Rvm MAZDA MODEL CX-5 2013 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: MAZDA, Model Year: 2013, Model line: MODEL CX-5, Model: MAZDA MODEL CX-5 2013Pages: 657, PDF Size: 5.51 MB
Page 304 of 657

OPMERKING
lIn de volgende gevallen is het mogelijk dat het RVM waarschuwingsindikatielampje
en de waarschuwingszoemer niet geactiveerd worden of dat de activering ervan
vertraagd wordt:
lEen ander voertuig komt vanaf een rijbaan twee rijbanen verderop op de
naastgelegen rijbaan.
lBij het rijden op een steile helling.lBij het rijden over een bergpas.lWanneer de draaicirkel klein is (maken van scherpe bochten, op rotondes of
kruisingen).
lWanneer er een verschil in hoogte is tussen de rijbanen.lOnmiddellijk nadat dit systeem is ingeschakeld.
lAls de breedte van de rijbanen bijzonder smal is, is het mogelijk dat een voertuig op
een naastgelegen rijbaan twee rijbanen verderop opgespoord wordt. Het
radarsensordetectiegebied is ingesteld overeenkomstig de rijbaanbreedte van
algemene snelwegen.
4-148
Tijdens het rijden
Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM)
Page 305 of 657

OPMERKING
lHet is mogelijk dat het RVM waarschuwingsindikatielampje gaat branden voor
stilstaande objecten op of langs de kant van de weg, zoals vangrails, tunnels en
zijmuren.
Objecten zoals vangrails en betonnen muren
die langs de auto lopen.Plaatsen waar de breedte tussen de vangrails
of muren aan weerszijden van de auto smaller
wordt.
De muren aan de ingang en uitgangen van
tunnels, afritten.
lAls een aanhangwagen wordt getrokken of een voertuigdrager aan de achterzijde van
de auto is aangebracht, bestaat de kans dat het rijbaanveranderingcontrolesysteem niet
correct functioneert omdat de radaruitstraling gehinderd wordt. Schakel het
rijbaanveranderingcontrolesysteem uit.
Tijdens het rijden
Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM)
4-149
Page 306 of 657

qRVM waarschuwingsindikatielampje
Het rijbaanveranderingcontrolesysteem waarschuwt de bestuurder voor de aanwezigheid
van een ander voertuig op een naastgelegen rijbaan met behulp van de RVM
waarschuwingsindikatielampjes en de waarschuwingszoemer wanneer het systeem
operationeel is.
RVM waarschuwingsindikatielampje
De RVM waarschuwingsindikatielampjes zijn ingebouwd in de linker en rechter
buitenspiegels. Het waarschuwingsindikatielampje gaat branden wanneer een voertuig dat
op een naastgelegen rijbaan van achteren nadert wordt opgemerkt. Een
waarschuwingsindikatielampje knippert wanneer de richtingaanwijzerhendel bediend
wordt naar de kant waar het RVM waarschuwingsindikatielampje brandt om de bestuurder
te attenderen.
Annuleringsfunctie van verlichtingsdimmer
Normaal, wanneer de koplampschakelaar in de stand
ofwordt gezet, wordt de
helderheid van de RVM waarschuwingsindikatielampjes gedimd wanneer deze gaan
branden.
Bij het rijden op besneeuwde wegen of in mist waar de helderheid van de omgeving een
RVM waarschuwingsindikatielampje moeilijk zichtbaar maken wanneer dit gedimd is,
wordt door het volledig rechtsom draaien van de instrumentenpaneelverlichtingsknop de
dimfunctie uitgeschakeld en wordt de helderheid van de RVM
waarschuwingsindikatielampjes weer op volle helderheid ingesteld.
Zie Instrumentenpaneelverlichting op pagina 4-28.
4-150
Tijdens het rijden
Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM)
Page 307 of 657

