in tegen-
stelling tot de traditionele handrem,
waarbij alleen gegarandeerd kan wor-
den dat de auto volledig op zijn plaats
wordt gehouden als de handrem volle-
dig is aangetrokken
– de automatische handrem wordt
bediend via elektrische kabels, waar-
door alle problemen met betrekking tot
de mechanische bedieningskabels, zoals
afstellen, bevriezen of losschieten zijn
uitgesloten
– een grotere veiligheid dank zij het
geavanceerde elektronische controlesys-
teem (gelijk aan dat voor het ABS) dat
het blokkeren van de wielen voorkomt
als de handrem tijdens het rijden wordt
ingeschakeld
– een grotere veiligheid als de auto
geparkeerd staat en kinderen in de auto
worden achtergelaten; de handrem kan niet worden uitgeschakeld als de con-
tactsleutel in stand
STOPstaat of is uit-
genomen.
– het systeem heeft functies die auto-
matisch worden geregeld en waarover
de andere systemen niet beschikken. De
functies worden hierna vermeld.
Als de handrem is ingeschakeld,
brandt met de contactsleutel in stand
MAR op het instrumentenpaneel het
lampje x.
Het lampje gaat branden als de hand-
rem zijn maximale remkracht heeft
bereikt en dooft als, na het loslaten, de
handrem volledig is uitgeschakeld.
Anders dan bij de traditionele handrem,
waarbij het controlelampje al gaat bran-
den als de handrem slechts een stukje
wordt aangetrokken, gaat bij het EPB-
systeem het lampje alleen branden als
de auto volledig geblokkeerd staat.
De in-/uitschakeling van de handrem
gaat gepaard met een specifiek geluid
dat de bestuurder op de in-/uitschake-
ling attendeert; de handrem is volledig
in- of uitgeschakeld als het geluid
ophoudt.
fig. 126
L0A0197b
Houd tijdens het inscha-
kelen van de handrem het
rempedaal altijd inge-
trapt.
Page 188 of 382

184
Als u het gaspedaal snel intrapt voor
betere prestaties, wordt automatisch
het sportieve programma ingescha-
keld. Om de functie uit te schakelen,
moet u het gaspedaal gedeeltelijk la-
ten opkomen.
Als u het gaspedaal geleidelijk in-
trapt, wordt automatisch het tussen-
liggende programma of het economi-
sche programma ingeschakeld.
De regeleenheid is in staat om bij-
zondere omstandigheden te herken-
nen zoals het nemen van een bocht.
Via de actieve sensoren van het ABS
wordt namelijk het plotselinge ver-
schil in draaisnelheid van de voor-
wielen gesignaleerd, waardoor niet
kan worden opgeschakeld naar een
hogere versnelling totdat het maxi-
male toerental van de motor is be-
reikt. Alleen in deze situatie of na het
nemen van een bocht, wordt een ho-
gere versnelling ingeschakeld. Door
deze strategie wordt de stabiliteit van
de auto verbeterd en kan na de bocht
snel geaccelereerd worden, omdat de
meest geschikte versnelling al is inge-
schakeld. Op dezelfde manier wordt vooral bij
bruusk remmen een lagere versnelling
ingeschakeld, waardoor er beter op de
motor kan worden afgeremd. Bij een
bocht wordt de nieuwe versnelling al
ingeschakeld tijdens het afremmen
voor de bocht. Na de bocht hoeft
daarom niet te worden teruggescha-
keld om te accelereren.
Sportief rijden op verschillende tra-
jecten wordt door de regeleenheid her-
kend door het snelle loslaten van het
gaspedaal; als dit wordt geconsta-
teerd, blijft de versnelling ingescha-
keld (ook als het gaspedaal is losgela-
ten), zonder op te schakelen naar een
hogere versnelling, zodat snel geacce-
lereerd kan worden. De regeleenheid is in staat het om-
hoog rijden van de auto te herkennen,
op basis van de signalen van het over-
gebrachte motorkoppel in relatie tot
de snelheid van de auto, en is dus in
staat overbodig schakelen tegen te
gaan bij het loslaten van het gaspe-
daal (bijv. voordat een bocht wordt
genomen), waarbij alleen de noodza-
kelijke versnellingen worden inge-
schakeld die het rijcomfort verhogen.
Op dezelfde manier herkent de re-
geleenheid het omlaag rijden van de
auto en verhindert het opschakelen
naar hogere versnellingen als het gas-
pedaal wordt losgelaten, waardoor er
beter op de motor kan worden afge-
remd. Dit is gunstig voor het remsys-
teem en de stabiliteit van de auto.
BELANGRIJK Als tijdens het rem-
men naar een lagere versnelling wordt
teruggeschakeld, wordt er niet op de
motor afgeremd als het ABS in wer-
king treedt.
De hoogste versnelling (5
e) wordt ge-
bruikt voor het “rustig” rijden van de
auto, d.w.z. op lange trajecten met
hoge constante snelheid maar met een
beperkt motortoerental. Dit vermin-
Page 192 of 382

