OPEL ADAM 2016 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016, Model line: ADAM, Model: OPEL ADAM 2016Pages: 243, PDF Size: 7.23 MB
Page 11 of 243

Kort en bondig9
Verblinding 's nachts door achterop‐
komend verkeer wordt automatisch
verminderd.
Spiegel met automatische dimfunctie
3 29.
Buitenspiegels
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren en verstellen.
Vergrotende buitenspiegels 3 28,
Elektrische verstelling 3 28, Inklap‐
bare buitenspiegels 3 28.
Verwarmbare buitenspiegels 3 28.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 41, contactslot‐
standen 3 129.
Page 12 of 243

10Kort en bondigOverzicht instrumentenpaneel
Page 13 of 243

Kort en bondig111Elektrische ruitbediening .......29
2 Buitenspiegels ......................28
3 Cruise control .....................145
Snelheidsbegrenzer ............147
4 Zijdelingse luchtroosters .....126
5 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht ............................. 113
Omgevingsverlichting ......... 116
Parkeerlichten .....................113
Knoppen voor Driver
Information Center ................90
6 Instrumenten ........................ 79
7 Bedieningselementen van
infotainment ......................... 72
8 Driver Information Center ...... 90
9 Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voor, ach‐
terruitenwisser, wis-/
wasinstallatie achter .............. 73
10 Centrale vergrendeling .........22
Stadsmodus ........................ 144
Brandstofkeuzeschakelaar ...80Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 131
Traction Control-systeem ...141
Elektronische
stabiliteitsregeling ...............142
Parkeerhulp ........................ 148
Stoelverwarming ...................38
Verwarmd stuurwiel ..............72
11 Colour-Info-Display ..............96
Graphic-Info-Display .............97
12 Alarmknipperlichten ...........112
Controlelamp airbag-
deactivering .......................... 86
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ......................85
13 Status-LED alarmsysteem ...26
14 Middelste luchtroosters ......126
15 Zijdelingse luchtroosters
passagierszijde ...................126
16 Handschoenenkastje ...........52
17 Verwarming en ventilatie ....118
18 Stekkerdoos .......................... 78
19 AUX-ingang, USB-ingang .....1020 Keuzehendel,
versnellingsbak ..................135
21 Handrem ............................. 140
22 Contactslot met stuurslot ...129
23 Claxon .................................. 73
Bestuurdersairbag ...............44
24 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 168
25 Stuurwiel instellen ................72
26 Lichtschakelaar ..................110
Koplampverstelling ............112
Mistachterlicht ....................113
Zekeringhouder ..................185
Helderheid van instrumen‐
tenverlichting ....................... 114
Helderheid van
omgevingslicht ...................114
Page 14 of 243

12Kort en bondigRijverlichtingLichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
7:Verlichting uit8:Zijmarkeringslichten9:Dimlicht of grootlichtLichtschakelaar met
automatische verlichtingAUTO:Automatische verlichting:
rijverlichting wordt automa‐
tisch in- en uitgeschakeldm:Activering of deactivering
van de automatische ver‐
lichting8:Zijmarkeringslichten9:Dimlicht of grootlicht
Automatische verlichting 3 111.
Mistachterlicht
Druk op r in de lichtschakelaar.
Lichtsignaal, grootlicht en dimlichtLichtsignaal:Hendel naar u toe
trekkenGrootlicht:Hendel van u af
duwenDimlicht:Hendel van u af
duwen of naar u
toe trekken
Grootlicht 3 111, lichtsignaal 3 111.
Page 15 of 243

Kort en bondig13RichtingaanwijzersHendel
omhoog:Rechter richting‐
aanwijzerHendel omlaag:Linker richtingaan‐ wijzer
Richtingaanwijzers 3 113, parkeer‐
lichten 3 113.
Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨ indrukken.
Alarmknipperlichten 3 112.
Claxon
j indrukken.
Page 16 of 243

14Kort en bondigWis-/wasinstallatie
VoorruitwissersHI:snelLO:langzaamINT:intervalwissen
of
automatische wisfunctie met
regensensorOFF:uit
Hendel omlaag in stand 1x duwen om
wissers één slag te laten maken wan‐
neer de voorruitenwisser uitgescha‐
keld is.
Voorruitwisser 3 73, wisserblad
vervangen 3 173.Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken.
Wis-/wasinstallatie voor 3 73,
sproeiervloeistof 3 170.
Page 17 of 243

