airbag Lancia Ypsilon 2020 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2020, Model line: Ypsilon, Model: Lancia Ypsilon 2020Pages: 208, PDF Size: 5.44 MB
Page 10 of 208

INSTRUMENTENPANEEL
De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningselementen, de instrumenten en de meters kunnen variëren afhankelijk van
de versies.
1. Verstelbare en richtbare luchtroosters 2. Vaste luchtroosters voor ontwaseming van de zijruiten 3. Bedieningshendel buitenverlichting
4. Frontairbag bestuurderszijde 5. Bedieningshendel ruitenwissers voor/achter en tripcomputer 6. Verstelbare en richtbare luchtroosters in het
midden 7. Instrumentenpaneel 8. Frontairbag passagierszijde 9. Dashboardkastje 10. Bedieningsknoppen 11. Versnellingspook
12. Bedieningsorganen voor verwarming/ventilatie/klimaatregeling 13.Uconnect™ 14. Contactslot
1L0F0403C
8
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 16 of 208

ACHTERBANK
11)5)
Bagageruimte vergroten
Ga als volgt te werk:
Verwijder de hoofdsteunen door ze
omhoog te trekken zoals beschreven in
de paragraaf "Hoofdsteunen" in dit
hoofdstuk;
plaats de veiligheidsgordels opzij en
controleer of ze goed gestrekt en niet
verdraaid zijn;
druk op de ontgrendelknop fig. 10
om het linker of rechter
rugleuninggedeelte neer te klappen en
op het zitkussen te leggen.
BELANGRIJK
8)Voer de aanpassingen alleen uit
wanneer de auto stilstaat.
9)Als er een zijairbag is geïnstalleerd, is het
gevaarlijk stoelhoezen te gebruiken die
niet geleverd zijn door Lineaccessori
MOPAR
®.
10)Controleer na het loslaten van de
hendel of de stoel goed geblokkeerd is
door te proberen hem naar voren en naar
achteren te schuiven. Als de stoel niet
geblokkeerd is, kan hij plotseling
verschuiven met mogelijk controleverlies
over de auto tot gevolg.
11)Zorg ervoor dat de rugleuningen aan
beide zijden goed zijn vergrendeld om
te voorkomen dat deze bij bruusk remmen
naar voren kunnen klappen en zo eventueel
de passagiers kunnen verwonden.
BELANGRIJK
4)De bekleding van uw voertuig is
ontworpen om bestand te zijn tegen
slijtage bij normaal gebruik van het
voertuig. Er moeten wel enkele
voorzorgsmaatregelen getroffen worden.
Vermijd excessief schuren tegen
kledingaccessoires zoals metalen gespen
en klittenband die, als ze veel druk
uitoefenen in een klein gebied, zouden
kunnen afbreken, met beschadiging van de
bekleding als gevolg.
5)Verwijder voordat de rugleuning wordt
ingeklapt alle voorwerpen die op de zitting
liggen.
9L0F0273C10L0F0088C
14
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 46 of 208

BEDIENINGSKNOPPEN
Deze bevinden zich op het dashboard
fig. 46.
/: druk de knoppen in en
laat ze los om omhoog of omlaag
door de menuopties te bladeren, of om
de weergegeven waarde te verhogen/
verlagen.
: kort indrukken om het menu te
openen en/of naar de volgende
schermpagina te gaan of de gewenste
keuze te bevestigen. Ingedrukt houden
om terug te keren naar het
standaardscherm.SET-UP-MENU
Het menu omvat de volgende opties:
MENU
VERLICHTING
PIEP SNELHEID
SENSOR KOPLAMPEN (voor
bepaalde versies/markten)
REGENSENSOR (voor bepaalde
versies/markten)
ACTIVERING TRIP B/GEGEVENS
STEL UUR IN
STEL DATUM IN
EERSTE PAGINA (voor bepaalde
versies/markten)
AUTOCLOSE
MEETEENHEID
TAAL
GELUIDSSTERKTE
WAARSCHUWINGEN
GELUIDSSTERKTE TOETSEN
PIEP VEILIGHEIDSGORDELS
SERVICE
AIRBAG/PASSENGER BAG (voor
bepaalde versies/markten)
DAGRIJLICHTEN
RESET BANDEN
RESET OLIEPEIL (voor bepaalde
versies/markten)
EXIT MENUInschakeling/uitschakeling
passagiersairbag voor en zijairbag
(voor bepaalde versies/markten)
Met deze functie kan de frontairbag aan
passagierszijde in- of uitgeschakeld
worden.
Ga als volgt te werk:
druk op de knopen druk na
weergave van het bericht
"Passagiersairbag: Uit (om uit te
schakelen) of het bericht
"Passagiersairbag: Aan (om in te
schakelen) door op
ofte
drukken, nogmaals op INSTELLEN
;
op het display verschijnt een bericht
met het verzoek om bevestiging;
druk op de knoppenof
om "Ja" te selecteren (om het
inschakelen/uitschakelen te bevestigen)
of "Nee" (om te annuleren);
druk kort op de knop;er
verschijnt een bevestigingsbericht van
de gekozen instelling en er wordt
teruggekeerd naar het menuscherm.
Houd de knop ingedrukt om naar
het standaardscherm terug te keren
zonder op te slaan.
46L0F0414C
44
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 50 of 208

