air conditioning OPEL ADAM 2015.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015.5, Model line: ADAM, Model: OPEL ADAM 2015.5Pages: 241, PDF Size: 7.05 MB
Page 103 of 241

Instrumenten en bedieningsorganen101
Boordinformatie op
Midlevel-display
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van cijfercodes.
Nr.Boordinformatie1Motorolie verversen3Koelvloeistofpeil te laag4Airconditioning UIT5Stuurwiel is geblokkeerd7Draai aan het stuurwiel, schakel
de ontsteking uit en weer inNr.Boordinformatie9Draai aan het stuurwiel, start de motor opnieuw12Auto overbeladen13Compressor oververhit15Derde remlicht defect16Remlicht defect17Koplampverstelling defect18Linker dimlicht defect19Mistachterlicht defect20Rechter dimlicht defect21Zijmarkeringslicht links defect22Zijmarkeringslicht rechts defect23Achteruitrijlicht defect24Kentekenverlichting defect25Richtingaanwijzer linksvoor
defect26Richtingaanwijzer linksachter
defect27Richtingaanwijzer rechtsvoor
defectNr.Boordinformatie28Richtingaanwijzer rechtsachter
defect35Vervang batterij in handzender48Reinig blindehoekdetectiesys‐
teem53Draai tankdop vast56Ongelijke bandenspanning op
vooras57Ongelijke bandenspanning op
achteras58Detectie winterbanden59Open en sluit portierruit
bestuurder60Open en sluit portierruit voor‐
passagier66Service diefstalalarmsysteem67Service stuurslot68Service stuurbekrachtiging75Service airconditioning76Service blindehoekdetectiesys‐
teem
Page 106 of 241

104Instrumenten en bedieningsorganenPersoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto op uw
wensen afstemmen door de instellin‐
gen in het Info-display te veranderen.
Sommige persoonlijke instellingen
kunnen voor verschillende bestuur‐
ders in elke autosleutel afzonderlijk
worden opgeslagen. Opgeslagen in‐
stellingen 3 23.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies eventueel niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen weergegeven of zijn alleen actief bij een draaiende motor.
Graphic-Info-Display
Druk op CONFIG om het instellingen‐
menu weer te geven.
Draai aan MENU-TUNE om naar de
gewenste instellingsmenu te gaan en druk vervolgens op MENU-TUNE.
U kunt uit de volgende instellingen
kiezen:
■ Talen (Languages)
■ Tijd en datum
■ Radio-instellingen
■ Telefooninstellingen
■ Auto-instellingen
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Talen (Languages)
Selectie van de gewenste taal.
Tijd en datum
Zie klok 3 80.
Radio-instellingen
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Telefooninstellingen
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Auto-instellingen ■ Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. ventilatorsnelheid : Modifi‐
ceert de cabineluchtstroom van de
klimaatregeling in de automatische
modus.
Airconditioningmodus : Regelt de
status van de koelcompressor bij
het starten van de auto. Laatste in‐
stelling (aanbevolen) of bij het star‐ ten van de auto is altijd AAN of altijd UIT.
Page 119 of 241

Klimaatregeling117
Ruiten ontwasemen en
ontdooien
■ Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
■ Luchtdebiet op hoogste stand zet‐ ten.
■ Luchtverdeelschakelaar op l zet‐
ten.
■ Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
■ Zijdelingse ventilatieopeningen openen naar wens en op de zijrui‐
ten richten.
■ Voor gelijktijdig verwarmen van de voetenruimte, luchtverdeelschake‐
laar op J zetten.
Airconditioning
Bedieningsorganen voor: ■ temperatuur
■ luchtdebiet
■ luchtverdeling
n=Koeling4=LuchtrecirculatieÜ=Verwarmbare achterruit 3 32
Verwarmde stoelen ß 3 40.
Verwarmd stuurwiel * 3 76.
Temperatuur
Rood=warmBlauw=koud
De verwarming werkt pas optimaal als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtdebiet Luchtdebiet instellen door de ventila‐torknop in de gewenste stand te zet‐ ten.
Luchtverdeling
M=naar de hoofdruimteL=naar de hoofd- en voetenruimteK=naar de voetenruimteJ=naar de voorruit, de voorste zij‐
ruiten en de voetenruimtel=naar de voorruit en de voorpor‐
tierruiten (de airco werkt op de
achtergrond om te voorkomen
dat de ruiten beslaan)
Page 120 of 241

