ABS OPEL ADAM 2016.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016.5, Model line: ADAM, Model: OPEL ADAM 2016.5Pages: 245, PDF Size: 7.27 MB
Page 73 of 245

Instrumenten en bedieningsorganen71Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................72
Stuurwielverstelling ...................72
Stuurbedieningsknoppen ...........72
Verwarmd stuurwiel ...................72
Claxon ....................................... 73
Wis-/wasinstallatie voorruit ........73
Wis-/wasinstallatie achterruit .....75
Buitentemperatuur .....................75
Klok ........................................... 76
Elektrische aansluitingen ...........78
Inductief opladen .......................78
Aansteker .................................. 79
Asbakken ................................... 79
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................80
Instrumentengroep ....................80
Snelheidsmeter ......................... 80
Kilometerteller ........................... 80
Dagteller .................................... 80
Toerenteller ............................... 80
Brandstofmeter .......................... 81
Brandstofkeuzeschakelaar ........81
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 81Service-display.......................... 82
Controlelampen ......................... 83
Richtingaanwijzer ......................85
Gordelverklikker ........................85
Airbag en gordelspanners .........86
Airbag-deactivering ...................86
Laadsysteem ............................. 86
Storingsindicatielamp ................87
Service-indicatie ........................87
Rem- en koppelingssysteem .....87
Pedaal intrappen .......................87
Antiblokkeersysteem (ABS) .......88
Opschakelen ............................. 88
Stuurbekrachtiging ....................88
Ultrasoonparkeerhulp ................88
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ..............88
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ....88
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ......................................... 89
Motoroliedruk ............................. 89
Te laag brandstofpeil .................89
Startbeveiliging .......................... 90
Rijverlichting .............................. 90
Grootlicht ................................... 90
Mistachterlicht ........................... 90
Cruise control ............................ 90
Portier open ............................... 90Informatiedisplays........................90
Driver Information Center ..........90
Colour-Info-Display ....................96
Graphic-Info-Display ..................96
Boordinformatie ........................... 97
Geluidssignalen .........................99
Batterijspanning .......................100
Persoonlijke instellingen ............101
OnStar ....................................... 104
Page 87 of 245

Instrumenten en bedieningsorganen85Controlelampen in de
middenconsole
Overzicht
ORichtingaanwijzer 3 85XGordelverklikker 3 85vAirbags en gordelspanners
3 86VAirbag deactiveren 3 86pLaadsysteem 3 86ZStoringsindicatielamp 3 87gLaat auto spoedig nakijken
3 87RRem- en koppelingssysteem
3 87-Pedaal intrappen 3 87uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 88[Opschakelen 3 88cStuurbekrachtiging 3 88rUltrasoonparkeerhulp 3 88nElektronische stabiliteitsrege‐
ling UIT 3 88bElektronische stabiliteitsrege‐
ling en Traction Control-
systeem 3 88wBandenspanningscontrolesys‐
teem 3 89IMotoroliedruk 3 89YTe laag brandstofpeil 3 89dStartbeveiliging 3 908Buitenverlichting 3 90CGrootlicht 3 90rMistachterlicht 3 90mCruise control 3 90hPortier open 3 90
Richtingaanwijzer
O brandt of knippert groen.
Brandt kort De parkeerlichten worden ingescha‐keld.
Knippert Een richtingaanwijzer of de alarm‐knipperlichten worden geactiveerd.
Snel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering kapot.
Gloeilamp vervangen 3 172, zeke‐
ringen 3 181.
Richtingaanwijzers 3 112.
Gordelverklikker
Gordelverklikker op de
voorstoelen
X van de bestuurdersstoel brandt of
knippert rood op de toerenteller.
Page 90 of 245