188
Als tijdens het starten van de motor
een storingsmelding verschijnt, dan
betekent dit dat de elektronische re-
geleenheid van de versnellingsbak een
storing, tijdens de voorgaande rit
voordat de motor werd afgezet, heeft
opgeslagen. Wendt u ook in dit geval
tot de Lancia-dealer om de automa-
tische versnellingsbak te laten contro-
leren.
Rijd bij een storing in de
versnellingsbak zo voor-
zichtig mogelijk en houd
rekening met de beperkingen in de
prestaties (acceleratie en snelheid)
van de auto. Tijdens het rijden met
een defecte versnellingsbak kan de
blokkering van de achteruit moge-
lijk niet werken: plaats de pook
absoluut niet in stand R zolang de
auto in beweging is. AKOESTISCH
WAARSCHUWINGSSYSTEEM
Dit systeem treedt in werking:
– ongeveer 15 seconden als het por-
tier aan bestuurderszijde bij draaiende
of uitgezette motor wordt geopend en
de versnellingspook niet in stand P
staat
– ongeveer 15 seconden als de mo-
tor wordt uitgezet en de versnellings-
pook niet in stand Pstaat
– ongeveer 4 seconden als de ver-
snellingspook in stand R(achteruit)
wordt gezet.
– bij handmatige sequentiële wer-
king, als het commando voor inscha-
keling van een versnelling wordt ge-
geven en dit commando niet door de
regeleenheid wordt geaccepteerd (om-
dat hierdoor bijv. de motor met over-
matig toerental gaat draaien).ROLLEND STARTEN
Het starten door aanduwen of slepen
van de auto is niet mogelijk. In nood-
gevallen (lege accu) kan de auto wor-
den gestart met een hulpaccu. Houdt
u daarbij aan de aanwijzingen die ver-
meld staat in het hoofdstuk “Noodge-
vallen”.
Page 195 of 382

191
Voor de juiste werking
van het ESP, ASR en ABS
is het noodzakelijk dat de
banden van alle wielen van het-
zelfde merk en type zijn. De ban-
den moeten in perfecte conditie en
altijd van het voorgeschreven type,
merk en afmetingen zijn. verlaagd. De ingrepen worden door-
lopend aangepast en uitgevoerd, zo-
dat de door de bestuurder gewenste
richting wordt aangehouden.
De werking van het ESP-systeem
verhoogt de actieve veiligheid van de
auto aanzienlijk onder veel kritische
omstandigheden en is vooral nuttig bij
het inhalen, als de grip van het weg-
dek wisselt. ASR-SYSTEEM (ANTISLIP
REGULATION)
Algemene informatie
Het ASR-systeem is geïntegreerd in
het ESP-systeem. Het ASR controleert
de trekkracht van de auto en grijpt
automatisch in als één of beide aan-
gedreven wielen dreigen door te slip-
pen, waardoor de auto stabiel blijft en
slijtage van de banden wordt voorko-
men.
Afhankelijk van de oorzaak van het
doorslippen, worden twee verschil-
lende controlesystemen ingeschakeld:
– als het doorslippen van beide aan-
gedreven wielen wordt veroorzaakt
door een te hoog motorvermogen, ver-
mindert het ASR het motorvermogen;
– als slechts één aangedreven wiel
dreigt door te slippen, zorgt het ASR-
systeem ervoor dat het wiel automa-
tisch wordt afgeremd. Het effect is
hetzelfde als dat van een sperdiffe-
rentieel. Het ASR is vooral nuttig onder de
volgende omstandigheden:
– doorslippen van het binnenste wiel
in bochten, door verandering van de
wielbelasting of door te felle accelera-
tie;
– te hoog vermogen naar de wielen,
ook in samenhang met de condities
van het wegdek;
– acceleratie op gladde wegen en bij
sneeuw en ijzel;
– verlies van grip op natte wegge-
deelten (aquaplaning).
ASR INSCHAKELEN
Het ASR-systeem schakelt automa-
tisch in als de motor wordt gestart.
Tijdens het rijden kan het systeem
worden uit- of ingeschakeld door
schakelaar A(fig. 135) op de mid-
denconsole in te drukken.
Als het systeem wordt ingeschakeld,
gaat op het multifunctionele display
het symbool Vbranden en verschijnt
het bericht “ASR INGESCHAKELD”.
Als het systeem wordt uitgeschakeld,
gaat op het multifunctionele display
Page 207 of 382

