sensor OPEL ADAM 2017.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017.5, Model line: ADAM, Model: OPEL ADAM 2017.5Pages: 249, PDF Size: 7.36 MB
Page 196 of 249

194Verzorging van de autoAls w oplicht, stop dan bij de eerst‐
volgende gelegenheid en breng de
banden op de aanbevolen spannings‐ waarden 3 233.
Als w 60-90 seconden knippert en
daarna continu wordt verlicht, is er
een fout in het systeem. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Na het op spanning brengen moet u
wellicht een stukje rijden om de
bandenspanningswaarden op het
Driver Information Center bij te
werken. Hierbij kan w oplichten.
Als w bij lagere temperaturen oplicht
en na een stukje rijden dooft, kan dit duiden op een naderende te lage
bandenspanning. Bandenspanning
controleren.
Boordinformatie 3 100.
Schakel het contact uit wanneer de bandenspanning moet worden
verhoogd of verlaagd.
Monteer alleen wielen met druksen‐
soren, anders wordt de bandenspan‐
ning niet weergegeven en brandt w
voortdurend.Een reservewiel of tijdelijk reserve‐
wiel heeft geen druksensor. Het
bandenspanningscontrolesysteem
werkt niet op deze banden. De
controlelamp w brandt. Voor de
overige drie banden blijft het systeem
in werking.
Gebruik van standaard verkrijgbare
vloeibare bandenreparatiesets kan
de werking van het systeem nadelig
beïnvloeden. Gebruik bij voorkeur door de fabriek goedgekeurde repa‐
ratiesets.
Als u elektronische apparaten
gebruikt of zich in de buurt vindt van
voorzieningen die vergelijkbare
frequenties gebruiken, kan dit de
werking van het bandenspannings‐
controlesysteem verstoren.
Elke keer bij het verwisselen van de
banden moeten de sensoren van het
bandenspanningscontrolesysteem
worden gedemonteerd en onderhou‐
den. Bij opgeschroefde sensoren;
vervang het ventielelement en de
keerring. Bij opgeklikte sensoren;
vervang de complete ventielsteel.Status belading van auto
Pas de bandenspanning volgens de informatie op het etiket van de band
of in de tabel bandenspanningswaar‐ den aan op de belading van de auto
3 233 en selecteer de betreffende
instelling in het menu
Bandenbelasting op het Driver Infor‐
mation Center, Informatie- menu
voertuig 3 93. Deze instelling is de
referentie voor de bandenspannings‐ waarschuwingen.
Het menu Bandenbelasting verschijnt
alleen als de auto stilstaat en de
handrem aangetrokken is. Bij auto's
met automatische versnellingsbak
moet de keuzehendel op P staan.
Page 197 of 249

Verzorging van de auto195
Selecteer:● Licht voor een comfortabele
spanning tot 3 inzittenden.
● Eco voor een Eco-spanning tot
3 inzittenden.
● Max voor volledige belading.
Koppelingsprocedure
bandenspanningssensor
Elke TPMS-sensor heeft een uniekeidentificatiecode. De identificatiecode
moet aan de positie van een nieuwe
band/nieuw wiel worden gekoppeld
nadat de banden zijn geroteerd of alle wielen zijn verwisseld en als een of
meer TPMS-sensoren zijn vervan‐
gen. De TPMS-sensoren moeten ook
worden gekoppeld na het vervangen
van een reserveband door een regu‐
liere band met de TPMS-sensor.
Bij de volgende contactcyclus moeten
de storingslamp w en het waarschu‐
wingsbericht doven/verdwijnen. De sensoren worden met een inleerge‐ reedschap in de volgende volgorde
gekoppeld aan de wielposities: voor‐
wiel linkerzijde, voorwiel rechterzijde,
achterwiel rechterzijde en achterwiel
linkerzijde. De richtingaanwijzer in de huidige actieve stand wordt verlicht
totdat de sensor is gekoppeld.
Roep de hulp in van een werkplaats.
U hebt twee minuten voor het koppe‐
len van de positie van het eerste wiel
en vijf minuten voor het koppelen van
de positie van alle vier de wielen. Bij
het overschrijden van deze tijd stopt
het koppelen en moet u opnieuw
beginnen.
De koppelingsprocedure voor de bandenspanningssensoren is als
volgt:
1. Trek de handrem aan.
2. Schakel het contact in.3. Op auto's met geautomatiseerde versnellingsbak: Trap het rempe‐
daal in en houd het vast. Breng en
houd de keuzehendel vijf secon‐
den in stand N tot P wordt weer‐
gegeven op het Driver Information Center. P geeft aan dat het koppe‐
len van de sensoren kan worden
gestart.
Op auto's met handgeschakelde
versnellingsbak: selecteer
Neutraal.
4. Gebruik MENU op de richtingaan‐
wijzerhendel om Informatiemenu
voertuig op het Driver Information
Center te selecteren.
5. Draai het stelwieltje om naar het bandenspanningsmenu te schui‐
ven.
6. Druk op SET/CLR om het koppe‐
len van de sensoren te starten. Er moet een bericht met een vraag
om acceptatie van het proces
verschijnen.
7. Druk nogmaals op SET/CLR om
de selectie te bevestigen. De
claxon piept twee keer om aan te
geven dat de ontvanger in de
inleermodus staat.
Page 198 of 249