Waarschuwingslampje Wat het betekent
LAADSTROOM ACCU ONVOLDOENDE
(voor bepaalde versies/markten)
Het waarschuwingslampje (of symbool bij versies met multifunctioneel herconfigureerbaar display) gaat
branden wanneer de contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet doven nadat de
motor is gestart (als de motor stationair draait, kan het voorkomen dat het lampje iets later dooft).
Als het waarschuwingslampje continu blijft branden of knippert (bij sommige versies verschijnen er een
bericht en een symbool op het display), neem dan contact op met het Lancia Servicenetwerk.
STORING AIRBAGSYSTEEM
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet
even later doven.
Het lampje gaat continu branden (bij sommige versies verschijnen er een bericht en een symbool op het
display) als er een storing in het airbagsysteem is vastgesteld.
34) 35)
BELANGRIJK
34)Als, wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid, hetlampje niet gaat branden of blijft branden tijdens het rijden, dan is er
mogelijk een storing in de veiligheidssystemen; in dat geval kunnen de airbags of gordelspanners niet in werking treden bij een ongeval of, in
een zeer beperkt aantal gevallen, onbedoeld in werking treden. Laat het systeem onmiddellijk controleren door het Lancia Servicenetwerk
alvorens verder te rijden.
35)De storing van het
waarschuwingslampje wordt, afhankelijk van de versie, aangegeven door het aangaan van hetsymbool op het
display of door het knipperen van hetwaarschuwingslampje. In dat geval kan hetlampje mogelijk geen storingen in de
veiligheidssystemen aangeven. Laat het systeem onmiddellijk controleren door het Lancia Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
48
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 56 of 208

Rode waarschuwingslampjes/symbolen
Waarschuwingslampje Wat het betekent
STORING ABS
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet
even later doven.
Het waarschuwingslampje gaat branden (bij sommige versies verschijnen er een bericht en een symbool
op het display) als het systeem niet goed werkt. In dat geval blijft het remsysteem normaal werken, maar
met uitsluiting van het ABS-systeem.
Rijd voorzichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats van het Lancia Servicenetwerk om het systeem te laten
controleren.
PASSAGIERSAIRBAG/ZIJAIRBAGS UITGESCHAKELD
Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer de frontairbag en de zijairbag aan passagierszijde
worden uitgeschakeld.
Wanneer bij ingeschakelde frontairbag aan passagierszijde de contactsleutel in de stand MAR wordt
gedraaid, gaat het lampje
eerst enkele seconden continu branden en vervolgens enkele seconden
knipperen. Hierna zou het lampje moeten doven.
39)
BELANGRIJK
39)Een storing van hetlampje wordt aangegeven door het aangaan van hetlampje. Bovendien zorgt het airbagsysteem voor de
automatische uitschakeling van de airbags aan passagierszijde (frontairbag en zijairbags - voor bepaalde versies/markten). Laat het systeem
onmiddellijk controleren door het Lancia Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
54
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 62 of 208

