display OPEL AMPERA E 2019 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019, Model line: AMPERA E, Model: OPEL AMPERA E 2019Pages: 285, PDF Size: 6.75 MB
Page 208 of 285

206Rijden en bedieningelektronische sleutel in gedrukt. Hier‐
door wordt ook de autostekker
ontgrendeld.
U kunt het opladen vanuit het interieur stoppen met de toets Stop op het
scherm Opladen .
Programmeerbaar opladen 3 206.
Ook is er een mobiele app met
verschillende oplaadfuncties.
Externe functie smartphone 3 28.Automatische voedingsafsluiting
Wanneer de auto geen voeding van
het oplaadstation meer nodig heeft,
wordt de oplaadprocedure gestopt.
Ontgrendel de DC-autostekker met
de elektronische sleutel.
Er kan nog steeds energie van het
oplaadstation worden verbruikt
wanneer de displays en lampjes van
de auto aangeven dat de hoogspan‐
ningsaccu volledig is opgeladen. Op
deze manier is de hoogspannings‐
accu op de optimale temperatuur
voor een maximale actieradius.
Programmeerbaar opladen 3 206.Einde van de oplaadprocedure
1. Wacht tot de laadprocedure volle‐
dig is afgesloten, de autostekker
is ontgrendeld en het oplaadsta‐
tuslampje groen oplicht of uit is.
2. Haal de DC-autostekker uit de DC-oplaadaansluiting op de auto
en sluit de stofafdekking.
3. Sluit de klep van de oplaadaan‐ sluiting door stevig op het middenervan te drukken, opdat deze
goed vergrendelt.
4. Zet de elektrische handrem hand‐
matig los alvorens met de auto te
gaan rijden.
5. Voor een nieuwe DC-oplaadpro‐ cedure moet u de DC-autostekker
verwijderen en opnieuw aanslui‐
ten.
Tijdsgestuurd opladen
Programmeerbare laadmodi U kunt de huidige oplaadmodus op
het Info-Display bekijken door
Energie en vervolgens Opladen aan
te tikken.De geschatte tijden voor het starten en het beëindigen van het opladen
verschijnen ook op het scherm. Deze schattingen zijn het meest nauwkeu‐
rig als de stekker van de auto aange‐
sloten is en bij gematigde temperatu‐ ren. Voor een nauwkeurige schatting
maakt de auto ook gebruik van een
interne klok voor tijdsgestuurd opla‐
den, niet van de klok in het instru‐
mentenpaneel.
Oplaadmodus selecteren
Tik op Energie en vervolgens op
Opladen en selecteer de gewenste
oplaadmodus.Onmiddellijk
Page 209 of 285

Rijden en bediening207De auto begint met opladen zodra
deze op een stopcontact aangesloten
is.
Selecteer de Laadlimiet, zie hieron‐
der.Vertrek
De auto schat de begintijd voor het
opladen op basis van de geprogram‐
meerde vertrektijd voor de actuele
dag van de week. Het opladen begint
op de begintijd en is op de vertrektijd
alleen voltooid als er na het aanslui‐
ten van de oplaadkabel voldoende tijd
is.
Selecteer Met voorrang opladen tot
Aan of Uit (bij prioriteitsoplading
wordt de auto onmiddellijk tot een
vooraf gedefinieerd peil opgeladen).Vertrektijd invoeren
Bij de vertrekoplaadmodus kunt u de
vertrektijd invoeren volgens uw
persoonlijke schema.
1. Tik op Vertrek terwijl de
Bewerken oplaadmodus is gese‐
lecteerd.
2. De huidige geprogrammeerde vertrektijd staat op het tabblad
met de weekdag. Selecteer het
tabblad voor de weekdag die
moet worden bewerkt.
3. Tik op + of − om de uren en minu‐
ten te wijzigen.
4. Tik op o of n om AM of PM te
wijzigen.