196Verzorging van de auto8. Begin met de voorwiel aan delinkerzijde.
9. Zet de inleertool bij het ventiel tegen de wang van de band. Drukdaarna op de toets om de banden‐
spanningssensor te activeren. De claxon piept ter bevestiging dat de sensoridentificatiecode aan de
positie van dit wiel is gekoppeld.
10. Ga verder met het voorwiel rechts
en herhaal de procedure zoals
beschreven in stap 9.
11. Ga verder met het achterwiel rechts en herhaal de procedure
zoals beschreven in stap 9.
12. Ga verder met het achterwiel links
en herhaal de procedure zoals
beschreven in stap 9. De claxon
piept twee keer ter aanduiding dat
de sensoridentificatiecode aan
het linkerachterwiel is gekoppeld
en dat de procedure voor het
koppelen van de bandenspan‐
ningssensoren afgesloten is.
13. Schakel het contact uit.14. Breng alle vier banden op de aanbevolen bandenspanning
zoals aangegeven op het etiket bandeninformatie.
15. Zorg dat de bandenlaadstatus op de geselecteerde spanning is
ingesteld 3 93.
Profieldiepte
Regelmatig de profieldiepte controle‐
ren.
Om veiligheidsredenen de banden te
vervangen wanneer een profieldiepte
van 2–3 mm (4 mm voor winterban‐
den) is bereikt.
Om veiligheidsredenen mag het
verschil in profieldiepte van banden
op één as niet meer dan 2 mm zijn.
De wettelijk toegestane minimumpro‐
fieldiepte (1,6 mm) is bereikt wanneer het profiel tot aan één van de slijtage- indicatoren (TWI = Tread Wear Indi‐
cator) is afgesleten. De positie van de slijtage-indicatoren wordt aangeduid
door merktekens op de zijwand van de band.
Banden verouderen ook wanneer er
niet mee gereden wordt. Wij raden u
aan de banden om de 6 jaar te vervangen.
Page 246 of 249

244Inklapbare spiegels .....................29
Inleiding ......................................... 3
Instapverlichting ......................... 117
Instrumentengroep ......................82
Instrumentenverlichting .............184
Interieurverlichting ......................115
ISOFIX- kinderveiligheidssystemen ........53
K Katalysator ................................. 135
Kentekenverlichting ...................183
Keuzehendel ............................. 138
Kilometerteller .............................. 83
Kinderveiligheids-systemen ..........48
Klimaatregeling ............................ 15
Klimaatregelsystemen ................119
Klok .............................................. 79
Koelvloeistof .............................. 172
Koelvloeistof en antivries ............219
Koelvloeistoftemperatuurmeter ...84
Koplampinstelling in het buitenland .............................. 113
Koplampverstelling ....................113
L
Laadsysteem ............................... 89
Lekke band ................................. 202
Lichtschakelaar .......................... 111
Lichtsignaal ................................ 112
Luchtinlaat ................................. 128M
Meters........................................... 82
Midlevel-display ............................ 93
Mistachterlicht .............................. 93
Mistachterlichten ........................ 114
Motorgegevens .......................... 227
Motor-ID...................................... 223
Motorkap .................................... 170
Motorolie .................... 171, 219, 224
Motoroliedruk ............................... 92
Motor starten ..................... 131, 137
N Nieuwe auto inrijden ..................130
O
Obstakeldetectiesystemen .........149
Olie, motor .......................... 219, 224
OnStar ........................................ 106
Ontlaadbeveiliging accu ............118
Opbergruimte................................ 54
Opbergruimte achter..................... 67
Opbergruimte voor........................ 55
Opbergvakken .............................. 54
Opgeslagen instellingen ...............22
Opschakelen................................. 91 Overzicht instrumentenpaneel .....10
P Panne ......................................... 211
Panoramadak .............................. 33Parkeerhulp ............................... 149
Parkeerlichten ............................ 114
Parkeren .............................. 18, 134
Park pilot met ultrasoonsensoren 149
Pedaal intrappen .......................... 90
Persoonlijke instellingen ............103
Pollenfilter .................................. 128
Portieren ....................................... 25
Portier open ................................. 93
Prestaties ................................... 229
Profieldiepte ............................... 196
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 241
Regelbare instrumentenverlichting ...........115
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 240
Remassistentie .......................... 142
Rem- en koppelingssysteem .......90
Rem- en koppelingsvloeistof ......219
Remmen ............................ 141, 173
Remvloeistof .............................. 173
Reparatie ongevalschade ...........236
Reservewiel ............................... 205
Richtingaanwijzer ........................88
Richtingaanwijzers ..................... 114
Richtingaanwijzers vooraan ......178
Rugleuning neerklappen .............37