88Instrumenten en bedieningsorganenAntiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de ont‐ steking enkele seconden. Het sys‐
teem is na het doven van het contro‐
lelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐ den niet dooft of als deze tijdens de rit
gaat branden, dan zit er een storing in het ABS-systeem. Het remsysteem
blijft normaal werken, maar zonder
ABS-regeling.
Antiblokkeersysteem 3 138.
Opschakelen [ brandt groen als controlelamp of
verschijnt als een symbool op het Dri‐ ver Information Center met Uplevel-display wanneer opschakelen voor
een zuinig brandstofverbruik wordt
aanbevolen.
Eco-informatiemenu
De schakelaanduiding verschijnt als
een volledige pagina op het Driver In‐
formation Center.
EcoFlex rijhulp 3 90.Stuurbekrachtiging
c brandt geel.
Gaat branden met
uitgeschakelde
stuurbekrachtiging
Storing in het stuurbekrachtigings‐
systeem. De hulp van een werkplaats inroepen.
c en b lichten tegelijkertijd op
Stuurbekrachtiging moet worden ge‐
kalibreerd, systeemkalibratie 3 143.
Ultrasoonparkeerhulp r brandt geel.
Storing in het systeem
of
Storing door vervuilde of met sneeuw of ijs bedekte sensoren
of
Storingen door externe bronnen van
ultrasoon geluid. Als de storingsbron
wordt verwijderd, dan werkt het sys‐
teem weer normaal.Oorzaak van de systeemstoring on‐
middellijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Ultrasoonparkeerhulp 3 147.
Elektronische stabiliteitsregeling UIT
t brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Elektronische stabiliteitsre‐ geling en Traction Control- systeem
b knippert of brandt geel.
Knippert Het systeem is actief ingeschakeld.
Het motorvermogen kan worden be‐
grensd en de auto kan automatisch
iets worden afgeremd.
Brandt Er zit een storing in het systeem. Er
verschijnt een waarschuwingsbericht
op het Driver Information Center. Ver‐
der rijden is mogelijk. Het systeem is
Page 108 of 245

106Instrumenten en bedieningsorganenSmartphone-app
Met de myOpel smartphone app kunt u bepaalde autofuncties extern be‐
dienen.
De volgende functies zijn beschik‐
baar:
● Auto vergrendelen of ontgrende‐ len.
● Claxonneren of lichten laten knip‐
peren.
● Brandstofpeil, resterende le‐ vensduur motorolie en banden‐
spanning (alleen met het ban‐
denspanningscontrolesysteem)
controleren.
● Navigatiebestemming naar het apparaat sturen als er een inge‐bouwd navigatiesysteem is.
● Auto op een map lokaliseren.
● Wi-Fi-instellingen beheren.
Download voor het bedienen van
deze functie de app van Apple's App
Store of Google Play Store.
Afstandsbediening
U kunt, indien gewenst, iedere wille‐
keurige telefoon gebruiken om een
adviseur te bellen. Deze kan danvanaf zijn locatie specifieke autofunc‐
ties aansturen. U vindt het betref‐
fende OnStar-telefoonnummer op de landspecifieke website.
De volgende functies zijn beschik‐
baar:
● Auto vergrendelen of ontgrende‐ len.
● Informatie over de voertuigloca‐ tie doorgeven.
● Claxonneren of lichten laten knip‐
peren.
Hulp bij gestolen voertuig
Geef als de auto gestolen is de dief‐
stal door aan de autoriteiten en vraag hulp van de OnStar-service Hulp bij
gestolen voertuig. Neem telefonisch
contact op met een adviseur. U vindt
het betreffende OnStar-telefoonnum‐
mer op de landspecifieke website.
OnStar kan u helpen bij het zoeken
naar en bergen van de auto.Diefstalalarm
Als het diefstalalarmsysteem is geac‐
tiveerd, wordt er een bericht naar On‐ Star gestuurd. U ontvangt hierover
een sms of e-mail.Startblokkering
OnStar kan met externe signalen het
starten van de auto blokkeren wan‐
neer het contact is afgezet.
Diagnose op aanvraag
U kunt te allen tijde, bijvoorbeeld als
de auto boordinformatie laat zien, op
Z te drukken om contact op te nemen
met een adviseur. U kunt hem vragen
een realtime diagnose uit te voeren
om de oorzaak van het probleem na
te gaan. Afhankelijk van de resultaten biedt de adviseur meer ondersteu‐
ning.
Diagnoserapport
De auto stuurt automatisch diagnose‐
gegevens naar OnStar. U en uw ga‐
rage ontvangen maandelijks per e-
mail een rapport.
Let op
De werkplaatsmeldingsfunctie kan
in uw account worden uitgescha‐
keld.
Het rapport bevat de status van de
belangrijkste besturingssystemen
van de auto, zoals de motor, trans‐
missie, airbags, ABS, en andere
Page 140 of 245