5. Tik op q om het scherm af te slui‐
ten.
Let op
● Het opladen begint op de begin‐ tijd en is tegen de vertrektijd
alleen voltooid als er sprake is
van voldoende tijd nadat de
oplaadkabel is ingestoken.
● De auto gebruikt een interne klok
voor het programmeerbaar opla‐den, niet de klok op het Info-
Display.Fout oplaadmodus
Als er bij het opladen een probleem is
opgetreden, verschijnt er een foutbe‐
richt. Probeer in dit geval de auto
opnieuw te starten of neem contact
op met een werkplaats.
Page 217 of 285

Rijden en bediening215verhogen, moet het vertraagd
laden worden genegeerd.
Tijdsgestuurde oplading 3 206.
● Langzaam knipperend groen, twee claxonpiepjes: Het opladen
wordt vertraagd door tijdsge‐
stuurd opladen. Het opladen
begint op een later tijdstip.
● Ononderbroken groen - geen claxonsignalen: Het opladen is
voltooid.
● Ononderbroken geel, geen claxonpiepje: Stekker van de
auto zit in stopcontact. Na het
aansluiten van een geschikte
oplaadkabel op het stopcontact is het normaal dat het lampje
oplaadstatus enkele seconden
lang geel wordt. Het ononderbro‐ ken gele lampje blijft mogelijk
branden afhankelijk van de auto
en van de vraag of er sprake is
van algehele onderbreking.
Dit kan er ook op duiden dat het
oplaadsysteem een storing heeft
waargenomen en de hoogspan‐
ningsaccu niet oplaadt.● Geen lichtsignaal (bij aansluiten) - Geen claxonpiepjes: Controleerde aansluiting van de oplaadka‐
bel.
● Geen lichtsignaal (na indicatie van de groene of gele oplaadsta‐tusindicator) - Geen claxonpiep‐
jes: Controleer de aansluiting van
de oplaadkabel. Als de aanslui‐
ting in orde is, kan dit te maken
hebben met een elektriciteits‐
netstoring en begint het laden op een later tijdstip. Dit kan ookgebeuren als de auto een storing in het hoogspanningslaadsys‐
teem heeft waargenomen.
● Geen lichtsignaal - drie claxon‐ signalen: De oplaadklep staat
open.
● Geen lichtsignaal - meerdere claxonsignalen: De voeding werd
onderbroken, voordat de oplaad‐
procedure kon worden voltooid.
De claxonsignalen stoppen
wanneer de voeding binnen
90 seconden wordt hersteld.
Om de waarschuwing te doen
verdwijnen moet u de oplaadka‐bel loskoppelen of ( op de elek‐
tronische handzender indrukken.
De waarschuwing voor verliezen via de oplaadkabel is te deacti‐
veren in het Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 93.
In een van de bovenstaande situaties kan het systeem de temperatuur van
de hoogspanningsaccu regelen. Dan
moet er elektrische energie naar de
auto worden overgebracht.
Als de auto is aangesloten op het
stroomnet en is ingeschakeld, knip‐
pert het lampje oplaadstatus of het
brandt continu groen, afhankelijk van
het laadniveau.
Als de auto op het stopcontact aange‐
sloten is en het lampje oplaadstatus
uitstaat, is er een oplaadstoring gede‐ tecteerd.
Page 221 of 285

Rijden en bediening219De oplaadmodus is te selecteren in
het scherm Voorkeur laadlimiet op
het Info-Display.
Oplaadmodus selecteren 3 206.
