air condition OPEL ADAM 2018.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2018.5, Model line: ADAM, Model: OPEL ADAM 2018.5Pages: 255, PDF Size: 7.41 MB
Page 104 of 255
102Instrumenten en bedieningsorganenBoordinformatieMeldingen worden voornamelijk
weergegeven op het Driver Informa‐
tion Center, in sommige gevallen
samen met een geluidssignaal.
Druk op SET/CLR , MENU of draai
aan het stelwiel om een bericht te
bevestigen.
Boordinformatie op Midlevel-
display
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van cijfercodes.
Nr.Boordinformatie1Motorolie verversen3Koelvloeistofpeil te laag4Airconditioning UIT5Stuurwiel is geblokkeerd7Draai aan het stuurwiel, schakel
de ontsteking uit en weer in9Draai aan het stuurwiel, start de motor opnieuwNr.Boordinformatie12Auto overbeladen13Compressor oververhit15Derde remlicht defect16Remlicht defect17Koplampverstelling defect18Linker dimlicht defect19Mistachterlicht defect20Rechter dimlicht defect21Zijmarkeringslicht links defect22Zijmarkeringslicht rechts defect23Achteruitrijlicht defect24Kentekenverlichting defect25Richtingaanwijzer linksvoor
defect26Richtingaanwijzer linksachter
defect27Richtingaanwijzer rechtsvoor
defect28Richtingaanwijzer rechtsachter
defect35Vervang batterij in handzender
Page 105 of 255
Instrumenten en bedieningsorganen103Nr.Boordinformatie48Reinig dodehoekdetectiesys‐
teem53Draai tankdop vast55Uitlaatfilter is vol 3 13956Ongelijke bandenspanning op
vooras57Ongelijke bandenspanning op
achteras58Detectie winterbanden59Open en sluit portierruit
bestuurder60Open en sluit portierruit voor‐
passagier66Service diefstalalarmsysteem67Service stuurslot68Service stuurbekrachtiging75Service airconditioning76Service dodehoekdetectiesys‐
teem79Vul motorolie bij82Ververs motorolie binnenkortNr.Boordinformatie84Motorvermogen beperkt89Onderhoud spoedig90Remassistentie laten nakijken95Service airbag128Motorkap open134Parkeerhulpstoring, bumper
reinigen136Onderhoud aan parkeerhulp
uitvoeren151Trap de koppeling in om te
starten174Accu bijna leeg258Parkeerhulp uitBoordinformatie op Uplevel-
display
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
in deze teksten.
Boordinformatie op
Colour-Info-Display
Sommige belangrijke berichten
kunnen ook op het
Colour-Info-Display verschijnen.
Sommige berichten verschijnen
slechts enkele seconden als pop-up.
Page 107 of 255
Instrumenten en bedieningsorganen105Persoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto naar
wens afstemmen door de instellingen
in het Info-display te wijzigen.
Sommige persoonlijke instellingen kunnen voor verschillende bestuur‐
ders in elke autosleutel afzonderlijk
worden opgeslagen.
Opgeslagen instellingen 3 22.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies eventueel niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen weergegeven of zijn alleen actief bij een draaiende motor.
Graphic-Info-Display
Druk op CONFIG voor het menu
Instellingen.
Draai aan de knop MENU-TUNE om
naar het gewenste menu Instellingen
te gaan en druk vervolgens op
MENU-TUNE .
Selecteer Instellingen en vervolgens
Auto-instellingen .
Auto-instellingen
● Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. ventilatorsnelheid : Modi‐
ficeert de cabineluchtstroom van
de klimaatregeling in de automa‐
tische modus.
Airconditioningmodus : Regelt de
status van de koelcompressor bij
het starten van de auto. Laatste
instelling (aanbevolen) of bij het
starten van de auto is altijd ON of
altijd OFF.
Autom. Achterruitverwarming :
Activeert de automatische
achterruitverwarming.
● Comfortinstellingen
Volume geluidssignaal : Veran‐
dert het volume van geluidssig‐
nalen.
Pers. inst. voor bestuurder : Acti‐
veert of deactiveert persoonlijke instellingen.
Wis auto. achter in achteruit :
Activeert of deactiveert automa‐
tische inschakeling achterruitwis‐
ser bij inschakelen achteruitver‐
snelling.
