ESP OPEL ADAM 2019 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019, Model line: ADAM, Model: OPEL ADAM 2019Pages: 235, PDF Size: 6.55 MB
Page 6 of 235

4Inleiding● Richtingaanduidingen in debeschrijvingen, zoals links,
rechts, voor of achter moeten
altijd met de blik in de rijrichting
worden gezien.
● Displays ondersteunen mogelijk uw specifieke taal niet.
● Displayteksten en opschriften in het interieur zijn vet gedrukt.
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig9 Gevaar
Teksten met de vermelding
9 Gevaar wijzen op een mogelijk
levensgevaar. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan levensge‐ vaar inhouden.
9 Waarschuwing
Teksten met de vermelding
9 Waarschuwing wijzen op een
mogelijk gevaar voor ongelukken
of verwondingen. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan tot
verwondingen leiden.Voorzichtig
Teksten met de vermelding
Voorzichtig wijzen erop dat de
auto mogelijk beschadigd kan
raken. Het niet naleven van deze
richtlijnen kan tot beschadiging
van de auto leiden.
Symbolen
Verwijzingen naar andere pagina's
worden aangeduid met 3. 3 betekent
"zie pagina".
Paginaverwijzingen en lemma's in de
index verwijzen naar de ingespron‐
gen koppen in de inhoudsopgave.
We wensen u vele uren autorijplezier. Uw Opel-team
Page 17 of 235

Kort en bondig15Achterruitwisser
Druk de wipschakelaar in om de
achterruitwisser aan te zetten:
ON:continue werkingOFF:uitINT:onderbroken werkingAchterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de
achterruit gespoten en de ruitenwis‐
ser maakt enkele slagen.
Achterruitwisser en -sproeier 3 65.
Klimaatregeling
Verwarmbare achterruit
Ü indrukken om verwarming in te
schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 30.
Verwarmbare buitenspiegels
Met Ü schakelt u ook de verwarm‐
bare buitenspiegels in.
Verwarmbare buitenspiegel 3 27.
Page 40 of 235

38Stoelen, veiligheidssystemenLet op
Zorg dat de veiligheidsgordels niet
door schoenen of voorwerpen met
scherpe randen beschadigd raken
klem komen te zitten. Oprolautoma‐
ten vrijhouden van vuil.
Gordelverklikker
Elke stoel is uitgevoerd met een
gordelverklikker, voor de bestuur‐
dersstoel is dit een controlelampje X
in de toerenteller 3 77, voor de
passagiersstoel een controlelampje
k in de middenconsole 3 74 en
voor de zitplaatsen achterin de
symbolen X op het Driver Information
Center 3 82.
Gordelkrachtbegrenzers
De gordelkrachtbegrenzers van de
voorstoelen beperken de krachten die inwerken op de inzittenden, doordat
de gordels tijdens een botsing gelei‐ delijk worden ontspannen.Gordelspanners
De gordelsloten van de voorstoelen
worden bij een voldoende zware fron‐ tale botsing of bij een aanrijding van
achteren strakgetrokken.9 Waarschuwing
Onjuist handelen (bijv. het verwij‐
deren of aanbrengen van gordels) kan de gordelspanners in werking
stellen.
Geactiveerde gordelspanners zijn te
herkennen aan het voortdurend bran‐
dende controlelampje v 3 77.
Geactiveerde gordelspanners door
een werkplaats laten vervangen.
Gordelspanners worden slechts
eenmaal geactiveerd.
Let op
Bevestig of monteer geen accessoi‐
res of andere voorwerpen die de
werking van de gordelspanners
kunnen verstoren. Geen aanpassin‐
gen aan onderdelen van de gordel‐
spanners aanbrengen, anders
vervalt de typegoedkeuring van de auto.
Driepuntsgordel
Omdoen
Gordel uit de oprolautomaat trekken,
zonder te verdraaien voor u langs
halen en de gesp in het slot steken.
Heupgordel tijdens het rijden van tijd
tot tijd strak trekken door aan de
schoudergordel te trekken.
Sportstoel: Steek bij het vastmaken
van de gordel deze door de gordel‐
bevestiging op de rugleuning.
Page 51 of 235

