cruise control OPEL ADAM 2016.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016.5, Model line: ADAM, Model: OPEL ADAM 2016.5Pages: 245, PDF Size: 7.27 MB
Page 13 of 245

Kort en bondig111Elektrische ruitbediening .......29
2 Buitenspiegels ......................28
3 Cruise control .....................144
Snelheidsbegrenzer ............146
4 Zijdelingse luchtroosters .....125
5 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht ............................. 112
Omgevingsverlichting ......... 115
Parkeerlichten .....................112
Knoppen voor Driver
Information Center ................90
6 Instrumenten ........................ 80
7 Bedieningselementen van
infotainment ......................... 72
8 Driver Information Center ...... 90
9 Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voor, ach‐
terruitenwisser, wis-/
wasinstallatie achter .............. 73
10 Centrale vergrendeling .........22
Stadsmodus ........................ 143
Brandstofkeuzeschakelaar ...81Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 130
Traction Control-systeem ...140
Elektronische
stabiliteitsregeling ...............141
Parkeerhulp ........................ 147
Stoelverwarming ...................38
Verwarmd stuurwiel ..............72
11 Colour-Info-Display ..............96
Graphic-Info-Display .............96
12 Alarmknipperlichten ...........111
Controlelamp airbag-
deactivering .......................... 86
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ......................85
13 Status-LED alarmsysteem ...26
14 Middelste luchtroosters ......125
15 Zijdelingse luchtroosters
passagierszijde ...................125
16 Handschoenenkastje ...........52
17 Verwarming en ventilatie ....117
18 Stekkerdoos .......................... 78
19 AUX-ingang, USB-ingang .....1020 Keuzehendel,
versnellingsbak ..................134
21 Handrem ............................. 139
22 Contactslot met stuurslot ...128
23 Claxon .................................. 73
Bestuurdersairbag ...............44
24 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 167
25 Stuurwiel instellen ................72
26 Lichtschakelaar ..................109
Koplampverstelling ............111
Mistachterlicht ....................112
Zekeringhouder ..................184
Helderheid van instrumen‐
tenverlichting ....................... 113
Helderheid van
omgevingslicht ...................113
Page 73 of 245

Instrumenten en bedieningsorganen71Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................72
Stuurwielverstelling ...................72
Stuurbedieningsknoppen ...........72
Verwarmd stuurwiel ...................72
Claxon ....................................... 73
Wis-/wasinstallatie voorruit ........73
Wis-/wasinstallatie achterruit .....75
Buitentemperatuur .....................75
Klok ........................................... 76
Elektrische aansluitingen ...........78
Inductief opladen .......................78
Aansteker .................................. 79
Asbakken ................................... 79
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................80
Instrumentengroep ....................80
Snelheidsmeter ......................... 80
Kilometerteller ........................... 80
Dagteller .................................... 80
Toerenteller ............................... 80
Brandstofmeter .......................... 81
Brandstofkeuzeschakelaar ........81
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 81Service-display.......................... 82
Controlelampen ......................... 83
Richtingaanwijzer ......................85
Gordelverklikker ........................85
Airbag en gordelspanners .........86
Airbag-deactivering ...................86
Laadsysteem ............................. 86
Storingsindicatielamp ................87
Service-indicatie ........................87
Rem- en koppelingssysteem .....87
Pedaal intrappen .......................87
Antiblokkeersysteem (ABS) .......88
Opschakelen ............................. 88
Stuurbekrachtiging ....................88
Ultrasoonparkeerhulp ................88
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ..............88
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ....88
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ......................................... 89
Motoroliedruk ............................. 89
Te laag brandstofpeil .................89
Startbeveiliging .......................... 90
Rijverlichting .............................. 90
Grootlicht ................................... 90
Mistachterlicht ........................... 90
Cruise control ............................ 90
Portier open ............................... 90Informatiedisplays........................90
Driver Information Center ..........90
Colour-Info-Display ....................96
Graphic-Info-Display ..................96
Boordinformatie ........................... 97
Geluidssignalen .........................99
Batterijspanning .......................100
Persoonlijke instellingen ............101
OnStar ....................................... 104
Page 74 of 245