Kort en bondig15Achterruitwisser
Druk de wipschakelaar in om de ach‐
terruitwisser aan te zetten:
schakelaar
boven:continue werkingschakelaar
onder:onderbroken wer‐
kingmiddenstand:uitAchterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de ach‐
terruit gespoten en de ruitenwisser
maakt enkele slagen.
Wis-/wasinstallatie achterruit 3 75.
Klimaatregeling
Verwarmbare achterruit
Ü indrukken om verwarming in te
schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 31.
Verwarmbare buitenspiegels
Met Ü schakelt u ook de verwarm‐
bare buitenspiegels in.
Verwarmbare buitenspiegel 3 28.
Page 18 of 243

16Kort en bondigRuiten ontwasemen en ontdooien
●Luchtverdeelschakelaar op l
zetten.
● V indrukken.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Klimaatregelsysteem 3 118.
Versnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: breng de auto tot stilstand,
trap het koppelingspedaal in en druk
op de ontgrendelknop op de keuze‐
hendel en schakel de versnelling in.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan koppeling in de neu‐
trale stand laten opkomen, koppeling
weer intrappen en nogmaals schake‐
len.
Handgeschakelde versnellingsbak 3 135.
Geautomatiseerde
versnellingsbakN:neutrale standD/
M:schakelen tussen automati‐
sche (D) en handgeschakelde
(M) schakelmodus. D of M ver‐
schijnt op het schermpje van
de transmissie<:opschakelen in handgescha‐
kelde modus]:terugschakelen in handge‐
schakelde modusR:achteruit, alleen inschakelen
wanneer de auto stilstaat
Geautomatiseerde versnellingsbak
3 136.
Page 19 of 243

Kort en bondig17Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ● bandenspanning en -staat 3 189, 3 229
● motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 169
● alle ruiten, spiegels, rijverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil,
sneeuw of ijs en gebruiksklaar
● juiste positie van spiegels, stoe‐ len en veiligheidsgordels 3 28,
3 34, 3 39
● werking van remsysteem bij lage
snelheid, vooral bij vochtige rem‐
menMotor starten
● Draai de sleutel naar stand 1.
● Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
● Handgeschakelde versnellings‐ bak: koppelings- en rempedaalintrappen.
Geautomatiseerde versnellings‐
bak: rempedaal intrappen.
● Geen gas geven.
● Draai de sleutel naar stand 3 en
laat deze los.
Motor starten 3 130.
Stop-startsysteem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en aan bepaalde voorwaarden is vol‐ daan, activeer dan een Autostop
zoals hieronder beschreven:
Auto's met handgeschakelde
versnellingsbak
● Het koppelingspedaal intrappen.
● Zet de hendel in neutraal.
● Laat het koppelingspedaal los.
Een Autostop wordt door de naald
aangegeven bij de AUTOSTOP-
stand in de toerenteller.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw intrappen.
Page 20 of 243

18Kort en bondigAuto's met geautomatiseerde
versnellingsbak
Als de auto stilstaat met ingetrapt
rempedaal, wordt Autostop automa‐
tisch geactiveerd, aangegeven door
de naald in de stand AUTOSTOP op
de toerenteller.
Laat het rempedaal los of haal de
keuzehendel uit D om de motor op‐
nieuw te starten.
Stop-startsysteem 3 131.Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het op‐
pervlak ontbranden.
● Trek altijd de handrem aan. Schakel de handrem in zonder
de ontgrendelingsknop in te
drukken. Op een aflopende of
oplopende helling zo stevig
mogelijk. Trap tegelijkertijd het rempedaal in om minder kracht
nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Schakel als de auto op een vlakke ondergrond of een oplo‐
pende helling staat de eerste
versnelling in voordat u de con‐ tactsleutel lostrekt. Op een op‐
lopende helling bovendien de
voorwielen van de stoeprand
wegdraaien.
Schakel als de auto op een af‐
lopende helling staat de achter‐
uitversnelling in voordat u de
contactsleutel lostrekt. Boven‐
dien de voorwielen naar de
stoeprand toedraaien.
● Sluit de ramen en het schuif‐ dak.
● Trek de contactsleutel uit het contactslot. Stuurwiel ver‐
draaien totdat het stuurslot
merkbaar vergrendelt.
Voor auto's met geautomati‐
seerde versnellingsbak kan de
sleutel alleen uit het contactslot worden verwijderd wanneer de
handrem is aangetrokken.
● Vergrendel de auto door e op de
handzender in te drukken.
Activeer het alarmsysteem
3 26.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in wer‐king treden 3 168.