203
Wij raden u aan de adap-
tieve cruise-control alleen
in te schakelen als de ver-
keersomstandigheden en de condi-
tie van de weg dit veilig toestaan;
d.w.z.: op rechte, droge wegen en
autosnelwegen die in goede condi-
tie verkeren en met een rustig ver-
keersbeeld. Schakel het systeem
nooit in de stad of in druk verkeer
in. Als u een bocht nadert, kan het
nodig zijn de ingestelde snelheid te
verminderen of het systeem uit te
schakelen door het rempedaal in te
trappen.
Het rempedaal wordt
door de adaptieve cruise-
control bediend: plaats
uw voet daarom niet onder het
pedaal. BELANGRIJK
De adaptieve crui-
se-control kan alleen worden inge-
schakeld als de snelheid van de auto
tussen de 30 en 160 km/h ligt.
De adaptieve cruise-control schakelt
automatisch uit bij het in werking tre-
den van de volgende systemen: ABS,
ASR, MSR en ESP. Bovendien schakelt
het systeem uit bij het inschakelen van
de achteruit, van de vrijstand en bij de
bediening van de handrem.
Bij een storing of een
afwijkende werking van
de adaptieve cruise-con-
trol, moet draaiknop A in stand
OFF worden gezet en dient u zich
tot de Lancia-dealer te wenden.
Draaiknop A kan permanent in
een andere stand dan OFF blijven
staan, zonder risico op beschadi-
ging van het systeem. Het is ech-
ter raadzaam het systeem uit te
schakelen als het niet gebruikt
wordt. Zet draaiknop A in stand
OFF, zodat het per ongeluk
opslaan van snelheden wordt
voorkomen.PARKEERSEN-
SOREN
De parkeersensoren leveren de
bestuurder bij het inparkeren infor-
matie over de afstand tot obstakels
voor en achter de auto.
De informatie over de aanwezig-
heid van en de afstand tot obstakels
wordt aan de bestuurder doorgege-
ven door middel van geluidssigna-
len. De frequentie van deze geluids-
signalen is afhankelijk van de
afstand tot de obstakels.
Door de informatie die verkregen
wordt door de eigen waarneming en
de geluidssignalen die het systeem
uitzendt, kan de bestuurder eventu-
ele botsingen voorkomen.
fig. 138
L0A0330b
Page 222 of 382

218
Onzorgvuldig gebruik
van het opendak, ook als
het is uitgerust met een
anti-letselfunctie, kan gevaarlijk
zijn. Controleer voor en tijdens de
bediening altijd of de passagiers
niet verwond kunnen worden door
de beweging van het opendak zelf
of door in beweging gebrachte
voorwerpen. Verwijder altijd de
contactsleutel uit het contactslot
als u de auto verlaat, om te voor-
komen dat het opendak per onge-
luk in beweging wordt gebracht en
zo gevaar kan opleveren voor de
achtergebleven inzittenden.
OPENDAK MET
ZONNECELLEN
Het opendak wordt elektrisch be-
diend. De elektrische bediening werkt
alleen als de contactsleutel in stand
MAR staat. Het opendak verschuift in
lengterichting, met verschillende ope-
ningsstanden, tot aan een complete
opening waarbij het opendak in een
daarvoor bestemde ruimte is ge-
plaatst. Het opendak kan ook aan de
achterzijde worden geopend (kantel-
stand) voor ventilatie in het interieur.
Aan de bovenzijde van het opendak
bevinden zich een aantal zonnecellen
die tijdens het parkeren de aanjager
van de klimaatregeling van stroom
voorzien, waardoor de temperatuur in
het interieur aanmerkelijk daalt.
Het opendak is uitgerust met een an-
tiletsel-veiligheidssysteem, dat het
opendak controleert tijdens het slui-
ten en dicht kantelen. De elektronische regeleenheid van
het systeem signaleert eventuele ob-
stakels tijdens het sluiten en dicht
kantelen van het opendak. Als een ob-
stakel wordt geconstateerd wordt het
sluiten/dicht kantelen gestopt en on-
middellijk een klein stukje in tegen-
gestelde richting uitgevoerd.
Door het gebruik van een
mobiele telefoon, een 27
mc-zender of gelijksoor-
tige apparaten in de auto (zonder
buitenantenne) ontstaan elektro-
magnetische velden die, als ze
worden versterkt door de reflectie
in het interieur, niet alleen
schadelijk voor de gezondheid van
de inzittenden kunnen zijn, maar
ook storingen in de elektrische
systemen van de auto (zoals de re-
geleenheid van het motormanage-
mentsysteem, de regeleenheid van
het ABS/EBD enz.) kunnen ver-
oorzaken. Hierdoor wordt de vei-
ligheid in gevaar gebracht.
Page 245 of 382