Instructies voor aarding Dit product moet worden geaard. Als
dit product een storing of uitval
vertoont, kan er door aarding een
laag weerstandspad worden
gecreëerd voor de elektrische stroom om de kans op een elektrische schok
te reduceren. Dit product is uitge‐
voerd met een netsnoer met aardlei‐
ding. Steek de stekker in een
passende aansluiting die op de juiste manier is geïnstalleerd en geaard
conform alle geldende voorschriften
en bepalingen.9 Waarschuwing
Als de aarde van de oplaadkabel
onjuist is aangesloten, kan dit tot
een ernstige schok leiden. Vraag
een erkend elektricien of er twijfels bestaan of het oplaadcircuit
correct is geaard. De stekker die
bij het product wordt geleverd,
mag niet worden gewijzigd. Als
deze niet in de contactdoos past,
laat dan een correcte contactdoos plaatsen door een erkend elektri‐
cien.
Bevestigingsinstructies
oplaadkabel
Kies een geschikte, stevige locatie
voor het bevestigen van de oplaad‐
kabel. De geschikte hoogte voor het
bevestigen van de oplaadkabel is
91 cm vanaf de grond.
Breng de gaten 18,7 cm van elkaar
aan.
Breng de bevestigingsschroeven
aan. Laat de koppen van de schroe‐
ven 5 mm uitsteken.
Plaats de oplaadkabel goed over de
schroeven.
Sluit de stekker aan op de contact‐
doos.
Sluit de autostekker aan op de oplaa‐ daansluiting.
Elektrische vereistenVoorzichtig
Laad de auto niet met draagbare
of vaste generatoren op. Hierdoor
kan het oplaadsysteem van de
auto beschadigd raken. Laad de
auto uitsluitend via het openbare
stroomnet op.
Oplaadmodus selecteren 3 206.
In de modus niveaulimiet hoeft u geen apart circuit te gebruiken, maar is deoplaadtijd langer.
Deze auto is geschikt voor opladen
met standaard oplaadapparatuur die
aan een of meerdere van de volgende
normen voldoet:
● SAE J1772
● SAE J2847-2
● IEC 61851-1
● IEC 61851-22
● IEC 61851-23
● IEC 61851-24
● IEC 62196-1
● IEC 62196-2
Page 242 of 285

240Verzorging van de auto
Het zekeringenblok van het instru‐
mentenpaneel bevindt zich links van
het instrumentenpaneel. Trek de klep van de zekeringenkast eruit voor
toegang tot de zekeringen.
NummerGebruik1Videoverwerkingsmodule2Lampje zonnelichtsensor3Dodehoekdetectiesys‐
teem4Passieve ontgrendeling,
passieve start5Centrale gateway-module6Carrosserieregelmodule 47Carrosserieregelmodule 38Carrosserieregelmodule 29Carrosserieregelmodule 110Interfacemodule
aanhanger 111Versterker12Carrosserieregelmodule 813Datalinkconnector 114Automatische parkeerhulp15–16Enkele voedingsomkeer‐
module 117Carrosserieregelmodule 6NummerGebruik18Carrosserieregelmodule 519–20–21–22–23USB24Draadloze oplaadmodule25Gereflecteerd led-waar‐
schuwingsdisplay26Automatisch verwarmd stuurwiel27–28Instrumentengroep 229Interfacemodule
aanhanger 230Koplamphoogte-instel‐
lingsapparaat31OnStar32–33Module voor verwarming,
ventilatie en airconditio‐
ning
Page 259 of 285

Verzorging van de auto257Wrijf bij het reinigen van de binnen‐kant van de achterruit altijd parallel
aan het verwarmingselement om
schade tegen te gaan.
Om handmatig ijs te verwijderen, een
ijskrabber met een scherpe rand
gebruiken. IJskrabber stevig tegen de ruit drukken, zodat er geen vuil onderde krabber kan komen en er geen
krassen op de ruit worden gemaakt.
Verwijder vuilrestanten van wisser‐
bladen die strepen op de ruit veroor‐
zaken, met een zachte doek en
ruitenreiniger. Zorg dat u ook wasres‐ ten, insecten en dergelijke van de ruit
verwijdert.
IJs, verontreinigingen en continu
wissergebruik op droge ruiten kunnen de wisserbladen (onherstelbaar)
beschadigen.