138Rijden en bedieningBij een te hoog motortoerental scha‐
kelt de versnellingsbak alleen tijdens
een kickdown automatisch op.
Als in de automatische modus + of -
wordt geselecteerd, switcht de ver‐ snellingsbak naar de handgescha‐ kelde modus in en schakelt navenant.
Aanduiding versnelling
Het symbool R, met een cijfer er‐
naast, verschijnt wanneer schakelen
omwille van het brandstofverbruik
wordt geadviseerd.
Aanduiding om te schakelen ver‐
schijnt alleen in de handgeschakelde
modus.
Elektronische
rijprogramma's
● Het bedrijfstemperatuurpro‐ gramma brengt de katalysator na
een koude start snel op tempera‐
tuur door het motortoerental te verhogen.
● Het aanpassingprogramma houdt bij het overschakelen reke‐ning met de rijomstandigheden,bijv. bij het rijden met een zware
lading of bij het oprijden van hel‐
lingen.
Kickdown Bij het geheel intrappen van het gas‐
pedaal in de automatische modus
schakelt de transmissie afhankelijk van het motortoerental naar een la‐
gere versnelling.
Storing
Om schade aan de geautomatiseerde versnellingsbak te voorkomen, grijpt
de koppeling bij zeer hoge koppe‐ lingstemperaturen automatisch in.
Bij een storing brandt controlelamp
g . Ook verschijnt er een waarschu‐
wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center. Boordinformatie 3 97.
Er kan slechts beperkt of niet verder worden gereden, afhankelijk van destoring.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.Remmen
Het remsysteem omvat twee onaf‐
hankelijke remcircuits.
Wanneer een remcircuit uitvalt, kan
de auto nog met het andere circuit
worden afgeremd. De remvertraging
wordt echter alleen bereikt wanneer u
het rempedaal stevig intrapt. Hiervoor is aanzienlijk meer kracht nodig. De
remweg wordt langer. Alvorens de rit
te vervolgen, moet u de hulp van een werkplaats.
Bij uitgeschakelde motor verdwijnt de
rembekrachtiging na het een- tot
tweemaal intrappen van het rempe‐
daal. De remwerking wordt hierdoor
niet verminderd, maar er is aanzienlijk meer kracht nodig om het rempedaal
te bedienen. Vooral bij het slepen
hiermee rekening houden.
Controlelamp R 3 87.
Antiblokkeersysteem
Het antiblokkeersysteem (ABS) voor‐
komt dat de wielen blokkeren.
Page 141 of 245

Rijden en bediening139Zodra een wiel dreigt te blokkeren,
regelt het ABS de remdruk af op het
desbetreffende wiel. De auto blijft ook
bij een noodstop bestuurbaar.
De ABS-regeling is merkbaar door
het tikken van het rempedaal en door regelgeluiden.
Voor optimale remwerking het rem‐
pedaal tijdens het hele remproces
volledig intrappen, ongeacht het tik‐
ken van het pedaal. De druk op het rempedaal niet verminderen.
Voordat u wegrijdt, voert het systeem een zelftest uit die u misschien kunt
horen.
Controlelamp u 3 88.
Adaptief remlicht
Bij het met volle kracht remmen knip‐
peren alle drie de remlichten zolang
de ABS-regeling actief is.Storing9 Waarschuwing
Bij een defect aan het ABS kunnen
de wielen bij krachtig remmen deneiging hebben te blokkeren. De
voordelen van het ABS vallen dan
weg. De auto is bij een noodstop mogelijk niet meer bestuurbaar en kan uitbreken.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Handrem
Handbediende handrem9 Waarschuwing
Handrem altijd zonder indrukken
van de ontgrendelingsknop stevig
aantrekken, op op- of aflopende
hellingen altijd zo stevig mogelijk.
Om de handrem los te zetten, de
handremhendel iets optillen, de
ontgrendelingsknop indrukken en
de hendel helemaal omlaagzet‐
ten.
Page 173 of 245