qRVM schakelaar
Wanneer de schakelaar wordt ingedrukt,
wordt het
rijbaanveranderingcontrolesysteem
gebruiksklaar en het RVM indikatielampje
(groen) gaat branden op het
instrumentenpaneel. Wanneer de
schakelaar nogmaals wordt ingedrukt,
wordt het systeem uitgeschakeld en gaat
het RVM indikatielampje (groen) uit.
OPMERKING
lWanneer het contact wordt uitgezet,
wordt de toestand aangehouden die
bestond alvorens het contact werd
uitgeschakeld. Als bijvoorbeeld het
contact wordt uitgeschakeld terwijl
het
rijbaanveranderingcontrolesysteem
gebruiksklaar is, zal het systeem
gebruiksklaar zijn wanneer het
contact de volgende keer op ON
gezet wordt.
lAls de accu wordt losgekoppeld of
een zekering wordt vervangen, zal
het
rijbaanveranderingcontrolesysteem
uitgeschakeld worden. Druk op de
RVM schakelaar om dit systeem in te
schakelen.
qOnderhoud van de radarsensors
De radarsensors voor het
rijbaanveranderingcontrolesysteem zijn
aangebracht binnen in de achterbumper,
één aan de linkerzijde en één aan de
rechterzijde.
Radarsensors
Het oppervlak van de achterbumper nabij
de radarsensors dient altijd schoon te zijn
zodat het
rijbaanveranderingcontrolesysteem correct
kan functioneren. Breng geen stickers of
dergelijke voorwerpen op de
achterbumper aan.
Zie Verzorging van de carrosserie op
pagina 6-69.
OPMERKING
Raadpleeg een officiële Mazda dealer
voor reparatie en vervanging van de
radarsensors, of reparatie, vernieuwing
of spuiten van de achterbumper nabij
een radarsensor.
Tijdens het rijden
Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM)
4-151
Page 591 of 657

Wanneer het lampje knippert
Het lampje knippert als er een defect in
het i-stop systeem is. Raadpleeg een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
officiële Mazda reparateur.
qAls het
rijbaanveranderingcontrolesysteem
(RVM) waarschuwingslampje (oranje)
gaat branden
í
Het lampje blijft branden als het systeem
defect is. Raadpleeg een officiële Mazda
dealer.
OPMERKING
Dit waarschuwingslampje kan gaan
branden als resultaat van een tijdelijke
vermindering in de gevoeligheid van de
radarsensor als gevolg van slecht weer
of vuil op het bumperoppervlak. Dit
duidt echter niet op een defect.
qAls het
rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem
(LDWS) waarschuwingslampje (oranje) gaat
knipperen
í
lHet waarschuwingslampje gaat
knipperen als het systeem defect is.
Laat uw auto bij een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële
Mazda reparateur controleren.
lHet LDWS werkt niet wanneer het
waarschuwingslampje knippert.
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers
7-41íBepaalde modellen.
Page 605 of 657

qBuitentemperatuurwaarschuwingszoemerí
Waarschuwt de bestuurder voor de
mogelijkheid van gladde wegen wanneer
de buitentemperatuur laag is.
Als de buitentemperatuur lager is dan
ongeveer 4 °C, wordt er eenmaal een
pieptoon gegeven en gaat de
buitentemperatuurdisplay gedurende
ongeveer tien seconden knipperen.
(pagina 4-29)
qRijbaanveranderingcontrolesysteem
(RVM) waarschuwingszoemerí
De waarschuwingszoemer wordt op
hetzelfde moment geactiveerd als dat het
RVM waarschuwingsindikatielampje
begint te knipperen om de bestuurder te
attenderen.
OPMERKING
Een gebruikersfunctie is beschikbaar
voor het wijzigen van het
geluidsvolume van de
waarschuwingszoemer. Zie
Gebruikersinstellingen op pagina 9-13.
qRijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem
(LDWS) waarschuwingsgeluidí
Als terwijl het systeem in werking is
bepaald wordt dat de auto op het punt
staat de rijstrook te verlaten, wordt er een
waarschuwingsgeluid gegeven.
OPMERKING
lHet volume van het LDWS
waarschuwingsgeluid kan veranderd
worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-13.
lHet type van het LDWS
waarschuwingsgeluid kan veranderd
worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-13.
qWaarschuwingszoemer voor
elektronisch stuurslotí
De waarschuwingszoemer klinkt als het
stuurwiel niet ontgrendeld wordt nadat de
startdrukknop is ingedrukt. (pagina 4-2)
q120 km/h waarschuwingszoemerí
Als de rijsnelheid hoger wordt dan 120
km/h, klinkt er gedurende 5 seconden een
pieptoon.
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers
7-55íBepaalde modellen.
Page 615 of 657

qRijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM)
Informatie voor de eigenaar
Verklaring van Conformiteit
8-9
Page 641 of 657

Onderwerp BijzonderheidFabrieksinstellingBeschikbare
instellingen
Drie-knipperingen
richtingaanwijzerDe functie van de drie-knipperingen
richtingaanwijzer kan veranderd worden.
Zie Instellen op pagina 5-58.Aan of UitAan/
Uit
Automatische
ruitenwisserregelingDe regelfunctie van de automatische
ruitenwisser kan veranderd worden.
Zie Instellen op pagina 5-58.Aan
(regensensor)Aan (regensensor)/
Uit (interval)
*1
Automatische
verlichtingsregelingHet aan/uit tijdstip van de koplampverlichting
kan gewijzigd worden op basis van de
lichtheid/donkerte van de omgeving.
Zie Instellen op pagina 5-58.GemiddeldLicht/
Gemiddeld licht/
Gemiddeld/
Gemiddeld donker/
Donker
Koplampregelsys-
teem (HBC)De functie van het koplampregelsysteem
(HBC) kan veranderd worden.
*2
Zie Instellen op pagina 5-58.AanAan/
Uit
Richtingaanwijzerindikator
Het volumeniveau van de pieptoon van de
richtingaanwijzerindikator kan veranderd
worden.
Zie Boordcomputer en INFO schakelaar op
pagina 4-34.HoogHoog/
Laag
Waarschuwing voor
niet-uitgeschakelde
verlichtingHet volume van het waarschuwingsalarm voor
niet-uitgeschakelde verlichting kan gewijzigd
worden.
Zie Boordcomputer en INFO schakelaar op
pagina 4-34.HoogHoog/
Laag/
UIT
Rijbaanverandering-
controlesysteem
(RVM)Het volume van de RVM
waarschuwingszoemer kan veranderd worden.
Zie Boordcomputer en INFO schakelaar op
pagina 4-34.HoogHoog/
Laag/
UIT
Gebruikersinstellingen
9-15
Page 648 of 657