Velgen en banden
Niet schoonmaken met hogedrukrei‐
nigers.
Velgen met een pH-neutrale velgen‐
reiniger reinigen.Velgen zijn gelakt en kunnen met dezelfde middelen worden behandeld
als de carrosserie.
Lakschade Geringe lakschade met een lakstift
bijwerken voordat er roestvorming
optreedt. Grotere lakschade of roest‐
vorming door een werkplaats laten
herstellen.
Onderstel
Sommige delen van de bodemplaat zijn voorzien van een beschermende
pvc-laag, terwijl er op andere delen
een duurzame beschermende
waslaag is aangebracht.
De bodemplaat na het schoonspuiten controleren en zo nodig een nieuwe
waslaag laten aanbrengen.
Bitumineuze / rubber materialen
kunnen de pvc-laag aantasten. Werk‐ zaamheden aan de bodemplaat dooreen werkplaats laten uitvoeren.
De bodemplaat vóór en ná de winter
schoonspuiten en daarna de
beschermende waslaag laten contro‐
leren.Verzorging interieur
Interieur en bekleding Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig de lederen bekleding met
zuiver water en een zachte doek.
Gebruik een reinigingsmiddel voor
leder als de bekleding erg vuil is.
Instrumentengroep en de displays
alleen met een zachte, vochtige doek reinigen. Gebruik zo nodig water en
milde zeep.
Spuit reinigingsmiddelen niet recht‐
streeks op schakelaars of knoppen.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met een bekledingreiniger verwijderen.
Het weefsel van de stof is wellicht niet
kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐
ringen veroorzaken, met name op
lichtgekleurde bekleding. Reinig
verwijderbare vlekken en verkleurin‐
gen zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.
Page 261 of 285

Service en onderhoud259Service en
onderhoudAlgemene informatie ..................259
Service-informatie ...................259
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............260
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................260Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐ veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide en actuele service‐
schema voor uw auto is beschikbaar in de werkplaats.
Europese service-intervallen Aan de auto moet om de 30.000 km
onderhoud gepleegd worden, of na
één jaar, wat het eerst voorkomt,
tenzij anders vermeld op het service-
display.
Bij een zwaardere belasting, bijv. bij
taxi's en politievoertuigen, geldt
wellicht een korter onderhoudsinter‐
val.
De Europese service-intervallen
gelden voor de volgende landen:
Andorra, België, Bosnië-Herzego‐ vina, Bulgarije, Cyprus, Denemarken,
Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk,Griekenland, Groenland, Groot-Brit‐
tannië, Hongarije, Ierland, IJsland,
Italië, Kroatië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Macedonië,
Malta, Monaco, Montenegro, Neder‐
land, Noorwegen, Oostenrijk, Polen,
Portugal, Roemenië, San Marino,
Servië, Slovenië, Slowakije, Spanje,
Tsjechische Republiek, Zweden,
Zwitserland.
Internationale service-intervallen
Aan de auto moet om de 15.000 km
onderhoud gepleegd worden, of na
één jaar, wat het eerst voorkomt,
tenzij anders vermeld op het service-
display.