118Klimaatregeling
Tussenstanden zijn mogelijk.
Koeling n
Druk op toets
n om koeling in te
schakelen. De activering wordt aan‐
geduid door de LED in de toets. Koe‐ ling werkt alleen bij een draaiende
motor en ingeschakelde ventilator
van de klimaatregeling.
Druk opnieuw op toets n om koeling
uit te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht zodra de buiten‐
temperatuur iets boven het vriespunt
ligt. Er kan zich dan condens vormen en onder de auto op de grond drup‐
pelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Geactiveerde koeling kan Autostops
verhinderen.
Stop-startsysteem 3 128.
Luchtrecirculatiesysteem 4
Luchtrecirculatiemodus met de toets
inschakelen. De activering wordt aan‐
geduid door de LED in de toets.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op toets 4 te drukken.9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van bin‐
nenuit kunnen aandampen. De
kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot ver‐
moeidheidsverschijnselen bij de
inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan
de buitenkant aandampen wanneer
er koud lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
l uitzetten.
Maximale koeling Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
Page 125 of 241

Klimaatregeling123
K=naar de voetenruimte9=naar de voorruit, de voorste zij‐
ruiten en de voetenruimtes=naar de voorruit en de voorpor‐
tierruiten (de airco werkt op de
achtergrond om te voorkomen
dat de ruiten beslaan)M=naar hoofdhoogte via de verstel‐ bare luchtroostersL=naar de hoofd- en voetenruimte
Automatische modus opnieuw in‐
schakelen: toets AUTO indrukken.
Koeling n
Druk op toets n om koeling in te
schakelen. De activering wordt aan‐
geduid door de LED in de toets. Koe‐ ling werkt alleen bij een draaiende
motor en ingeschakelde ventilator
van de klimaatregeling.
Druk opnieuw op toets n om koeling
uit te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht zodra de buiten‐
temperatuur iets boven het vriespunt
ligt. Er kan zich dan condens vormen en onder de auto op de grond drup‐
pelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Wanneer het koelsysteem wordt uit‐
geschakeld, vereist de klimaatrege‐
ling niet dat de motor wordt herstart
tijdens een Autostop. Uitzondering:
de ruitontdooier wordt geactiveerd en
een buitentemperatuur van meer dan
0 °C maakt opnieuw starten noodza‐
kelijk.
De status van de werking van de koe‐ ling wordt weergegeven op het
Info-Display.U kunt de werking van de koeling na
het starten van de motor in- of uit‐
schakelen op het Info-display. Per‐
soonlijke instellingen 3 104.
Luchtrecirculatiemodus 4
Luchtrecirculatiemodus met de toets
4 inschakelen. De activering wordt
aangeduid door de LED in de toets.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op toets 4 te drukken.
Page 127 of 241

Klimaatregeling125Onderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat naar de motorruimte
onder aan de voorkant van de voorruit moet voor voldoende luchttoevoer
vrijgehouden worden. Bladeren, vuil
of sneeuw verwijderen.
Pollenfilter Het microfilter ontdoet de binnenko‐
mende buitenlucht van stof, roet,
stuifmeel en sporen.
Airconditioning regelmatig
aanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling een‐
maal per maand, ongeacht de weers‐
gesteldheid of het seizoen, enkele mi‐
nuten worden ingeschakeld. Bij te
lage buitentemperaturen kan de koe‐
ling niet worden ingeschakeld.
Service
Om de koeling optimaal te laten wer‐
ken, is het raadzaam het klimaatre‐
gelsysteem jaarlijks te laten controle‐
ren, te beginnen drie jaar na afleve‐
ring van de nieuwe auto, te weten:
■ functie- en druktest
■ werking van de verwarming
■ lektest
■ controle van de aandrijfriemen
■ afvoer van condensor en verdam‐ per reinigen
■ prestatietest
Page 132 of 241

130Rijden en bediening
Onmiddellijk na het rijden op de snel‐weg kan mogelijk geen Autostop ge‐
beuren.
Nieuwe auto inrijden 3 126.
Ontlaadbeveiliging accu
Om het betrouwbaar opnieuw starten
van de motor te garanderen, zijn er
verschillende ontlaadbeveiligingen
van de accu ingevoerd als onderdeel
van het stop-startsysteem.
Stroombesparingsmaatregelen
Tijdens een Autostop worden ver‐
schillende elektrische functies, bijv.
de achterruitverwarming uitgescha‐
keld of in een stroombesparingsmo‐
dus gezet. De ventilatorsnelheid van
het aircosysteem wordt verminderd
om stroom te besparen.
Herstarten van de motor door debestuurderAuto's met handgeschakelde ver‐
snellingsbak:
Trap het koppelingspedaal in om de
motor te herstarten.Het starten van de motor wordt aan‐
geduid door de naald van de statio‐
naire toerentalstand in de toerentel‐
ler.
Als de keuzehendel uit neutraal is ge‐
haald voordat u de koppeling hebt be‐ diend, gaat het lampje - branden of
wordt het als symbool weergegeven op het Driver Information Centre.
Controlelamp - 3 90.Auto's met geautomatiseerde ver‐
snellingsbak:
Laat het rempedaal los of haal de
keuzehendel uit D om de motor op‐
nieuw te starten.
Het starten van de motor wordt aan‐
geduid door de naald van de statio‐
naire toerentalstand in de toerentel‐
ler.
Herstarten van de motor door
het stop-startsysteem De keuzehendel moet in neutraal
staan om automatisch herstarten mo‐
gelijk te maken.
Als er zich een van de volgende om‐
standigheden voordoet tijdens een
Autostop, dan zal de motor automa‐
tisch door het stop-startsysteem wor‐ den herstart:
■ Het stop-startsysteem is manueel uitgeschakeld.
■ De motorkap is open.
■ De veiligheidsgordel van de be‐ stuurders is losgemaakt en het be‐
stuurdersportier is geopend.
■ De motortemperatuur is te laag. ■ Het oplaadniveau van de accu is onder een bepaald niveau.
■ Het remvacuüm is niet voldoende.
■ De auto reed minstens stapvoets.
■ Het klimaatregelsysteem vereist het starten van de motor.
■ De airconditioning wordt handmatig
ingeschakeld.
Als de motorkap niet volledig geslo‐
ten is, verschijnt een waarschuwings‐ bericht in het Driver Information Cen‐
tre.
Page 187 of 241