H
Hoofdsteun ........................................ 2-15
I
Indikatielampjes
AFS OFF .................................... 4-73
Beveiliging ................................. 4-75
Dieseldeeltjesfilter ...................... 4-70
Gloeibougie ................................ 4-70
HBC ........................................... 4-69
Hoofdindikatielampje van
kruissnelheidsregelaar ................ 4-75
i-stop .......................................... 4-55
KEY ............................................ 4-67
Koplampen (grootlicht) .............. 4-74
Lage motorkoelvloeistoftemperatuur... 4-73
LDWS ........................................ 4-57
Mistlamp achter .......................... 4-76
Mistlamp voor ............................ 4-75
Richtingaanwijzers/
waarschuwingsknipperlichten
........ 4-74
RVM .......................................... 4-57
Schakelstand .............................. 4-74
Sleutel ........................................ 4-71
Stuurbekrachtiging defect .......... 4-60
TCS OFF .................................... 4-73
TCS/DSC ................................... 4-72
Ingestelde rijsnelheid van
kruissnelheidsregelaar ....................... 4-29
Inhouden ............................................. 9-7
Inrijden .............................................. 3-60
Installatie van niet-originele onderdelen
en accessoires ...................................... 8-3
Instapverlichtingssysteem ............... 5-116
Instrumentenpaneelverlichting .......... 4-28
I
Interieurverlichting .......................... 5-114
Bagageruimteverlichting .......... 5-114
Kaartleeslampen ....................... 5-114
Plafondlampen ......................... 5-114
i-stop ................................................. 4-13
Hellingstopfunctie ...................... 4-21
i-stop OFF schakelaar ................. 4-20
Waarschuwingslampje, zoemer... 4-23
K
Kaartleeslampen .............................. 5-114
Kilometerteller en dagteller ............... 4-25
Kindersloten van achterportieren ...... 3-21
Kinderzitje
Categorieën kinderzitjes ............. 2-34
Installatiepositie van
kinderzitje .................................. 2-34
Installeren van kinderzitjes ........ 2-42
Tabel voor geschiktheid van
kinderzitjes voor diverse
zitposities ................................... 2-40
Klimaatregelsysteem ........................... 5-2
Bediening van de luchtroosters .... 5-3
Bedieningstips .............................. 5-2
Handbediend type ........................ 5-5
Volautomatisch type ..................... 5-9
Klok ................................................ 5-117
Knipperautomaat
Koplampen ................................. 4-92
Waarschuwing .......................... 4-116
Koolmonoxide .................................. 3-31
Koplampen
Dagverlichting ............................ 4-97
Grootlicht-dimlicht ..................... 4-96
Hoogteverstelling ....................... 4-96
Knipperen ................................... 4-96
Regelaar ..................................... 4-92
10-4
Index
Page 650 of 657

R
Rijbaanveranderingcontrolesysteem
(RVM)
.............................................. 4-145
Onderhoud van de
radarsensors .............................. 4-151
RVM schakelaar ....................... 4-151
RVM waarschuwingsindikatielampje/
waarschuwingszoemer
.................. 4-150
Rijden in de winter ............................ 3-64
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem
(LDWS)
............................................. 4-152
Rijtips
Automatische transmissie ........... 4-90
Doorwaden van water ................ 3-67
Inrijden ....................................... 3-60
Modellen met turbolader
(SKYACTIV-D 2.2) ................... 3-68
Moeilijke rijomstandigheden ..... 3-61
Op eigen kracht lostrekken van de
auto ............................................ 3-63
Rijden in de winter ..................... 3-64
Suggesties voor brandstofbesparend
gebruik ....................................... 3-60
Vloermat .................................... 3-62
Ruiten
Elektrische ruitbediening ........... 3-39
Ruitenwisser
Vernieuwen van de
ruitenwisserbladen van de
voorruit ....................................... 6-34
Vernieuwen van het ruitenwisserblad
van de achterruit ......................... 6-36
S
Signalen voor rijbaanverandering.... 4-107
Sleepmethoden .................................. 7-32
S
Slepen
Haak ........................................... 7-34
Trekken van een caravan en
aanhanger
(Europa/Rusland/Turkije/Israël/Zuid-
Afrika) ........................................ 3-69
Slepen in noodgevallen
Sleephaken ................................. 7-34
Sleepmethoden ........................... 7-32
Sleutels ................................................ 3-2
Sleutel-uit functie ......................... 3-9
Zender .......................................... 3-5
Sleutel-uit functie ................................ 3-9
Smering van de carrosserie ............... 6-33
Snelheidsmeter .................................. 4-25
Spiegels
Binnenspiegel ............................. 3-37
Buitenspiegels ............................ 3-35
Spiegelverwarming ......................... 4-115
SRS airbags
Beperkingen van de SRS
airbag ......................................... 2-62
Criteria voor SRS airbag
activering ................................... 2-61
Deactiveringsschakelaar van
voorpassagiersairbag .................. 2-53
Onderdelen van het aanvullend
beveiligingssysteem ................... 2-57
Werking van de SRS airbags ...... 2-58
Stadsverkeer-remassistent
(SCBS) ............................................ 4-123
Behandeling van de
lasersensor ................................ 4-127
Stopzetten van de werking van de
stadsverkeer-remassistent
(SCBS) ..................................... 4-129
Start-blokkeersysteem ....................... 3-48
10-6
Index