72Instrumenten en bedieningsorganenBedieningsorganenStuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
U kunt het infotainment-systeem, de
cruise control en een gekoppelde mo‐ biele telefoon bedienen met de knop‐
pen op het stuurwiel.
Meer informatie staat in de handlei‐
ding van het infotainment-systeem.
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men 3 144.
Verwarmd stuurwiel
Druk op * om verwarming te active‐
ren. De activering wordt aangeduid
door de LED in de toets.
Page 87 of 245

Instrumenten en bedieningsorganen85Controlelampen in de
middenconsole
Overzicht
ORichtingaanwijzer 3 85XGordelverklikker 3 85vAirbags en gordelspanners
3 86VAirbag deactiveren 3 86pLaadsysteem 3 86ZStoringsindicatielamp 3 87gLaat auto spoedig nakijken
3 87RRem- en koppelingssysteem
3 87-Pedaal intrappen 3 87uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 88[Opschakelen 3 88cStuurbekrachtiging 3 88rUltrasoonparkeerhulp 3 88nElektronische stabiliteitsrege‐
ling UIT 3 88bElektronische stabiliteitsrege‐
ling en Traction Control-
systeem 3 88wBandenspanningscontrolesys‐
teem 3 89IMotoroliedruk 3 89YTe laag brandstofpeil 3 89dStartbeveiliging 3 908Buitenverlichting 3 90CGrootlicht 3 90rMistachterlicht 3 90mCruise control 3 90hPortier open 3 90
Richtingaanwijzer
O brandt of knippert groen.
Brandt kort De parkeerlichten worden ingescha‐keld.
Knippert Een richtingaanwijzer of de alarm‐knipperlichten worden geactiveerd.
Snel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering kapot.
Gloeilamp vervangen 3 172, zeke‐
ringen 3 181.
Richtingaanwijzers 3 112.
Gordelverklikker
Gordelverklikker op de
voorstoelen
X van de bestuurdersstoel brandt of
knippert rood op de toerenteller.
Page 92 of 245

90Instrumenten en bedieningsorganenStartbeveiliging
d knippert geel.
Storing in de startbeveiliging. De mo‐
tor kan niet worden gestart.
Rijverlichting
8 brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 109.
Grootlicht
C brandt blauw.
Brandt bij ingeschakeld grootlicht of
bij lichtsignaal 3 110.
Mistachterlicht
r brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld
3 112.
Cruise control
m brandt wit of groen.Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen De cruise control is actief.
Cruise control 3 144.
Portier open
h brandt rood.
Een portier of de achterklep staat
open.Informatiedisplays
Driver Information Center Het Driver Information Center is on‐
dergebracht in de instrumenten‐
groep.
Het wordt geleverd als Midlevel-dis‐
play of Uplevel-display.
Midlevel-display
Aanduiding van: ● algemene kilometerteller
● dagteller
● controlelampen
Page 101 of 245

Instrumenten en bedieningsorganen99Nr.Boordinformatie89Onderhoud spoedig95Service airbag128Motorkap open134Parkeerhulpstoring, bumper
reinigen136Onderhoud aan parkeerhulp
uitvoeren174Accu bijna leeg151Trap de koppeling in om te
starten258Parkeerhulp uitBoordinformatie op Uplevel-
display
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.
Het display toont teksten over de vol‐
gende onderwerpen:
● vloeistofpeilen
● diefstalalarmsysteem
● remmen
● rijregelsystemen
● cruise control, snelheidsbegren‐ zer
● parkeerhulpsystemen
● verlichting, gloeilamp vervangen
● wis-/wasinstallatie
● portieren, ruiten
● handzender
● veiligheidsgordels
● airbagsystemen
● motor en versnellingsbak
● bandenspanning
● accu
Boordinformatie op het Colour-
Info-Display
Sommige belangrijke berichten ver‐
schijnen ook op het
Colour-Info-Display. Sommige be‐
richten verschijnen slechts gedu‐
rende enkele seconden.
Geluidssignalen
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
Er klinkt maar één geluidssignaal te‐
gelijk.
Page 129 of 245