241
ABS
ALGEMENE INFORMATIEHet ABS (Antilock-Blocking Sys-
tem) voorkomt dat tijdens het rem-
men de wielen blokkeren, ongeacht de
conditie van het wegdek en de pe-
daaldruk, en verhindert daarmee het
doorslippen van één of meerdere wie-
len. Hierdoor blijft de auto bestuur-
baar en stabiel en wordt de remweg
aanzienlijk verkort.
Tijdens het remmen kan het name-
lijk voorkomen dat één van de wielen
blokkeert. Dit kan veroorzaakt wor-
den door een verschil in grip (door
water, ijzel, sneeuw, enz.) of door het
dynamische gedrag van de auto. In dit
geval wordt noch een goede decelera-
tie, noch het handhaven van de rij-
richting, noch de mogelijkheid tot stu-
ren, gegarandeerd. In dat geval grijpt
het ABS in door de hydraulische druk
alleen bij de remtang van het geblok-
keerde wiel weg te nemen en, zodra
het wiel weer begint te draaien, het
opnieuw af te remmen. Hierdoor
wordt een goede werking van het
remsysteem gegarandeerd en blijft de
auto goed bestuurbaar. ELEKTRONISCHE
REMDRUKVERDELING EBD
De auto is uitgerust met een elektro-
nische remdrukverdeling EBD (Elec-
tronic Brakeforce Distribution). Het
systeem zorgt door middel van de re-
geleenheid en de sensoren van het
ABS voor een optimale verdeling van
de remdruk tussen de voor- en ach-
terwielen. Hierdoor wordt voorkomen
dat, in de ernstigste gevallen, de auto
gaat slippen.
WERKING ABS
De centrale regeleenheid ontvangt en
verwerkt de informatie van het rem-
pedaal en van de 4 sensoren die bij de
wielen zijn geplaatst en geeft de elek-
tro-hydraulische unit de opdracht de
remdruk op de remcilinders te ver-
minderen, constant te houden of te
verhogen. Zo wordt het blokkeren van
de wielen voorkomen.
De belangrijkste componenten van
het ABS zijn:
- een elektronische regeleenheid die
de signalen van de sensoren verwerkt
en de best mogelijke regeling uitvoert
door de inspuitventielen te bedienen Een storing in het ABS
wordt bij draaiende motor
aangegeven door het gaan
branden van het waarschuwings-
lampje >op het multifunctionele
display met daarbij het bericht
“DEFECT IN ABS”: In dat geval
werkt het conventionele remsys-
teem op de normale manier, ter-
wijl geen gebruik wordt gemaakt
van het antiblokkeersysteem. On-
der deze omstandigheden kan ook
de werking van het EBD-systeem
verminderen. Rijd zeer voorzich-
tig naar de dichtstbijzijnde Lan-
cia-dealer om het systeem te laten
controleren.
- vier sensoren die de draaisnelheid
van elk wiel meten
- een pomp om de druk van de rem-
vloeistof te herstellen.
BELANGRIJK Tijdens het remmen
kunnen lichte trillingen in het rempe-
daal worden gevoeld. Dit betekent dat
het ABS in werking is getreden.
Page 246 of 382

242
De auto is uitgerust met
een elektronische rem-
drukverdeling (EBD). Als
bij een draaiende motor de waar-
schuwingslampjes xen > gelijk-
tijdig gaan branden op het multi-
functionele display met en het be-
richt “DEFECT IN EBD” ver-
schijnt, dan is er een storing in het
EBD-systeem. In dat geval kunnen
bij hard remmen de achterwielen
vroegtijdig blokkeren waardoor de
auto kan gaan slippen. Rijd zeer
voorzichtig naar de dichtstbij-
zijnde Lancia-dealer om het sys-
teem te laten controleren. Als bij een draaiende mo-
tor alleen het waarschu-
wingslampje xvoor te
laag remvloeistofniveau gaat bran-
den met daarbij het bericht “TE
LAAG REMVLOEISTOFPEIL”,
stop dan onmiddellijk en raad-
pleeg een Lancia-dealer. Als er
vloeistof lekt uit het hydraulische
systeem, wordt de werking van zo-
wel het conventionele remsysteem
als het ABS in gevaar gebracht.
De prestaties van het sys-
teem vergroten in principe
de actieve veiligheid, maar
mogen de bestuurder er niet toe
verleiden onnodige en onverant-
woorde risico’s te nemen. De
rijstijl moet altijd zijn aangepast
aan het wegdek, het zicht en het
verkeer. Als u te sterk op de motor
afremt (lage versnellingen
bij weinig grip) kunnen, de
aangedreven wielen doorslippen.
Het ABS werkt niet bij deze vorm
van slippen.
De maximale remvertra-
ging blijft uiteraard altijd
afhankelijk van de grip
van de banden op het wegdek. Bij
sneeuw of ijs is de grip vanzelf-
sprekend veel minder, waardoor
de remweg, ook met ABS, aanzien-
lijk langer zal zijn.
Page 258 of 382

