sensor OPEL ADAM 2014 Handleiding Infotainment (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014, Model line: ADAM, Model: OPEL ADAM 2014Pages: 225, PDF Size: 6.74 MB
Page 16 of 225

14Kort en bondigWis-/wasinstallatieVoorruitwissers2=snel1=langzaamP=intervalwissen of automatisch
wissen met regensensor§=uit
Hendel omlaag duwen om wissers
één slag te laten maken wanneer de
voorruitwisser uitgeschakeld is.
Voorruitwisser 3 73, wisserblad
vervangen 3 163.
Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken.
Wis-/wasinstallatie voor 3 73,
sproeiervloeistof 3 160.
Achterruitwisser
Druk de wipschakelaar in om de ach‐
terruitwisser aan te zetten:
schakelaar
boven=continue wer‐
kingschakelaar
onder=onderbroken
werkingmiddenstand=uit
Page 27 of 225

Sleutels, portieren en ruiten25Antidiefstalbeveiliging
Vergrendelingssysteem9 Waarschuwing
Niet inschakelen als er zich perso‐
nen in de auto bevinden! Ontgren‐ delen van de binnenzijde is niet
mogelijk.
Alle portieren worden tegen openen
beveiligd. Voor activering van het
systeem moeten alle portieren geslo‐
ten zijn.
Als het contact ingeschakeld was,
moet het bestuurdersportier eenmaal
worden geopend en gesloten voordat de auto kan worden beveiligd.
Bij het ontgrendelen van de auto
wordt de mechanische diefstalbevei‐
liging uitgeschakeld. Dit is niet moge‐
lijk met de centrale vergrendelings‐
knop.
Inschakelen
Binnen 15 seconden tweemaal op
toets e van de afstandsbediening.
Diefstalalarmsysteem Het alarmsysteem is gecombineerd
met het vergrendelingssysteem.
Het bewaakt: ■ Portieren, achterklep, motorkap
■ Ontsteking.
Activering ■ Activeert zichzelf 30 seconden na‐ dat u de auto vergrendelt (initialisa‐
tie van het systeem)
■ Binnen 15 seconden tweemaal op toets e van de afstandsbediening.
Status-led
De status-led is geïntegreerd in de
sensor boven op het instrumentenpa‐
neel.
Page 30 of 225

28Sleutels, portieren en ruitenBinnenspiegelHandmatige dimfunctie
Zet voor de dimfunctie de hendel aande onderkant van het spiegelhuis
naar voren of naar achteren. De hen‐
del in de middelste stand is de nor‐
male rijstand.
Als de auto met de verlichte sterren‐
hemel uitgerust is, zet dan de hendel
voor de dimfunctie naar voren. Ster‐
renhemel 3 109.
Automatische dimfunctie
Verblinding 's nachts door achterop‐
komend verkeer wordt automatisch
verminderd.
Ruiten
Voorruit
Voorruitstickers
Plak geen stickers, zoals bijvoorbeeld tolvignetten, rondom de binnenspie‐
gel op de voorruit. Anders kan de de‐
tectiezone van de sensor in de spie‐
gelbehuizing worden beperkt.
Elektrisch bediende ruiten9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van de elektrische ruitbediening.
Er bestaat verwondingsgevaar,
met name voor kinderen.
Wees voorzichtig bij het sluiten
van de ruiten. Ervoor zorgen dat
niets of niemand bekneld raakt.
Schakel het contact in om de elek‐
trisch bediende ruiten te bedienen.
Vertraagde uitschakeling stroom
3 124.
Page 71 of 225

Opbergen69Beladingsinformatie
■ Zware voorwerpen in de bagage‐ruimte tegen de rugleuningen leg‐
gen. Controleren of de rugleunin‐
gen naar behoren zijn vergrendeld. Bij stapelbare voorwerpen de
zwaarste voorwerpen onderop leg‐
gen.
■ Voorwerpen met spanbanden aan de sjorogen vastzetten 3 67.
■ Gebruik de haak op de zijwand rechts van de bagageruimte voor
het ophangen van draagtassen.
Maximale belasting: 5 kg.
■ Losse voorwerpen in de bagage‐ ruimte vastzetten om glijden tegen
te gaan.
■ Bij het vervoeren van voorwerpen in de bagageruimte mogen de rug‐
leuningen van de achterbank niet
schuin naar voren geklapt zijn.
■ Bagage niet boven de rugleuningen
laten uitsteken.
■ Leg niets op de bagageruimte- afdekking of op het instrumenten‐
paneel en dek de sensor boven op
het instrumentenpaneel niet af.
■ De bagage mag de bediening van pedalen, handrem, schakelhef‐
boom en de bewegingsvrijheid van
de bestuurder niet belemmeren. Geen losse voorwerpen in het inte‐
rieur leggen.
■ Niet met een geopende achterklep rijden.
Page 75 of 225

