stop start OPEL ADAM 2014.5 Handleiding Infotainment (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014.5, Model line: ADAM, Model: OPEL ADAM 2014.5Pages: 225, PDF Size: 6.75 MB
Page 129 of 225

Rijden en bediening127
Bepaalde instellingen van het airco‐
systeem kunnen een Autostop ver‐
hinderen. Zie het hoofdstuk Klimaat‐
regeling voor meer details 3 116.
Onmiddellijk na een snelwegrit kan mogelijk geen Autostop plaatsvinden.
Nieuwe auto inrijden 3 124.
Ontlaadbeveiliging accu
Om het betrouwbaar opnieuw starten van de motor te garanderen, zijn er
verschillende ontlaadbeveiligingen
van de accu ingevoerd als onderdeel
van het stop-startsysteem.
Stroombesparingsmaatregelen
Tijdens een Autostop worden ver‐
schillende elektrische functies zoals
de extra elektrische verwarmer of de
achterruitverwarming uitgeschakeld
of in een stroombesparingsmodus
gezet. De ventilatorsnelheid van het
aircosysteem wordt verminderd om
stroom te besparen.
Herstarten van de motor door de
bestuurder Trap het koppelingspedaal in om de
motor te herstarten.Het starten van de motor wordt aan‐
geduid door de naald op de statio‐
naire toerentalstand in de toerentel‐
ler.
Als de keuzehendel uit neutraal is ge‐
haald voordat u de koppeling hebt be‐ diend, gaat het lampje - branden of
wordt het als symbool weergegeven op het Driver Information Centre.
Controlelamp - 3 86.
Herstarten van de motor door
het stop-startsysteem De keuzehendel moet in neutraal
staan om automatisch herstarten mo‐
gelijk te maken.
Als er zich een van de volgende om‐
standigheden voordoet tijdens een
Autostop, dan zal de motor automa‐
tisch door het stop-startsysteem wor‐ den herstart:
■ Het stop-startsysteem is manueel uitgeschakeld:
■ de motorkap is open
■ de veiligheidsgordel van de be‐ stuurders is losgemaakt en het be‐
stuurdersportier is geopend■ de motortemperatuur is te laag
■ het oplaadniveau van de accu is onder een bepaald niveau
■ het remvacuüm is niet voldoende
■ de auto reed minstens stapvoets
■ het aircosysteem vereist het starten
van de motor
■ de airco werd manueel aangezet
Als de motorkap niet volledig geslo‐
ten is, verschijnt een waarschuwings‐
bericht in het Driver Information Cen‐
tre.
Als een elektrisch accessoire, bijv.
een draagbare cd-speler op de elek‐
trische aansluiting is aangesloten,
merkt u mogelijk een korte span‐
ningsdaling tijdens het herstarten.
Parkeren ■ De auto niet op een licht ontvlam‐ bare ondergrond parkeren. De on‐
dergrond kan door de hoge tempe‐
ratuur van het uitlaatgassysteem
mogelijk vlam vatten.
Page 135 of 225

Rijden en bediening133
Storing
Bij een storing in het systeem licht het controlelampje b permanent op en
verschijnt er een bericht of een waar‐
schuwingscode op het Driver Infor‐
mation Center. Het systeem is buiten
werking.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Stadsmodus
De stadsmodus is een functie voor
meer stuurbekrachtiging bij lagere
snelheden, zoals in stadsverkeer of
bij het inparkeren. De stuurbekrachti‐
ging wordt versterkt voor meer com‐
fort.Activering
Druk bij een draaiende motor op toets
B . Het systeem werkt vanuit statio‐
nair draaien tot 35 km/u en in de ach‐
teruitversnelling. Bij hogere snelhe‐
den schakelt het systeem over op de reguliere modus. Na het activeren er‐ van werkt de stadsmodus automa‐
tisch bij een snelheid van minder dan 35 km/u.
Een brandende LED in de toets
stadsmodus geeft aan dat het sys‐ teem actief is en er verschijnt een be‐
richt op het Driver Information Center.
De stadsmodus blijft actief tijdens een Autostop, maar werkt alleen waan‐
neer de motor draait.
Stop-startsysteem 3 125.
Deactivering Druk op toets B; de LED in de toets
dooft en er verschijnt een bericht op
het Driver Information Center.
Elke keer bij het starten van de motor
wordt de stadsmodus gedeactiveerd.
Overbelasting
Bij een zware belasting van het stuur‐ huis in de stadsmodus, bijv. bij lang‐
durig inparkeren of bij druk stadsver‐
keer, wordt het systeem gedeacti‐
veerd om oververhitting te voorko‐
men. Het stuurhuis werkt in de regu‐
liere modus totdat de stadsmodus au‐ tomatisch wordt geactiveerd.
Page 160 of 225