Stoelen, veiligheidssystemen49Inbouwposities kinderveiligheidssystemen
Toegestane mogelijkheden voor de bevestiging van een kinderveiligheidssysteemGewichtsklasse
Op passagiersstoel
Op zitplaatsen achterin
geactiveerde airbaggedeactiveerde airbagGroep 0: tot 10 kgXU 1U*Groep 0+: tot 13 kgXU1U*Groep I: 9 tot 18 kgXU1U2
*Groep II: 15 tot 25 kgU**XU*Groep III: 22 tot 36 kgU**XU*1:als het kinderveiligheidssysteem met een driepuntsgordel wordt vastgezet, zet de rugleuning dan verticaal zodat de
gordel aan de kant van de gesp strak zit. Zet de zithoogte in de hoogste stand.2:verwijder bij het gebruik van kinderveiligheidssystemen in deze groep de hoofdsteun achter 3 32*:zet de betreffende voorstoel voor het kinderveiligheidssystemen in één van de voorste standen**:zet de passagiersstoel in de achterste stand. Zet de zithoogte in de hoogste stand en de hoofdsteun in de laagste
stand. Zet de rugleuning zo ver als noodzakelijk rechtop om te verzekeren dat de veiligheidsgordel van de auto van
het bovenste verankeringspunt vandaan naar voren looptU:universeel bruikbaar in combinatie met een driepuntsgordelX:kinderveiligheidssystemen zijn in deze gewichtsgroep niet toegestaan
Page 56 of 235

54OpbergenBagageruimteDe rugleuning van de achterbankbestaat uit twee delen. U kunt beide
delen apart neerklappen.
Bagageruimte vergroten
Verwijder zo nodig de bagageruimte-
afdekking.
Borgveer indrukken en de hoofdsteun
omlaag drukken.
Steek de gesp van de veiligheidsgor‐
del in de zijhouder om schade aan de gordel te voorkomen.
Trek aan de lus op een of beide
rugleuningen en klap ze neer op het
zittingkussen.
Klap de rugleuningen omhoog door
ze rechtop te zetten en ze hoorbaar
te laten vastklikken.
De rugleuningen zijn goed vastgeklikt
wanneer de rode merktekens op
beide ontgrendelingslussen niet
zichtbaar zijn.
9 Waarschuwing
Bij opklappen moet u zich ervan
verzekeren dat de rugleuningen
stevig op hun plaats vergrendeld
zijn alvorens te gaan rijden. Het
nalaten hiervan kan lichamelijk
letsel of schade aan de bagage of de auto tot gevolg hebben bij hard
remmen of een botsing.
Haak voor draagtassen
Gebruik de haak op de zijwand rechts
van de bagageruimte voor het ophan‐
gen van draagtassen. Maximale
belasting: 5 kg.
Page 67 of 235

Instrumenten en bedieningsorganen65Instelbare gevoeligheid van de
regensensor
Wisserhendel in stand INT.
Draai aan het stelwiel om de gevoe‐
ligheid van de regensensor in te stel‐
len.
De regensensor registreert de
hoeveelheid neerslag op de voorruit
en stuurt automatisch de wisfrequen‐ tie en de -snelheid aan.
Na 20 seconden zonder wisactiviteit
gaan de wisserarmen iets omlaag
naar de parkeerstand.
Sensor vrijhouden van stof, vuil en ijs.
Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof op de voorruit
gespoten en de ruitenwisser maakt een paar slagen.
Sproeiervloeistof 3 158
Wis- en wasinstallatie achterruit
Achterruitwisser
Druk de wipschakelaar in om de
achterruitwisser aan te zetten:
ON:continue werkingOFF:uitINT:onderbroken werking
Page 68 of 235

66Instrumenten en bedieningsorganenNiet inschakelen wanneer de achter‐
ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
Deze functie is in of uit te schakelen
in het menu Instellingen op het Info-
display.
Persoonlijke instellingen 3 92.
AchterruitsproeierHendel van u af duwen. Er wordt
sproeiervloeistof op de achterruit
gespoten en de ruitenwisser maakt
een paar slagen.
Sproeiervloeistof 3 158
Buitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt
onmiddellijk aangeduid, een stij‐
gende temperatuur met enige vertra‐
ging. Temperaturen onder 3 °C
verschijnen knipperend.
Graphic-Info-Display afgebeeld.
Colour-Info-Display afgebeeld.
Uplevel-display
Page 73 of 235

Instrumenten en bedieningsorganen71Brandstofmeter
Geeft het peil in de brandstoftank
aan.
De pijl wijst naar de kant van de auto
waar de tankklep zit.
Tijdens rijden op vloeibaar gas wordt
het peil in de gastank weergegeven.
Bij een te laag brandstofpeil brandt
controlelamp Y. Meteen tanken
wanneer deze knippert.
Tijdens rijden op vloeibaar gas scha‐
kelt het systeem automatisch naar
rijden op benzine als de gastanks
leeg zijn 3 71.
Brandstoftank nooit leegrijden.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud.
Brandstofkeuzeschakelaar
Als u op LPG
drukt, wordt tussen
rijden op benzine en rijden op vloei‐
baar gas geschakeld zodra de
vereiste parameters (koelvloeistof‐
temperatuur, gastemperatuur en
minimaal motortoerental) zijn bereikt.
Er wordt gewoonlijk aan de vereisten
voldaan na ong. 60 seconden (afhan‐ kelijk van de buitentemperatuur) en
de eerste keer dat stevig op het
gaspedaal wordt gedrukt. De led-
status toont de huidige werkingsmo‐ dus.Led uit:rijden op benzineLed
knippert:voorwaarden voor over‐
schakelen op rijden op
lpg controleren. Licht op
als aan de voorwaarden
voldaan is.Led aan:rijden op vloeibaar gasLed knip‐
pert vijf
keer en
dooft:Lpg-tank is leeg of
storing in lpg-systeem. Er
verschijnt een bericht op
het Driver Information
Center.
De geselecteerde brandstofmodus
wordt opgeslagen en bij de volgende
contactcyclus opnieuw geactiveerd als er aan de voorwaarden voldaan is.
Zodra de lpg-tanks leeg zijn, wordt tot
aan het uitschakelen van het contact
automatisch op benzine overgescha‐
keld.
Bij het automatisch omschakelen van rijden op benzine op gas of omge‐
keerd werkt de motor wellicht even niet.
Page 81 of 235