254
IN DE MIST RIJDENVermijd, indien mogelijk, het rij-
den in dichte mist. Tips bij nevel,
mist of kans op mistbanken:
– Beperk uw snelheid.
– Ontsteek, ook overdag, het dim-
licht, de mistachterlichten en de
eventuele mistlampen voor. Gebruik
niet het grootlicht.
BELANGRIJK Doof bij stukken
met goed zicht de mistachterlichten
om de weggebruikers achter u niet te
hinderen.
– Denk eraan dat mist de wegen
ook nat maakt, waardoor manoeu-
vres moeilijker uit te voeren zijn en
de remweg langer is.
– Houd ruim afstand van de auto’s
voor u.
– Voorkom zoveel mogelijk abrup-
te snelheidswisselingen. – Vermijd zoveel mogelijk het
inhalen van andere voertuigen.
– Als u plotseling moet stoppen (bij
een defect, door sterke vermindering
van het zicht, enz.), tracht dan toch
buiten de rijstrook te stoppen. Zet
vervolgens de waarschuwingsknip-
perlichten aan en, zo mogelijk, de
dimlichten. Druk in een rustig ritme
op de claxon als u een andere auto
denkt te zien. IN DE BERGEN RIJDEN
– Rem zoveel mogelijk op de motor
af en rijd in een lage versnelling
bergafwaarts. Daarmee voorkomt u
dat de remmen oververhit raken.
– Rijd nooit naar beneden met
afgezette motor of met de versnel-
lingspook in de vrijstand, en abso-
luut nooit met uitgenomen contact-
sleutel.
– Rijd met een matige snelheid, en
vermijd het “afsnijden” van boch-
ten.
– Denk eraan dat bergopwaarts
inhalen veel langzamer gaat en dat
de weg daarom langer vrij moet zijn.
Als u wordt ingehaald terwijl u berg-
opwaarts rijdt, geef de passerende
auto dan de ruimte.
Page 259 of 382

255
MET SNEEUW EN IJS
RIJDEN– Enkele tips voor het rijden met
sneeuw en ijs:
– Rijd met zeer matige snelheid.
– Monteer op besneeuwde wegen
winterbanden of sneeuwkettingen;
zie de betreffende paragrafen in dit
hoofdstuk.
– Rem bij voorkeur op de motor af
en vermijd bruusk remmen.
– Vermijd snel optrekken en plot-
seling van richting veranderen.
– In de winter kan op schijnbaar
droge wegen toch ijs liggen. Let
daarom vooral goed op de delen van
de weg die door de aanwezigheid
van bomen of rotsen weinig zon krij-
gen, waardoor ijs kan blijven liggen.
– Houd ruim afstand van de auto’s
voor u. MET ABS RIJDEN
Het ABS is een voorziening op het
remsysteem dat twee belangrijke
voordelen biedt:
1) Het voorkomt het blokkeren en
daarmee het slippen van de wielen
bij een noodstop en in omstandighe-
den waarbij de grip op het wegdek
beperkt is.
2) Het houdt de auto tijdens het
remmen bestuurbaar. Hierdoor kunt
u tijdens het remmen obstakels ont-
wijken of van richting veranderen,
mits de grip van de banden dit toe-
laat.
Het beste gebruik van ABS:
– Bij een noodstop of bij vermin-
derde grip voelt u een lichte trilling
in het rempedaal: dit is het signaal
dat het ABS werkt. Laat het pedaal
niet los, maar blijf het ingetrapt
houden zodat het remsysteem conti-
nu werkt. – Het ABS voorkomt het blokkeren
van de wielen, maar verhoogt de
grip van de banden op het wegdek
niet. Houd daarom ook met auto’s
met ABS een veilige afstand van de
auto’s die voor u rijden en beperk de
snelheid voor u een bocht inrijdt.
Het ABS dient om de bestuurbaar-
heid van de auto te verbeteren, en
niet om harder te rijden.