● Parkeerhulp / Botsdetectie
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de ultrasoonsensoren.
Dodehoekwaarschuwing : Wijzigt
de instellingen van het dode‐
hoeksysteem.
Page 124 of 255
122KlimaatregelingKlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............122
Verwarmings- en ventilatiesysteem ....................122
Airconditioning ......................... 123
Elektronisch klimaatregelsysteem ............... 125
Luchtroosters ............................. 130
Verstelbare luchtroosters ........130
Vaste luchtroosters ..................130
Onderhoud ................................. 130
Luchtinlaat ............................... 130
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 131
Service .................................... 131Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur
● luchtdebiet
● luchtverdeling
Verwarmbare achterruit Ü 3 31.
Verwarmde stoelen ß 3 39.
Verwarmd stuurwiel * 3 75.
TemperatuurRood:warmBlauw:koud
De verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtdebiet Luchtdebiet instellen door de ventila‐torknop in de gewenste stand te
zetten.
Luchtverdeling
M:naar de hoofdruimteL:naar de hoofd- en voetenruimteK:naar de voetenruimte en voor‐
ruitJ:naar de voorruit, de voorste
zijruiten en de voetenruimtel:naar de voorruit en de voorste
zijruiten
Tussenstanden zijn mogelijk.
Page 125 of 255
Klimaatregeling123Ruiten ontwasemen en ontdooien
● Draaiknop voor temperatuur inhoogste stand zetten.
● Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
● Luchtverdeelschakelaar op l
zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse ventilatieopeningen openen naar wens en op de
zijruiten richten.
● Voor gelijktijdig verwarmen van de voetenruimte, luchtverdeel‐
schakelaar op J zetten.
Airconditioning
Bedieningsorganen voor:
● temperatuur
● luchtdebiet
● luchtverdeling
n:Koeling4:LuchtrecirculatieÜ:Verwarmbare achterruit 3 31
Verwarmde stoelen ß 3 39.
Verwarmd stuurwiel * 3 75.
Temperatuur
Rood:warmBlauw:koudDe verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtdebiet Luchtdebiet instellen door de ventila‐torknop in de gewenste stand te
zetten.
LuchtverdelingM:naar de hoofdruimteL:naar de hoofd- en voetenruimteK:naar de voetenruimte en voor‐
ruitJ:naar de voorruit, de voorste
zijruiten en de voetenruimtel:naar de voorruit en de voorpor‐
tierruiten (de airco werkt op de
achtergrond om te voorkomen
dat de ruiten beslaan)
Tussenstanden zijn mogelijk.
Page 126 of 255
124KlimaatregelingKoeling n
Druk op n
om naar koeling om te
schakelen. De LED in de knop brandt
om activering aan te geven. Koeling
werkt alleen bij een draaiende motor
en ingeschakelde ventilator van de
klimaatregeling.
Druk opnieuw op n om koeling uit te
schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht zodra de buiten‐
temperatuur iets boven het vriespunt
ligt. Er kan zich dan condens vormen
en onder de auto op de grond drup‐
pelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Geactiveerde koeling kan een Auto‐
stop verhinderen.
Stop-startsysteem 3 135.
Luchtrecirculatiesysteem 4
Luchtrecirculatiemodus met 4
inschakelen. De LED in de knop brandt om activering aan te geven.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op 4 te drukken.
9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
binnenuit kunnen aandampen. De kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant aandampen wanneer
er koud lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
l uitzetten.
Maximale koeling Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
Page 131 of 255
Klimaatregeling129De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht zodra de buiten‐
temperatuur iets boven het vriespunt
ligt. Er kan zich dan condens vormen en onder de auto op de grond drup‐
pelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Wanneer u de koeling uitschakelt,
vereist de klimaatregeling niet dat de
motor wordt herstart tijdens een Auto‐
stop. Uitzondering: ruitonwaseming
werkt en een buitentemperatuur
hoger dan 0 °C vereist een herstart.
Stop/Start-systeem 3 135.
De status van de koelfunctie
verschijnt op het Info-Display.
De koelfunctie is na het starten van de
motor in of uit te schakelen op het
Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 105.Luchtrecirculatiemodus 4
Luchtrecirculatiemodus met 4
inschakelen. De led in de knop brandt
om aan te geven dat activering heeft
plaatsgevonden.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op 4 te drukken.