Rijden en bediening127Rijden en bedieningRijtips......................................... 127
Controle over de auto ..............127
Sturen ...................................... 128
Starten en bediening .................128
Nieuwe auto inrijden ................128
Contactslotstanden ..................128
Vertraagde uitschakeling stroom .................................... 128
Motor starten ........................... 129
Uitrol-brandstofafsluiter ...........130
Stop/Start-systeem ..................130
Parkeren .................................. 132
Uitlaatgassen ............................. 133
Katalysator .............................. 133
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 134
Geautomatiseerde versnellings‐
bak ............................................. 135
Versnellingsbakdisplay ............135
Motor starten ........................... 135
Keuzehendel ........................... 136
Handgeschakelde modus ........137
Elektronische rijprogramma's ..138
Storing ..................................... 138Remmen.................................... 138
Antiblokkeersysteem ...............138
Handrem .................................. 139
Remassistentie ........................140
Hellingrem ............................... 140
Rijregelsystemen .......................140
Traction Control .......................140
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 141
Stadsmodus ............................ 143
Bestuurdersondersteuningssys‐
temen ......................................... 144
Cruise control .......................... 144
Snelheidsbegrenzer ................146
Parkeerhulp ............................. 147
Blindehoeksysteem .................157
Brandstof ................................... 158
Brandstof voor benzinemotoren .....................158
Brandstof voor rijden op LPG ..159
Tanken .................................... 161
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot
........................... 164Rijtips
Controle over de autoNooit met afgezette motor rijden
In deze toestand werken veel syste‐
men niet (bijv. rembekrachtiging,
stuurbekrachtiging). Wanneer u op
deze manier rijdt, vormt u een gevaar
voor uzelf en anderen.
Alle systemen werken tijdens een Au‐ tostop.
Stop-startsysteem 3 130.
Stationair aanjagen Als het nodig is om de accu op te la‐
den wegens een probleem met de
accu, moet het vermogen van de dy‐
namo worden vergroot. Dit kan door
stationair aanjagen, wat mogelijk
hoorbaar is.
Er verschijnt een bericht op het Uple‐
vel-display.
Pedalen Om de pedalen ongehinderd te kun‐
nen bedienen geen matten onder de
pedalen leggen.
Page 146 of 245

144Rijden en bedieningBoordinformatie 3 97.
Systeemkalibratie Als de controlelampjes c en b tege‐
lijkertijd oplichten, moet de stuurbe‐ krachtiging worden gekalibreerd. Dit
kan bijv. nodig zijn na het verdraaien
van het stuurwiel met één slag met
uitgeschakeld contact. Schakel het
contact in dit geval in en draai het
stuurwiel één keer geheel naar beide kanten door.
Roep de hulp van een werkplaats in
als de controlelampjes c en b na het
kalibreren niet doven.Bestuurdersondersteu‐
ningssystemen9 Waarschuwing
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men zijn ontwikkeld om de be‐
stuurder te ondersteunen en niet
om zijn aandacht te vervangen.
De bestuurder aanvaardt de volle‐
dige verantwoordelijkheid wan‐
neer hij de auto bestuurt.
Wanneer bestuurdersondersteu‐
ningssystemen worden gebruikt,
altijd op de huidige verkeerssitua‐
tie letten.
Cruise control
De cruise control kan snelheden tus‐
sen ca. 30 km/u en de topsnelheid
van de auto opslaan en aanhouden.
Tijdens het bergop- en bergafwaarts
rijden kan van de opgeslagen snelhe‐ den worden afgeweken.
Om veiligheidsredenen kan de crui‐secontrol pas worden ingeschakeld
nadat het rempedaal eenmaal inge‐
trapt is. Activeren in de eerste ver‐
snelling is niet mogelijk.
De cruise control niet inschakelen
wanneer het aanhouden van een constante snelheid onverstandig is.
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak kunt u de geautoma‐
tiseerde cruise control in de automa‐
tische en de handmatige modus acti‐
veren.
Controlelamp m 3 90.
Page 147 of 245