158Verzorging van de auto9Gevaar
Het ontstekingssysteem werkt met
een extreem hoge spanning. Nietaanraken.
Motorkap
Openen
Aan de ontgrendelingshendel trekken en in de uitgangspositie terugduwen.
Druk de veiligheidspal omhoog en
open de motorkap.
Motorkapsteun vastzetten.
Als de motorkap wordt geopend tij‐
dens een Autostop, wordt de motor automatisch herstart omwille van vei‐ ligheidsredenen.
Sluiten
Steun vóór het sluiten van de motor‐
kap stevig in de houder duwen.
Motorkap laten zakken en in het slot
laten vallen. Controleer of de motor‐ kap vergrendeld is.
MotorolieHet motoroliepeil op gezette tijden
handmatig controleren om schade
aan de motor te voorkomen. Gebruik
olie met de juiste specificatie. Aanbe‐
volen vloeistoffen en smeermiddelen
3 202.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op be‐
drijfstemperatuur zijn en minstens
5 minuten uitgeschakeld zijn ge‐
weest.
Oliepeilstok uittrekken, afvegen, tot
aan de aanslag van de handgreep
weer insteken, opnieuw uittrekken en het motoroliepeil aflezen.
Page 163 of 225

Verzorging van de auto161
De remvloeistof moet tussen de
merktekens MIN en MAX staan.
Raadpleeg een werkplaats als het
vloeistofpeil lager dan MIN is.
Rem- en koppelingsvloeistof 3 202.
Accu Auto's zonder stop-startsysteem zijn
uitgerust met een loodzuuraccu. Au‐
to's met stop-startsysteem zijn uitge‐
rust met een AGM-accu die geen
loodzuuraccu is. De accu van de auto
is onderhoudsvrij mits uw rijstijl zo is
dat de accu voldoende wordt opgela‐
den. Bij korte ritten en veelvuldig star‐
ten kan de accu ontladen raken. Ver‐
mijd het gebruik van onnodige elek‐
trische verbruikers.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan 4 weken
achtereen stilstaat, kan de accu ont‐
laden raken. Poolklem van de min‐
pool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
keld contact aansluiten en loskoppe‐
len.
Accubeveiliging 3 112.
Accu vervangen Let op
Elke afwijking van de in dit hoofdstuk
gegeven instructies kan leiden tot
een tijdelijke uitschakeling van het
stop- startsysteem.
Let er bij het vervangen van de accu
op dat er bij de pluspool geen lucht‐
roosters open zijn. Als er in dit gebied een ventilatieopening open is, moet
deze met een afdekkap worden afge‐ sloten en moet de ventilatie bij de
minpool worden geopend.
Uitsluitend accu's gebruiken waarbij
de zekeringenkast boven de accu kan
worden gemonteerd.
Zorg bij auto's met een stop-startsys‐
teem dat de AGM-accu (Absorptive
Glass Mat) weer wordt vervangen
door een andere AGM-accu.
Page 164 of 225