Verzorging van de auto185
Nr.Stroomkring1–2–3Elektrische ruitbediening4Spanningsomvormer5Carrosserieregelmodule 16Carrosserieregelmodule 27Carrosserieregelmodule 38Carrosserieregelmodule 49Carrosserieregelmodule 510Carrosserieregelmodule 611Carrosserieregelmodule 712Carrosserieregelmodule 813–14Achterklep15Diagnosestekker16Datalinkverbinding17Ontsteking18Airconditioning19AudioversterkerNr.Stroomkring20Parkeerhulp21Remschakelaar22Audiosysteem23Display24–25Onstar26Instrumentenpaneel27Stoelverwarming, bestuurder28–29–30Instrumentenpaneel31Claxon32Stoelverwarming, passagier33Verwarmd stuurwiel34–35–36–37Achterruitenwisser38Aansteker
Page 228 of 241
![OPEL ADAM 2015.5 Gebruikershandleiding (in Dutch) 226Technische gegevensVoertuiggewichtRijklaargewicht, basisuitvoering zonder enige optiesMotorHandgeschakelde versnellingsbakGeautomatiseerde versnellingsbakmet/zonder airconditioning
[kg]B10XFL1141/1 OPEL ADAM 2015.5 Gebruikershandleiding (in Dutch) 226Technische gegevensVoertuiggewichtRijklaargewicht, basisuitvoering zonder enige optiesMotorHandgeschakelde versnellingsbakGeautomatiseerde versnellingsbakmet/zonder airconditioning
[kg]B10XFL1141/1](/img/37/21421/w960_21421-227.png)
226Technische gegevensVoertuiggewichtRijklaargewicht, basisuitvoering zonder enige optiesMotorHandgeschakelde versnellingsbakGeautomatiseerde versnellingsbakmet/zonder airconditioning
[kg]B10XFL1141/1156–B10XFT1141/1156–A12XEL1086/1101–A14XEL1120/1135–B14XEL1120/11351120/1135B14XEL
LPG1163/1178–A14XER1120/1135–B14NEH1163/1178–
Extra uitrusting en accessoires verhogen het leeggewicht.
Beladingsinformatie 3 73.
Page 236 of 241

234TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............216, 220
Aanduidingen op banden ..........188
Aansteker .................................... 82
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 164
Accu ........................................... 169
Achterlichten .............................. 176
Achterruitverwarming ................... 32
Achteruitrijlichten .......................112
Afmetingen auto ........................227
Airbag deactiveren ....................... 48 Airbag-deactivering ...................... 89
Airbag en gordelspanners ...........89
Airbaglabel.................................... 43
Airbagsysteem ............................. 43
Airconditioning ........................... 117
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 125
Alarmknipperlichten ...................110
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 126
Andere auto slepen ...................210
Antiblokkeersysteem .................137
Antiblokkeersysteem (ABS) .........90
Asbakken ..................................... 82
Autogegevens ............................ 220
Autokrik....................................... 186Automatische dimfunctie .............30
Automatische verlichting ............ 109
Automatisch vergrendelen ...........25
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 208
Auto stallen ................................. 164
B Bagageruimte ........................ 26, 67
Bagageruimte-afdekking .............68
Bandenreparatieset ...................195
Bandenspanning .......................188
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 91, 189
Bandenspanningswaarden ........229
Batterijspanning .........................103
Bedieningsorganen ......................75
Bekerhouders .............................. 55
Bekleding .................................... 214
Beladingsinformatie .....................73
Beslagen lampglazen ................112
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 143
Beveiliging van de auto ................27
Binnenspiegels ............................. 30
Binnenverlichting ...............112, 181
Blindehoeksysteem ....................155
Bolle vorm .................................... 29
Boordgereedschap .....................186
Boordinformatie .........................100