Rijden en bediening145Inschakelen
Druk op m; de controlelamp m op de
instrumentengroep brandt wit.
Activering
Accelereer tot de gewenste snelheid
en draai het stelwiel naar SET/-, de
huidige snelheid wordt opgeslagen en vastgehouden. De controlelamp
m in de instrumentengroep brandt
groen. U kunt het gaspedaal loslaten.
Het is mogelijk te versnellen door gas te geven. Na het loslaten van het gas‐
pedaal wordt opnieuw de opgeslagen
snelheid aangehouden.
De cruise control blijft ingeschakeld
tijdens het schakelen.
Snelheid verhogenHoud, terwijl de cruise control actief
is, het stelwiel naar RES/+ gedraaid
of draai het meermaals kort naar RES/+ : de snelheid loopt continu of in
kleine stappen op.
U kunt ook tot de gewenste snelheid
accelereren en deze opslaan door het stelwiel naar SET/- te draaien.
Snelheid verlagen
Houd, terwijl de cruise control actief
is, het stelwiel naar SET/- gedraaid of
draai het meermaals kort naar SET/-:
de snelheid neemt continu of in kleine
stappen af.
Deactivering Druk op y; de controlelamp m op de
instrumentengroep brandt wit. De
cruise control is gedeactiveerd. De
laatst opgeslagen snelheid blijft voor
later hervatten van de snelheid in het geheugen.
Automatisch uitschakelen:
● De rijsnelheid is lager dan ca. 30 km/u.
● De rijsnelheid met meer dan 25 km/u onder de ingestelde
snelheid daalt.
● Het rempedaal wordt bediend.
● Het koppelingspedaal wordt een aantal seconden ingedrukt.
● De keuzehendel is in N.
● Het motortoerental is in een zeer
laag bereik.
● Het Traction Control-systeem of elektronische stabiliteitsregeling
is actief.
● Als u tegelijkertijd op RES/+ drukt
en het rempedaal intrapt, wordt
de cruise control gedeactiveerd
en wordt de opgeslagen snelheid gewist.
Opgeslagen snelheid hervatten Draai het stelwiel naar RES/+ bij een
snelheid boven 30 km/u. De opgesla‐
gen snelheid wordt nu overgenomen.
Page 148 of 245

146Rijden en bedieningUitschakelen
Druk op m; de controlelamp m op de
instrumentengroep gaat uit. De op‐
slagen snelheid wordt gewist.
Via L voor het activeren van de snel‐
heidsbegrenzer of het uitschakelen
van het contact wordt ook de cruise
control uitgeschakeld en wordt de op‐
geslagen snelheid gewist.
Snelheidsbegrenzer
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat
de auto een vooraf ingestelde snel‐
heidslimiet overschrijdt.
De maximumsnelheid kan worden in‐ gesteld op snelheden hoger dan
25 km/u tot maximaal 200 km/h.
De bestuurder kan alleen accelereren tot de vooraf ingestelde snelheid. Bijhet afrijden van hellingen zijn afwij‐
kingen van de snelheidslimiet moge‐
lijk.
Als het systeem geactiveerd is, wordt de ingestelde snelheidslimiet op het
Driver Information Center weergege‐
ven.Activering
Druk op L. Als de cruise control eer‐
der geactiveerd was, wordt deze uit‐
geschakeld als de snelheidsbegren‐
zer wordt geactiveerd en de controle‐ lamp m dooft.
Ingestelde snelheidslimiet Accelereer tot de gewenste snelheid
en draai het stelwiel kort naar SET/-:
de huidige snelheid wordt als snel‐
heidslimiet opgeslagen. De snel‐
heidslimiet verschijnt op het Driver In‐ formation Center.
Snelheidslimiet wijzigen
Als de snelheidsbegrenzer geacti‐
veerd is, het stelwiel naar RES/+
draaien om te verhogen of naar
SET/- om de gewenste snelheidsli‐
miet te verlagen.
Snelheidslimiet overschrijden Wanneer de maximumsnelheid wordt
overschreden zonder dat de bestuur‐
der dit heeft gedaan, knippert de snel‐ heid in het Driver Information Center
en klinkt er een waarschuwingstoon.