Instrumenten en bedieningsorganen73Wis-/wasinstallatie voorruit
Voorruitwissers2=snel1=langzaamP=intervalwissen§=uit
Hendel omlaag duwen om wissers
één slag te laten maken wanneer de
voorruitwisser uitgeschakeld is.
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Instelbaar wisinterval
Wisserhendel in stand P.
Draai aan het stelwiel om het gewen‐
ste wisinterval in te stellen:
kort
interval=draai het stelwiel om‐
hooglang
interval=draai het stelwiel om‐
laagAutomatische wisfunctie met
regensensorP=Automatische wisfunctie met
regensensor
De regensensor registreert de hoe‐
veelheid neerslag op de voorruit en
stuurt automatisch de wissnelheid
van de voorruitwisser aan.
Als de wisfrequentie hoger is dan
20 seconden beweegt de ruitenwis‐ serarm lichtjes naar beneden tot de
uitgangsstand.
Page 76 of 225

74Instrumenten en bedieningsorganen
Instelbare gevoeligheid van de
regensensor
Draai aan het stelwiel om de gevoe‐
ligheid in te stellen:
lage
gevoelig‐
heid=draai het stelwiel om‐
laaghoge
gevoelig‐
heid=draai het stelwiel om‐
hoog
Sensor vrijhouden van stof, vuil en ijs.
Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof op de voorruit ge‐
spoten en de ruitenwisser maakt een
paar slagen.
Wis-/wasinstallatie
achterruit
Druk de wipschakelaar in om de ach‐
terruitwisser aan te zetten:
bovenste stand=continue werkingonderste stand=onderbroken
werkingmiddenstand=uit
Page 89 of 225

Instrumenten en bedieningsorganen87
Gaat branden met verminderde
stuurbekrachtiging De stuurbekrachtiging wordt vermin‐
derd door oververhitting van het sys‐
teem. De controlelamp gaat uit wan‐
neer het systeem is afgekoeld.
Stop-startsysteem 3 125.
Gaat branden met
uitgeschakelde
stuurbekrachtiging
Storing in het stuurbekrachtigings‐
systeem. De hulp van een werkplaats inroepen.
c en a lichten tegelijkertijd op
Stuurbekrachtiging moet worden ge‐
kalibreerd, systeemkalibratie 3 133.
Ultrasoonparkeerhulp
r brandt geel.
Storing in het systeem
of
Storing door vervuilde of met sneeuw of ijs bedekte sensoren
ofStoringen door externe bronnen van
ultrasoon geluid. Als de storingsbron
wordt verwijderd, dan werkt het sys‐
teem weer normaal.
Oorzaak van de systeemstoring on‐
middellijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Ultrasoonparkeerhulp 3 137.
Elektronische stabiliteits‐
regeling en Traction
Control-systeem
b knippert of brandt geel.
Knippert
Het systeem is actief ingeschakeld.
Het motorvermogen kan worden be‐
grensd en de auto kan automatisch
iets worden afgeremd.
Brandt
Er zit een storing in het systeem. Er
verschijnt een waarschuwingsbericht
of -code op het Driver Information
Center. Verder rijden is mogelijk. Hetsysteem is buiten werking. De rijsta‐
biliteit kan echter afhankelijk van de
staat van het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Elektronische stabiliteitsregeling
3 132, Traction Control 3 131.
Bandenspanningscontro‐
lesysteem
w brandt of knippert geel.
Brandt
Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
Knippert Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor (bijv.
reservewiel). Na 60 - 90 seconden
brandt de controlelamp continu. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Bandenspanningscontrolesysteem
3 179.
Page 104 of 225