Waarschuwingslampje Wat het betekent
Storing parkeersensoren(voor bepaalde versies/markten)
Het waarschuwingslampje (of symbool voor versies met multifunctioneel herconfigureerbaar display) gaat
branden en er verschijnt een speciaal bericht op het display, indien er een storing van de parkeersensoren
wordt vastgesteld.
Storing schemersensor(voor bepaalde versies/markten)
Het waarschuwingslampje (of symbool voor versies met multifunctioneel herconfigureerbaar display) gaat
branden en er verschijnt een speciaal bericht op het display, indien er een storing van een schemersensor
wordt vastgesteld.
Storing motoroliedruksensor
De storing van de motoroliedruksensor wordt aangegeven door het aangaan van het
waarschuwingslampje (of symbool voor versies met multifunctioneel herconfigureerbaar display) op het
instrumentenpaneel.
Storing waarschuwingslampje Airbag(voor bepaalde versies/markten)
Het waarschuwingslampje (of symbool voor versies met multifunctioneel herconfigureerbaar display) gaat
knipperen wanneer er een storing van het
waarschuwingslampje is vastgesteld.
Tyre pressure monitoring system (iTPMS) (Bewakingssysteem bandenspanning) niet
beschikbaar
Het waarschuwingslampje (of symbool voor versies met multifunctioneel herconfigureerbaar display) gaat
branden en er verschijnt een speciaal bericht op het display, indien het bewakingssysteem
bandenspanning (iTMPS) niet beschikbaar is.
60
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 71 of 208

VEILIGHEID
Dit hoofdstuk is bijzonder belangrijk.
Hierin worden de veiligheidssystemen
beschreven waarmee het voertuig is
uitgerust en aanwijzingen over hoe deze
op de juiste wijze gebruikt moeten
worden.ACTIEVE VEILIGHEIDSSYSTEMEN . 70
RIJHULPSYSTEMEN ...................... 74
BESCHERMINGSSYSTEMEN
INZITTENDEN ................................. 76
VEILIGHEIDSGORDELS .................. 76
SBR-SYSTEEM (SEAT BELT
REMINDER) .................................... 77
GORDELSPANNERS....................... 79
KINDERZITJES ............................... 81
AANVULLEND
VEILIGHEIDSSYSTEEM (SRS) -
AIRBAGS ........................................ 92
69
Page 78 of 208

BESCHERMINGS-
SYSTEMEN
INZITTENDEN
Tot de belangrijkste
veiligheidsvoorzieningen van de auto
behoren de volgende
beschermingssystemen:
veiligheidsgordels;
SBR-systeem (Seat Belt Reminder);
hoofdsteunen;
kinderzitjes;
frontairbags en zijairbags.
Lees de informatie vermeld op de
volgende pagina's uiterst aandachtig
door. Het is van fundamenteel belang
dat de beschermingssystemen op
de juiste manier gebruikt worden om
het maximaal mogelijke
veiligheidsniveau voor de bestuurder en
de passagiers te garanderen.
Zie voor de verstelling van de
hoofdsteunen paragraaf
"Hoofdsteunen" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het voertuig".
VEILIGHEIDS-
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
De bestuurder moet zich aan alle
plaatselijke wettelijke voorschriften met
betrekking tot de verplichting en de
manier waarop de gordel wordt
gebruikt houden en moet er ook voor
zorgen dat andere inzittenden van
het voertuig deze voorschriften naleven.
Leg de veiligheidsgordel altijd om
alvorens weg te rijden.
De veiligheidsgordel moet omgelegd
worden terwijl men goed rechtop, met
de rug tegen de rugleuning zit.
Pak, om de gordel om te leggen, gesp
A fig. 48 en steek deze in de sluiting
B, totdat de klik van het vergrendelen
wordt gehoord.
Als tijdens het uittrekken de gordel blijft
blokkeren, laat hem dan een stukje
teruglopen en trek hem vervolgens
langzaam uit.
Druk op de knop Cfig. 48 om de gordel
los te maken.
Begeleid de gordel tijdens het
teruglopen, zodat hij niet draait. Via de
oprolautomaat past de gordel zich
automatisch aan het lichaam van de
passagier aan, waarbij voldoende
bewegingsvrijheid wordt gelaten.
73)
De oprolautomaat kan blokkeren als het
voertuig op een steile helling staat: dit
is normaal. Bovendien blokkeert de
oprolautomaat als de gordel snel word
uitgetrokken of bij hard remmen,
botsingen en bij bochten die op hoge
snelheid worden genomen.
De achterbank is voorzien van
driepuntsveiligheidsgordels met
oprolautomaat. Leg zodra u zit de
achterste veiligheidsgordels om zoals
getoond in fig. 49 (versies met 4
zitplaatsen) of fig. 50 (versies met 5
zitplaatsen).
BELANGRIJK Als de achterbank weer
in de normale stand wordt geplaatst,
controleer dan of de veiligheidsgordels
zodanig geplaatst zijn dat ze klaar
voor gebruik zijn.
74) 75)
48L0F0059C
76
VEILIGHEID
GORDELS
Page 93 of 208