9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐
verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
binnenuit kunnen aandampen. De
kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant aandampen wanneer
er koud lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser inschakelen
en s uitschakelen.
Basisinstellingen
Sommige instellingen zijn te wijzigen
op het Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 105.
Page 133 of 255
Klimaatregeling131Airconditioning regelmatigaanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling
eenmaal per maand, ongeacht de
weersgesteldheid of het seizoen,
enkele minuten worden ingescha‐ keld. Bij te lage buitentemperaturenkan de koeling niet worden ingescha‐ keld.
Service
Om de koeling optimaal te laten
werken, is het raadzaam het klimaat‐
regelsysteem jaarlijks te laten contro‐ leren, te beginnen drie jaar na afleve‐ ring van de nieuwe auto, te weten:
● functie- en druktest
● werking van de verwarming
● lektest
● controle van de aandrijfriemen
● afvoer van condensor en verdamper reinigen
● prestatietestLet op
Koelmiddel R-134a bevat gefluori‐
deerde broeikasgassen.
Page 139 of 255
Rijden en bediening137Het starten van de motor wordt
aangeduid door de naald van de stati‐
onaire toerentalstand in de toerentel‐
ler.
Als de keuzehendel uit neutraal is
gehaald voordat u de koppeling hebt
bediend, gaat het lampje - branden
of wordt het als symbool weergege‐
ven op het Driver Information Centre.
Controlelampje - 3 91.Auto's met geautomatiseerde
versnellingsbak:
Laat het rempedaal los of haal de
keuzehendel uit D om de motor
opnieuw te starten.
Het starten van de motor wordt
aangeduid door de naald van de stati‐
onaire toerentalstand in de toerentel‐
ler.
Herstarten van de motor door het
stop-startsysteem
De keuzehendel moet in neutraal
staan om automatisch herstarten
mogelijk te maken.
Als er zich een van de volgende
omstandigheden voordoet tijdens
een Autostop, dan zal de motor auto‐ matisch door het stop-startsysteem
worden herstart:
● Het stop-startsysteem is manu‐ eel uitgeschakeld.
● De motorkap is open.
● De veiligheidsgordel van de bestuurders is losgemaakt en hetbestuurdersportier is geopend.
● De motortemperatuur is te laag.
● Het oplaadniveau van de accu is onder een bepaald niveau.
● Het remvacuüm is niet voldoende.
● De auto reed minstens stap‐ voets.
● Het klimaatregelsysteem vereist het starten van de motor.
● De airconditioning wordt hand‐ matig ingeschakeld.
Als de motorkap niet volledig geslo‐
ten is, verschijnt een waarschuwings‐
bericht in het Driver Information
Centre.Als een elektrisch accessoire, bijv.
een draagbare cd-speler op de elek‐
trische aansluiting is aangesloten,
merkt u mogelijk een korte terugval
tijdens het herstarten.
Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het
oppervlak ontbranden.
● Trek altijd de handrem aan. Schakel de handrem in zonder
de ontgrendelingsknop in te
drukken. Op een aflopende of
oplopende helling zo stevig
mogelijk. Trap tegelijkertijd het
rempedaal in om minder kracht
nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Schakel als de auto op een vlakke ondergrond of een oplo‐
pende helling staat de eerste
versnelling in voordat u de
Page 193 of 255
Verzorging van de auto191Zekeringenkast
instrumentenpaneel
De zekeringenkast zit achter de licht‐ schakelaar in het instrumentenpa‐
neel.
Pak de handgreep vast en trek de
lichtschakelaar omlaag.
Nr.Stroomkring1–2–3Elektrische ruitbedieningNr.Stroomkring4Spanningsomvormer5Carrosserieregelmodule 16Carrosserieregelmodule 27Carrosserieregelmodule 38Carrosserieregelmodule 49Carrosserieregelmodule 510Carrosserieregelmodule 611Carrosserieregelmodule 712Carrosserieregelmodule 813–14Achterklep15Airbagmodule16Diagnoseaansluiting17Contactslot18Airconditioning19Audioversterker20Parkeerhulp21Remschakelaar22Infotainmentsysteem23USB-laadpoort