Er is sprake van zware bedrijfsom‐
standigheden als een of meer van de
volgende situaties vaak voorkomen:
Koude starts, vaak stoppen en
optrekken, rijden in de bergen, rijden op slechte en rulle wegdekken,
ernstige luchtvervuiling, zand en veel
Page 279 of 285

277BBagageruimte ........................ 30, 61
Bagageruimte-afdekking .............62
Banden ...................................... 242
Bandenreparatieset ...................248
Bandenspanning .......................243
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 82, 244
Bandenspanningswaarden ........265
Basisbediening ........................... 117
Batterijspanning ........................... 93
Bediening ................... 142, 160, 161
Externe apparaten ..................130
Menu ....................................... 117
Radio ....................................... 124
Telefoon .................................. 142
Bedieningselementen Infotainment-systeem ..............111
Stuurwiel ................................. 111
Bedieningsorganen ......................67
Bedieningspaneel Infotainment ..111
Bedrijfsmodi elektrisch voertuig ..160
Beginmenu ................................. 117
Bekerhouders .............................. 59
Bekleding .................................... 257
Bel Beltoon .................................... 142
Functies tijdens het gesprek ...142
Inkomend gesprek ..................142
Telefoongesprek initiëren ........142Beladingsinformatie .....................65
Beltoon Beltoon wijzigen ......................142
Beltoonvolume ........................ 119
Beoogd opladingsniveau ............206
Beslagen lampglazen ................107
Bestandsindelingen Afbeeldingsbestanden ............130
Audiobestanden ......................130
Filmbestanden......................... 130
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 171
Beveiliging van de auto ................30
Binnenverlichting .......................107
Bluetooth Algemene informatie ...............130
Apparaat aansluiten ................130
Bluetooth-verbinding ...............139
Koppelen ................................. 139
Menu Streaming audio via
Bluetooth ................................. 132
Telefoon .................................. 142
Bluetooth-verbinding ..................139
Bolle vorm .................................... 33
Boordgereedschap .....................241
Boordinformatie ........................... 92
BringGo ...................................... 137
Buitenspiegels .............................. 33
Buitentemperatuur .......................70
Buitenverlichting .........................102C
Centrale vergrendeling ................21
Claxon ................................... 11, 68
Conformiteitsverklaring ...............266
Controlelampen ............................ 76
Controlelampjes............................ 79
Controle over de auto ................155
Controles .................................... 224
Cruise control ...................... 83, 171
D
DAB ............................................ 128
Dagrijlicht ................................... 105
Dakbelasting ................................. 65
Dakdrager .................................... 64
De botsingssticker ......................159
Diefstalalarmsysteem ..................31
Digital Audio Broadcasting .........128
Dimlicht of grootlicht ...................102
Display-instellingen ............134, 135
Dodehoekdetectiesysteem .........189
Draairichtingsgebonden banden 242
Driepuntsgordel ........................... 45
Driver Information Center .............84
E Economisch rijden ......................154
Eenpedaalbediening ...................161
Efficiencymeter ............................. 76
Elektrisch bediende ruiten ...........35
Elektrische aandrijving .........14, 161
Page 280 of 285

278Elektrische aansluitingen .............71
Elektrische handrem .............81, 166
Elektrische handrem defect ..........81
Elektrische vereisten ..................219
Elektrische verstelling ..................33
Elektrisch systeem...................... 234
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem .....82
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 169
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ............................................ 82
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............148
Elektronisch sleutelsysteem .........19
Energiemeter ................................ 78
Erkenning van software ..............268
Event Data Recorders (EDR) .....272
Externe functie smartphone .........28
F
Filmbestanden ............................ 130
Films afspelen ............................ 135
Film via USB activeren ...............135
Frontaal airbagsysteem ...............49
Frontaanrijdingswaarschuwing ...174
G Gebruik ....................... 113, 124, 138
AUX ......................................... 130
Bluetooth ................................. 130iPod......................................... 130
Menu ....................................... 117
Radio ....................................... 124
Telefoon .................................. 142
USB ......................................... 130
Gebruik van deze handleiding .......2
Gedeponeerde handelsmerken ..271
Gegevens aandrijvingssysteem. 264
Geluidsinstellingen .....................119
Geluidssignalen ........................... 92
Geprogrammeerde onderdrukking opladen ...........214