Belangrijke aanbevelingen voor het
veilig vervoeren van kinderen
Monteer de kinderzitjes op de
achterbank, omdat die plaats bij een
ongeval de meeste bescherming biedt.
Houd kinderen zo lang mogelijk in
kinderzitjes die tegen de rijrichting
in gemonteerd zijn, tot ze 3-4 jaar zijn.
Indien een kinderzitje tegen de
rijrichting in op de achterbank is
gemonteerd, dan is het raadzaam om
het kinderzitje zo dicht mogelijk tegen
de voorstoel aan te monteren.
Als de passagiersairbag buiten
werking is gesteld, controleer dan of
het speciale lampje op het
instrumentenpaneel brandt om er zeker
van te zijn dat deze airbag
daadwerkelijk is uitgeschakeld.
Neem de aanwijzingen die de
producent verplicht bij het kinderzitje
moet leveren zorgvuldig in acht.
Bewaar deze aanwijzingen samen met
de overige documenten en dit
instructieboek in het voertuig. Gebruik
geen gebruikte kinderzitjes waarvan
de gebruiksaanwijzingen ontbreken.
Elk kinderzitje is bedoeld voor
slechts één kind: vervoer nooit twee
kinderen in één zitje.
Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door eraan te trekken.
Controleer tijdens het rijden of het
kind geen verkeerde houding aanneemt
of de gordels losmaakt.
Laat een kind nooit het diagonale
gordelgedeelte onder zijn arm of achter
zijn rug omleggen.
Vervoer kinderen nooit op schoot,
ook geen pasgeborenen. Niemand is in
staat om een kind vast te houden bij
een ongeval.
Na een ongeval moet het kinderzitje
door een nieuw exemplaar worden
vervangen.
Als in de rijrichting gemonteerde
kinderzitjes worden gebruikt, zet dan de
hoofdsteun van de stoel van het
voertuig in de hoogste stand.
BELANGRIJK
80)ZEER GEVAARLIJK Plaats NOOIT een
kinderzitje tegen de rijrichting in op de
passagiersstoel van auto's met een actieve
passagiersairbag. Bij een ongeval, hoe
klein ook, kan de airbag ernstig letsel en
zelfs de dood van het kind tot gevolg
hebben. Het is raadzaam kinderen altijd in
kinderzitjes op de achterbank te vervoeren:
bij een ongeval biedt de achterbank de
meeste bescherming.81)Op de zonneklep is een etiket met
symbolen aangebracht dat eraan herinnert
dat de airbag verplicht uitgeschakeld
moet worden als een tegen de rijrichting in
gemonteerd kinderzitje op de voorstoel
wordt gemonteerd. Neem altijd de
aanwijzingen op de zonneklep aan
passagierszijde in acht (zie de paragraaf
“(zie paragraaf "Aanvullend
veiligheidssysteem (SRS) - Airbag”).
82)Mocht het toch nodig zijn om kleine
kinderen in kinderzitjes achterstevoren op
de passagiersstoel te vervoeren, dan
moeten de passagiersairbags (front- en
zijairbags) worden uitgeschakeld via het
Set-up menu. Controleer in dergelijke
gevallen steeds of de airbags effectief zijn
uitgeschakeld door na te gaan of het
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel brandt. Bovendien
moet de passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
83)Verplaats de voorste passagiersstoel of
de achterbank niet als er een kind op zit
of als het kind in een geschikt kinderzitje zit.
84)Onjuiste montage van het kinderzitje
kan ertoe leiden dat het
beschermingssysteem inefficiënt wordt. Bij
een ongeval kan het kinderzitje loskomen
en kan het kind zelfs dodelijk gewond
raken. Houd u, bij het monteren van
kinderzitjes voor pasgeborenen of kinderen,
strikt aan de aanwijzingen van de
Fabrikant.
91
Page 94 of 208