162Verzorging van de auto
U kunt een AGM-accu herkennen aanhet label op de accu. Wij bevelen het
gebruik aan van een originele Opel-
accu.
Let op
Als u een andere AGM-accu ge‐
bruikt dan de originele Opel-accu is
het mogelijk dat het stop-startsys‐
teem slechter presteert.
Het wordt geadviseerd de accu door
een werkplaats te laten vervangen.
Stop-startsysteem 3 125.
Accu opladen9 Waarschuwing
Bij auto's met een stop-startsys‐
teem moet u ervoor zorgen dat het oplaadvermogen geen 14,6 volt
overschrijdt wanneer u een accu-
oplader gebruikt. Anders kunt u de accu beschadigen.
Starthulp gebruiken 3 194.
Waarschuwingssticker
Betekenis van de symbolen:
■ Geen vonken, open vuur en niet ro‐
ken.
■ Altijd een veiligheidsbril dragen. Explosieve gassen kunnen aanlei‐
ding geven tot blindheid of letsel.
■ Houd de accu buiten het bereik van
kinderen.
■ De accu bevat zwavelzuur dat aan‐
leiding kan geven tot blindheid ofernstige brandwonden.
■ Zie het Instructieboekje voor meer
informatie.
■ Er kan explosief gas aanwezig zijn in de buurt van de accu.
Wisserblad vervangen
Til de ruitenwisserarm op tot hij om‐
hoog blijft staan, druk op de knop om
het wisserblad los te maken en ver‐
wijder het.
Maak het ruitenwisserblad in een
lichte hoek aan de ruitenwisserarm
vast en druk tot het vastklikt.
Laat de ruitenwisserarm voorzichtig
zakken.
Page 223 of 225

221
SService ....................................... 122
Service-display ............................ 81
Service-indicatie ..........................86
Service-informatie ...................... 201
Sjorogen ...................................... 67
Slepen ........................................ 196
Sleutel, opgeslagen instellingen ...21
Sleutels ........................................ 19
Sleutels, sloten ............................. 19
Sneeuwkettingen .......................182
Snelheidsbegrenzer ...................136
Snelheidsmeter ............................ 79
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................160
Stadsmodus................................ 133
Startbeveiliging ......................26, 88
Starten en bedienen ...................124
Starthulp gebruiken ...................194
Stoelpositie .................................. 33
Stoelverstelling ........................7, 34
Stop/Start-systeem .....................125
Storingsindicatielamp ..................85
Stuurbedieningsknoppen .............71
Stuurbekrachtiging........................ 86 Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 71
Symbolen ....................................... 4T
Tanken ....................................... 151
Te laag brandstofpeil ...................88
Toerenteller ................................. 79
Top-Tether-bevestigingsogen ......50
Traction Control .........................131
Tripcomputer ............................... 98
Typeplaatje ................................ 204
U Uitlaatgassen ............................. 128
Uitrol-brandstofafsluiter .............125
Uitstapverlichting .......................111
Ultrasoonparkeerhulp ..................87
Uw autogegevens ..........................3
V Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 182
Vaste luchtroosters ....................121
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................36
Velgen en banden .....................177
Ventilatie ..................................... 113
Ventilatieopeningen ....................121
Verbanddoos ............................... 68
Vergrendelingssysteem ...............25
Versnellingsbak ........................... 16
Verstelbare luchtroosters ........... 121
Vertraagde uitschakeling stroom 124Verwarmde spiegels ....................28
Verwarmd stuurwiel .....................72
Verwarming ................................. 36
Verwarmings- en ventilatiesysteem .................... 113
Verwerking van sloopauto .........157
Verzorging .................................. 198
Verzorging exterieur ..................198
Verzorging interieur ...................200
Vloerafdekking bagageruimte ......65
Voertuiggewicht .........................211
Voertuigidentificatienummer ......204
Voordat u wegrijdt ........................ 17
Voorruit ......................................... 29
Voorstoelen .................................. 33
W
Waarschuwingslichten ..................79
Werkzaamheden uitvoeren .......157
Wieldoppen ................................ 182
Wiel verwisselen ........................187
Winterbanden ............................ 177
Wis-/wasinstallatie .......................14
Wis-/wasinstallatie achterruit .......74
Wis-/wasinstallatie voorruit ..........73
Wisserblad vervangen ...............162
Z Zekeringen ................................. 170
Zekeringenkast in motorruimte ..171