Gereedschap ............................. 241
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 2
Gevarendriehoek .........................63
Gloeilamp vervangen ................231
Gordels ......................................... 43
Gordelverklikker ........................... 79
Gordijnairbagsysteem .................. 50
Groot licht ............................ 83, 103
Grootlichtassistentie .............83, 103
H Halogeenlampen ........................231
Handmatige stoelverstelling .........40
Handrem ............................. 165, 166
Handschoenenkastje ...................59
Handzender ................................. 17
Hoofdsteunen .............................. 38Hoofdsteunverstelling ....................6
Hoogspanningsapparaten en bedrading ............................... 234
I
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 55
Indicatie afstand tot voorligger ...176
Inductief opladen ..........................72
Info-Display................................... 87
Info-Displays ................................. 84
Infotainmentsysteem inschakelen ............................. 113
Inklapbare spiegels .....................33
Inleiding .................................... 0
Instapverlichting ......................... 108
Instrumentengroep ......................74
Intellitext ..................................... 128
Interieurverlichting ......................107
iPod ............................................ 130
Apparaat aansluiten ................130
K Kentekenverlichting ...................233
KeyPass ....................................... 28
Kilometerteller .............................. 76
Kindersloten ................................. 27 Kinderveiligheids-systemen ..........52
Klimaatregeling ............................ 13
Klok............................................... 71
Koelsysteem ............................... 225
Page 282 of 285

280REACH....................................... 267
Regelbare instrumentenverlich‐ ting ......................................... 107
Regeneratief remmen ...........78, 167
Regio-instelling ........................... 126
Regionaal ................................... 126
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 272
Remmen ............................ 165, 228
Remsysteem ................................ 81
Remvloeistof ...................... 228, 260
Richtingaanwijzers ............... 79, 106
Richtingaanwijzers vooraan ......232
Ruiten ........................................... 34
Rijmodi........................................ 160
Rijregelsystemen ........................168
Rijverlichting .......................... 10, 83
S Selectie van frequentiebereik .....124
Service ............................... 153, 259
Service-display ............................ 79
Service-indicatie .......................... 81
Service-informatie ...................... 259
Sjorogen ...................................... 63
Sleutel, opgeslagen instellingen ...20
Sleutels ........................................ 16
Sleutels, sloten ............................. 16
Smartphone ................................ 130
Telefoonweergave ..................137Smartphone-applicaties
gebruiken ................................ 137
Sneeuwkettingen .......................248
Snelheidsbegrenzer .............84, 172
Snelheidsmeter ............................ 76
Snelkiesnummers .......................142
Software-update .........................271
Spiegelverstelling ..........................6
SPORT-modus ............................ 82
Spraakherkenning ......................138
Sproeiervloeistof ........................227
Startbeveiliging ......................32, 83
Starten en bedienen ...................156
Starthulp gebruiken ...................252
Stemherkenning ......................... 138
Stoelpositie .................................. 39
Stoelverstelling .............................. 5
Stoelverwarming Stoelverwarming, achter ...........43
Stoelverwarming, voor ..............42
Streaming audio via Bluetooth activeren.................................. 132
Stroomtarievenschema............... 206
Stuurbedieningsknoppen .............67
Stuurwiel instellen .......................... 7
Stuurwielverstelling ...................... 67
Symbolen ....................................... 3
Systeeminstellingen.................... 121T
Telefoon Algemene informatie ...............139
Beltoon selecteren ..................142
Bluetooth ................................. 139
Bluetooth-verbinding ...............139
Een nummer invoeren .............142
Functies tijdens het gesprek ...142
Hoofdmenu telefoon ................142
Inkomend gesprek ..................142
Noodoproepen ........................ 142
Oproepenhistorie ....................142
Snelkiesnummer .....................142
Telefoonboek .......................... 142
Telefoon activeren ......................142
Telefoonboek .............................. 142
Telefoonweergave ......................137
Topsnelheid ................................ 242
Traction Control .........................168
Traction Control-systeem UIT....... 82 Trekken....................................... 254
Typeplaatje ................................ 262
Tijdelijke oplaadmodus annuleren ................................ 206
Tijdelijke oplaadmodus negeren. 206
Tijdsgestuurde oplading .............206
Tijdsgestuurd opladen ................206