85)Wanneer het kinderzitje niet in gebruik
is, zet het dan vast met de
veiligheidsgordel of met de ISOFIX-
bevestigingen, of verwijder het uit het
voertuig. Laat het kinderzitje niet los in het
interieur liggen. Zo kan het in geval van
abrupt remmen of een ongeval geen letsel
bij de inzittenden veroorzaken.
86)Verplaats de stoel niet als er een
kinderzitje is geplaatst: verwijder altijd eerst
het kinderzitje alvorens de stoel anders in
te stellen.
87)Zorg er altijd voor dat het borstgedeelte
van de veiligheidsgordel niet onder de
armen door of achter de rug van het kind
langs loopt. Bij een ongeval zal de
veiligheidsgordel het kind niet vast kunnen
houden, met het risico van zelfs dodelijk
letsel. Daarom moet het kind de
veiligheidsgordel altijd correct omleggen.
88)Gebruik één onderste verankeringspunt
niet voor de installatie van meer dan één
kinderzitje.
89)Als een universeel ISOFIX-kinderzitje
niet aan alle drie de verankeringspunten is
vastgemaakt, zal het kinderzitje het kind
niet goed kunnen beschermen. In geval
van een aanrijding zou het kind ernstig
gewond kunnen raken of zelfs kunnen
overlijden.
90)Monteer het kinderzitje alleen bij
stilstaande auto. Het kinderzitje is op de
juiste wijze aan de beugels bevestigd
als de vergrendeling hoorbaar vastklikt. De
instructies voor montage, demontage en
plaatsing moeten in elk geval worden
opgevolgd. De fabrikant van het kinderzitje
is verplicht deze instructies bij het
kinderzitje te leveren.AANVULLEND
VEILIGHEIDS-
SYSTEEM (SRS) -
AIRBAGS
Het voertuig kan uitgerust zijn met:
frontairbag bestuurderszijde;
frontairbag passagierszijde;
frontairbags ter bescherming van
bekken, borst en schouders van
bestuurder en passagier (voor bepaalde
versies/markten);
zijairbags ter bescherming van het
hoofd van passagiers op de voorstoel
en op de achterbank (gordijnairbag).
FRONTAIRBAGS
91)
De frontairbags (bestuurder en
passagier) beschermen de inzittenden
voorin bij middelzware en zware frontale
botsingen, door de airbag tussen de
inzittende en het stuurwiel of het
dashboard op te blazen.
Als de airbags niet worden opgeblazen
bij andere soorten botsingen (botsingen
opzij, achterop, over de kop slaan
enz.), wijst dit niet op een storing van
het systeem.De frontairbags voor bestuurder en
passagier zijn geen vervanging voor de
veiligheidsgordels, maar een aanvulling
hierop. Draag dus altijd
veiligheidsgordels, zoals trouwens bij de
wet voorgeschreven is in alle Europese
landen en de meeste landen
daarbuiten.
Bij een botsing worden degenen die
geen veiligheidsgordel dragen naar
voren geworpen en kunnen zo in
contact komen met een airbag die nog
niet volledig opgeblazen is. Onder
deze omstandigheden wordt de
inzittende minder door de airbag
beschermd.
De frontairbags kunnen niet worden
geactiveerd in het geval van een
frontale botsing tegen sterk
vervormbare voorwerpen waarbij de
voorkant van het voertuig niet
betrokken is (bijv. flankbotsing tegen de
vangrail) of indien het voertuig onder
een ander voertuig of
veiligheidsbarrières schuift (bijv. onder
een vrachtwagen of de vangrails).
92
VEILIGHEID