Instrumenten en bedieningsorganen79Bij sommige versies verschijnt op het
Driver Information Center de aanwij‐
zing om het koppelingspedaal in te
trappen 3 89.
Antiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking enkele seconden. Het
systeem is na het doven van het
controlelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐ den niet dooft of als deze tijdens de rit
gaat branden, dan zit er een storing in het ABS-systeem. Het remsysteem
blijft normaal werken, maar zonder ABS-regeling.
Antiblokkeersysteem 3 128.
Schakelen [ brandt groen als controlelampje of
verschijnt als een symbool op het
Driver Information Center met Uple‐
vel-display wanneer opschakelen
wordt geadviseerd om brandstof te
besparen.
Eco-informatiemenuDe schakelaanduiding verschijnt als
een volledige pagina op het Driver
Information Center.
Eco-informatiemenu 3 82.
Stuurbekrachtiging
c brandt geel.
Gaat branden met
uitgeschakelde
stuurbekrachtiging
Storing in het stuurbekrachtigings‐
systeem. Roep de hulp in van een
werkplaats.
c en b lichten tegelijkertijd op
Stuurbekrachtiging moet worden
gekalibreerd, systeemkalibratie
3 132.
Parkeerhulp
r brandt geel.
Storing in het systeem
of
Storing door verontreinigde of met
sneeuw of ijs bedekte sensorenof
Storingen door externe bronnen van
ultrasoon geluid. Als de storingsbron
wordt verwijderd, dan werkt het
systeem weer normaal.
Oorzaak van de systeemstoring
onmiddellijk door een werkplaats
laten verhelpen.
Parkeerhulp 3 136.
Elektronische stabiliteitsregeling UIT
t brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Elektronische stabiliteitsregeling
3 131.
Elektronische stabiliteitsre‐ geling en Traction Control-systeem
b knippert of brandt geel.
Page 89 of 235

Instrumenten en bedieningsorganen87●Schakelaanduiding De huidige
versnelling verschijnt in een pijl‐
tje. Het cijfer erboven geeft aan
dat de bestuurder omwille van
het brandstofverbruik moet
opschakelen.
Eco-index-display Het huidige
brandstofverbruik verschijnt op een segmentendisplay. Pas voor een zuinige rijstijl uw rijstijl zoda‐
nig aan dat de gevulde segmen‐ ten binnen de Eco-zone blijven.
Hoe meer segmenten er gevuld
zijn, hoe hoger het brandstofver‐
bruik. Tegelijkertijd wordt de
gemiddelde verbruikswaarde
weergegeven.
● Grootste verbruikers: Lijst met
grootste momenteel ingescha‐
kelde comfortgebruikers
verschijnt in aflopende volgorde.
De mogelijke brandstofbesparing
wordt aangegeven.
● Zuinig rijden : geeft de gemid‐
delde verbruiksontwikkeling over
een afstand van 50 km weer.
Gevulde segmenten tonen het
verbruik in stappen van 5 km en
laten de gevolgen van de terrein‐ gesteldheid of het rijgedrag op
het brandstofverbruik zien.
Info-Display
Colour-Info-Display
Afhankelijk van de configuratie is de
auto uitgevoerd met een
Colour-Info-Display met aanraak‐
functie.
Het Colour-Info-Display met aanraak‐
functie geeft in kleur het volgende
aan:
● tijd 3 67
● buitentemperatuur 3 66
● datum 3 67
● instellingen elektronische klimaatregeling 3 112
● instructies m.b.t. de parkeerhulp en de geavanceerde parkeerhulp
3 136
● Infotainmentsysteem, zie beschrijving in de handleidingInfotainment
● systeemberichten
● boordinformatie 3 89
● persoonlijke instellingen 3 92
Het type informatie en de weergave
daarvan is afhankelijk van de gecon‐
figureerde instellingen.
Menu's en instellingen selecteren
Via het display van het aanraak‐
scherm hebt u toegang tot menu's en
instellingen.