Verzorging van de auto171deze met een afdekkap worden afge‐
sloten en moet de ventilatie bij de
minpool worden geopend.
Uitsluitend accu's gebruiken waarbij
de zekeringenkast boven de accu kan worden gemonteerd.
Vervang bij auto's met een AGM-accu
(Absorptive Glass Mat) de accu door
een andere AGM-accu.
U kunt een AGM-accu herkennen
door het label op de accu. Wij bevelen
het gebruik aan van een originele
Opel-accu.
Let op
Als u een andere AGM-accu ge‐ bruikt dan de originele Opel accu,
kunnen slechtere prestaties het ge‐
volg zijn.
Het wordt geadviseerd de accu door
een werkplaats te laten vervangen.
Stop-startsysteem 3 130.
Accu opladen9 Waarschuwing
Bij auto's met een stop-startsys‐
teem moet u ervoor zorgen dat het oplaadvermogen geen 14,6 volt
overschrijdt wanneer u een accu-
oplader gebruikt. Anders kunt u de accu beschadigen.
Starthulp gebruiken 3 206.
Waarschuwingslabel
Betekenis van symbolen:
● Geen vonken of open vlammen en niet roken.
● Bescherm de ogen altijd. Explo‐ sieve gassen kunnen blindheid of
letsel veroorzaken.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● De accu bevat zwavelzuur dat aanleiding kan geven tot blind‐
heid of ernstige brandwonden.
Page 185 of 245

Verzorging van de auto183Nr.Stroomkring1–2Schakelaar buitenspiegel3Carrosserieregelmodule4Inklapbaar zonnedak/chassisre‐
gelmodule5ABS6Dagrijlicht links7–8Carrosserieregelmodule9Accusensor10Koplamphoogteregeling/TPMS/
inklapbaar zonnedak11Achterruitenwisser12Ruitverwarming13Dagrijlicht rechts14Spiegelverwarming15–16Chassisregelmodule/LPG-
systeem17Binnenspiegel18MotorregelmoduleNr.Stroomkring19Brandstofpomp20–21Bobine22–23Inspuitsysteem24Ruitensproeier25Verlichtingsysteem26Motorregelmodule27–28Motorregelmodule29Motorregelmodule30–31Koplamp links32Koplamp rechts33Motorregelmodule34Claxon35Koppeling36–
Page 186 of 245

184Verzorging van de autoNr.Stroomkring1ABS-pomp2Ruitenwisser voor3Aanjager4Instrumentenpaneel5–6–7Elektrische vacuümpomp8Koelventilator laag9Koelventilator hoog10Koelventilator/elektrische vacu‐
ümpomp11Startmotor
Klik na het vervangen van doorge‐
brande zekeringen het deksel van het
zekeringenkastje weer vast.
Wanneer u het deksel van het zeke‐
ringenkastje niet goed sluit, kan een
storing optreden.
Zekeringenkast
instrumentenpaneel
De zekeringenkast zit achter de licht‐ schakelaar in het instrumentenpa‐
neel.
Pak de handgreep vast en trek de
lichtschakelaar omlaag.
Page 218 of 245

216Service en onderhoudExtra motorolieadditieven
Het gebruik van extra motorolieaddi‐
tieven kan schade tot gevolg hebben
en de garantie ongeldig maken.
Motorolieviscositeitswaarden
De SAE-viscositeitswaarde geeft in‐
formatie over de dikte van de olie.
Multigrade-olie wordt geklasseerd
door twee cijfers, bijv. SAE 5W-30.
Het eerste cijfer, gevolgd door een W,
geeft de viscositeit bij lage tempera‐
turen, het tweede cijfer de viscositeit
bij hoge temperaturen aan.
Selecteer de betreffende viscositeits‐ index afhankelijk van de minimumom‐
gevingstemperatuur 3 219.
Alle aanbevolen viscositeitswaarden
zijn geschikt voor hoge omgevings‐
temperaturen.
Koelvloeistof en antivries
Alleen silicaatvrije antivries voor long‐ life-koelvloeistof (LLC) gebruiken. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Het systeem is af fabriek afgevuld
met koelvloeistof voor optimale cor‐
rosiebescherming en vorstbescher‐
ming tot een temperatuur van ca.–28 °C . In noordelijke landen met ex‐
treem lage temperaturen biedt de af
fabriek bijgevulde koelvloeistof vor‐
stbescherming tot ca. –37 °C. Deze
concentratie dient het gehele jaar in
stand te worden gehouden. Extra
koelvloeistofadditieven die bedoeld
zijn om extra corrosiebestendigheid
te bieden of om kleine lekken te dich‐ ten kunnen functiestoringen veroor‐zaken. Aansprakelijkheid voor even‐
tuele gevolgen van het gebruik van
extra koelvloeistofadditieven wordt
niet aanvaard.
Rem- en koppelingsvloeistof Remvloeistof absorbeert na verloop
van tijd vocht waardoor de remmen
minder efficiënt werken. De remvloei‐ stof moet daarom na het aangegeven
interval worden ververst.