102Instrumenten en bedieningsorganen
Autom. Achterruitverwarming: Acti‐
veert de automatische achterruit‐
verwarming.
■ Comfortinstellingen
Volume geluidssignaal : Verandert
het volume van geluidssignalen.
Pers. inst. voor bestuurder : Acti‐
veert of deactiveert persoonlijke in‐ stellingen.
Wis auto. achter in achteruit :
Activeert of deactiveert automati‐
sche inschakeling achterruitwisser
bij inschakelen achteruitversnel‐
ling.
■ Parkeerhulp / Botsdetectie
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert ultrasoonsensoren.
Dodehoekwaarschuwing : Wijzigt
de instellingen van het blindehoek‐
systeem.
■ Buitenverlichting
Buitenverlichting bij ontgr. :
Activeert of deactiveert de instap‐ verlichting.
Duur tijdens uitstappen :Activeert of deactiveert en veran‐
dert de duur van de uitstapverlich‐
ting.
■ Portiervergrendeling
Automatische portierontgr. : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portierontgrendelingsfunctie
na uitschakeling van het contact.
Automatische portiervergr. : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portiervergrendelingsfunctie
na inschakelen van het contact.
Geen vergr. bij portier open : In- of
uitschakelen van de automatische
portiervergrendelfunctie wanneer
een portier openstaat.
Vertr. Portiervergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de vertraagde
portiervergrendelingsfunctie.
■ Vergr., ontgr., start op afstand
Feedb ontgr. op afstand :
Activeert of deactiveert alarmknip‐
perlichtsignaal bij het ontgrende‐
len.
Passieve portierontgr. : Verandert
de configuratie om alleen het be‐stuurdersportier of de hele auto te ontgrendelen.
Autom. Portiervergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche hervergrendeling na het ont‐
grendelen zonder de auto te ope‐
nen.
■ Fabrieksinstellingen herstellen :
Reset alle functies op standaardin‐
stellingen.
Persoonlijke instellingen in het Colour-Info-Display Wanneer de audio ingeschakeld is,
drukt u op ; op het bedieningspa‐
neel.
Page 106 of 225

104Instrumenten en bedieningsorganen
■Aanrijding / detectie
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert ultrasoonsensoren.
Waarschuwing dode hoek : Wijzigt
de instellingen van het blindehoek‐ systeem.
■ Verlichting
Uitstapverlichting : Activeert of
deactiveert de uitstapverlichting en
wijzigt de duur ervan.
Voertuiglocalisatielampen : Acti‐
veert of deactiveert de welkomst‐
verlichting.
■ Elektrische portiervergr.
Automatische portierontgrende‐
ling : Activeert of deactiveert de au‐
tomatische portierontgrendelings‐
functie na uitschakeling van het
contact.
Automatische portiervergrende‐
ling : Activeert of deactiveert de au‐
tomatische portiervergrendelings‐
functie na inschakelen van het con‐ tact.
Anti buitensluiten bij niet
vergrendelde deur : Activeert of
deactiveert de automatische por‐tiervergrendelingsfunctie wanneer
een portier openstaat.
Vertraagd portierslot : Activeert of
deactiveert de vertraagde portier‐
vergrendelingsfunctie.
■ Instellingen vergr., ontgr.
Verklikkerlampje ontgrendelen op
afstand : Activeert of deactiveert het
alarmknipperlichtsignaal bij het ont‐ grendelen.
Portierontgrendeling op afstand :
Wijzigt de configuratie om alleen
het bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Op afstand ontgrendelde portieren
opnieuw vergrendelen : Activeert of
deactiveert de automatische her‐
vergrendeling na het ontgrendelen
zonder de auto te openen.
■ Fabrieksinstellingen voertuig : Zet
de instellingswaarden terug naar
de standaardfabrieksinstellingen.
Talen
Selectie van de gewenste taal.Tekstscroll
Zie de handleiding bij het Infotain‐
ment-systeem voor meer informatie.
Volume pieptoon bij bediening
Zie de handleiding bij het Infotain‐
ment-systeem voor meer informatie.
Maximale startvolume
Zie de handleiding bij het Infotain‐ ment-systeem voor meer informatie.
Systeemversie
Zie de handleiding bij het Infotain‐
ment-systeem voor meer informatie.
DivX®) VOD
Zie de handleiding bij het Infotain‐
ment-systeem voor meer informatie.
Page 108 of 225

106Verlichting
De huidige status van de automati‐
sche verlichting wordt weergegeven
op het Driver Information Center met
Uplevel-display.
Wanneer u de ontsteking inschakelt,
is de automatische verlichting actief.
Als de koplampen branden, licht 8
op. Controlelamp 8 3 88.
Achterlichten De achterlichten branden samen met
de koplampen en zijmarkeringslich‐
ten.
Automatische verlichtingWanneer de automatische verlichting
is ingeschakeld en de motor loopt,
wordt er automatisch gewisseld tus‐
sen dagrijlicht en automatische ver‐
lichting afhankelijk van het omge‐
vingslicht en de informatie afkomstig
van het regensensorsysteem.
Dagrijlicht 3 107.
Automatische
koplampinschakeling Wanneer het omgevingslicht zwak is,
worden de koplampen ingeschakeld.
Verder worden de koplampen inge‐
schakeld als de ruitenwissers enkele
slagen geactiveerd zijn.
TunneldetectieBij het inrijden van een tunnel worden de koplampen onmiddellijk ingescha‐
keld.Grootlicht
Om van dimlicht naar grootlicht om te
schakelen, duwt u tegen de hendel.
Om het dimlicht in te schakelen, duwt
u nogmaals tegen de hendel of u trekt eraan.
Lichtsignaal
Lichtsignaal activeren door de hendel naar u toe te trekken.