Controle lampjes OPEL AMPERA E 2019 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019, Model line: AMPERA E, Model: OPEL AMPERA E 2019Pages: 285, PDF Size: 6.75 MB
Page 44 of 285

42Stoelen, veiligheidssystemenVerwarming
U kunt de verwarming op de gewen‐
ste instelling zetten door ß van de
betreffende stoel een of meerdere malen in te drukken. Het controle‐
lampje in de toets geeft de status aan.
Langdurig gebruik van de hoogste
instelling wordt afgeraden voor perso‐ nen met een gevoelige huid.
Automatisch verwarmde stoelen
Na het inschakelen van de auto acti‐
veert deze functie automatisch de
stoelverwarming op het niveau op basis van de interieurtemperatuur.
De lampjes naast het stoelverwar‐
mingssymbool op het touchscreen
geven de verwarmingsstand aan.
U schakelt de automatische stoelver‐ warming met de toets op het touch‐
screen uit.
De functie automatisch verwarmde
stoelen kan zodanig worden gepro‐
grammeerd dat deze bij het inscha‐
kelen van de auto altijd wordt inge‐
schakeld.
Persoonlijke instellingen 3 93.
Uitschakelen
U schakelt de automatische stoelver‐ warming uit door ß AUTO op het
touchscreen aan te raken.
Verwarmde stoelen bij starten op
afstand
Bij lage buitentemperaturen kunnen
de stoelverwarmingen automatisch worden ingeschakeld wanneer de
auto op afstand wordt gestart.
De stoelverwarmingen worden gean‐
nuleerd wanneer POWERm wordt
ingedrukt. Als de auto over automati‐
sche stoelverwarming beschikt, wordtde stoelverwarmingsstand bij het
inschakelen van de auto automatisch
aangepast aan de temperatuur van
het interieur van de auto.
De temperatuurregeling van een lege stoel werkt wellicht minder goed.
Tenzij de functie Automatisch
verwarmde stoelen in Persoonlijke
instellingen 3 93 ingeschakeld is,
wordt de stoelverwarming bij het star‐ ten op afstand niet ingeschakeld.
Page 54 of 285

52Stoelen, veiligheidssystemenAls controlelamp ONV een bepaalde
tijd brandt nadat de auto werd inge‐
schakeld, gaat het airbagsysteem
voor de voorpassagier af bij een
aanrijding.
Indien beide conrolelampen tegelij‐
kertijd branden zit er een storing in het systeem. De systeemstatus wordt
niet aangeduid; er mag niemand op
de stoel van de voorpassagier
vervoerd worden. Roep onmiddellijk de hulp van een werkplaats in.
Raadpleeg onmiddellijk een werk‐
plaats indien geen van beide contro‐
lelampjes brandt.
Verander de status alleen wanneer de auto stilstaat en is uitgeschakeld.
Status blijft actief tot de volgende
verandering.
Controlelamp airbag-deactivering
3 80.Kinderveiligheidssyste‐
men9 Gevaar
Bij gebruik van een achterwaarts
gericht kinderveiligheidssysteem
op de passagiersstoel voor moet
het airbagsysteem voor de passa‐ giersstoel voor gedeactiveerd zijn.
Dit geldt ook voor bepaalde voor‐
waarts gerichte kinderveiligheids‐
systemen zoals aangegeven in de
tabellen 3 55.
Airbag deactiveren 3 51.
Airbaglabel 3 46.
Wij raden een kinderveiligheidssys‐
teem aan dat specifiek voor de auto
is bedoeld. Neem contact op met uw
werkplaats voor meer informatie.
Wanneer u een kinderveiligheidssys‐
teem gebruikt, moet u de gebruikers-
en montagehandleiding én de instruc‐ ties bij het kinderveiligheidssysteem
opvolgen.
Houd u altijd aan de plaatselijke of
landelijke voorschriften. In sommige
landen is het gebruik van kindervei‐
ligheidssystemen op bepaalde
zitplaatsen verboden.
Kinderveiligheidssystemen kunnen
worden vastgezet met:
● Driepuntsgordel
● ISOFIX-beugels
● Bevestigingsriem aan de boven‐ kant
Driepuntsgordel
Kinderveiligheidssystemen kunnen
met een driepuntsgordel worden
vastgezet. Afhankelijk van de afme‐
tingen van het kinderveiligheidssys‐
teem kunnen er maximaal drie exem‐ plaren op de zitplaatsen achterin
worden vastgezet. Na het bevestigen van het kinderveiligheidssysteem
moet de veiligheidsgordel worden
omgedaan 3 55.
Page 68 of 285

66Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................67
Stuurwielverstelling ...................67
Stuurbedieningsknoppen ...........67
Verwarmd stuurwiel ...................67
Claxon ....................................... 68
Waarschuwing voetgangersvei‐ ligheid ....................................... 68
Wis- en wasinstallatie voorruit ...68
Wis- en wasinstallatie achterruit .................................. 70
Buitentemperatuur .....................70
Klok ........................................... 71
Elektrische aansluitingen ...........71
Inductief opladen .......................72
Waarschuwingslampjes, meters en controlelampjes .......................74
Instrumentengroep ....................74
Snelheidsmeter ......................... 76
Kilometerteller ........................... 76
Accumeter ................................. 76
Efficiencymeter .......................... 76
Energiemeter ............................. 78
Regeneratief remmen ................78
Actieradius totaal .......................79Service-display .......................... 79
Controlelampjes ........................79
Richtingaanwijzers ....................79
Gordelverklikker ........................79
Airbag en gordelspanners .........80
Airbag-deactivering ...................80
Laadsysteem ............................. 80
Service-indicatie ........................81
Remsysteem ............................. 81
Elektrische handrem ..................81
Elektrische handrem defect .......81
Antiblokkeersysteem (ABS) .......81
SPORT-modus .......................... 82
Lane keep assist .......................82
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ............................................ 82
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ....82
Traction Control-systeem UIT ...82
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ......................................... 82
Startbeveiliging .......................... 83
Voertuig gereed .........................83
Rijverlichting .............................. 83
Groot licht .................................. 83
Grootlichtassistentie ..................83
Mistachterlicht ........................... 83
Cruise control ............................ 83
Voorligger gedetecteerd ............83
Voetgangersdetectie .................83Snelheidsbegrenzer ..................84
Verkeersbordherkenning ...........84
Portier open ............................... 84
Displays ....................................... 84
Driver Information Center ..........84
Info-Display ............................... 87
Boordinformatie ........................... 92
Geluidssignalen .........................92
Batterijspanning .........................93
Persoonlijke instellingen ..............93
Telematicaservice ........................97
OnStar ....................................... 97
Page 76 of 285

74Instrumenten en bedieningsorganenWaarschuwingslampjes, meters en controlelampjesInstrumentengroep
Page 81 of 285

Instrumenten en bedieningsorganen79Actieradius totaal
Geeft het totale bereik weer dat met
de auto kan worden gereden.
Zuinig rijden 3 154.
Service-display Als het tijd is voor een onderhouds‐
beurt, wordt dit in het Driver Informa‐
tion Center aangegeven.
De eerste waarschuwing verschijnt
400 km voordat er een beurt moet
worden uitgevoerd en de tweede
waarschuwing verschijnt 80 km voor‐
dat er een beurt moet worden uitge‐
voerd. Het bericht verschijnt iedere
keer wanneer de auto wordt inge‐
schakeld.
U kunt het bericht annuleren of reset‐
ten. Reset het bericht pas na de
onderhoudsbeurt.
Driver Information Centre 3 84.
Controlelampjes
De beschreven controlelampjes zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze
beschrijving geldt voor alle instru‐ mentuitvoeringen. Afhankelijk van de
uitrusting kan de plaats van de
controlelampjes variëren. Bij inscha‐
keling van de auto lichten de meeste
controlelampjes korte tijd op bij wijze
van functietest.
Betekenis kleuren controlelampjes:Rood:gevaar, belangrijke herinne‐ ringGeel:waarschuwing, aanwijzing,
storingGroen:inschakelbevestigingBlauw:inschakelbevestigingWit:inschakelbevestiging,
systeem gereedControlelampjes 3 74.
Richtingaanwijzers O brandt of knippert groen.
Brandt korte tijd De parkeerlichten zijn ingeschakeld.
Knippert
Een richtingaanwijzer of de alarm‐
knipperlichten zijn geactiveerd.
Knippert snel: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering kapot.
Vervangen van lampen 3 231.
Zekeringen 3 235.
Richtingaanwijzers 3 106.
Gordelverklikker
Gordelverklikker op de
voorstoelen
X van de bestuurdersstoel brandt of
knippert rood op de instrumenten‐
groep.
Page 196 of 285

194Rijden en bedieningonder de bumper of onder de autoweer. De getoonde afstanden
kunnen verschillen van de werke‐
lijke afstanden. U mag niet alleen
op deze camera's rijden of parke‐
ren. Controleer altijd achter en
rond de auto alvorens te gaan
rijden. Bij onvoorzichtig gebruik
kunt u letsel, dodelijke ongevallen
of schade aan de auto veroorza‐
ken.
Het systeem werkt ook als de omge‐
ving donker is, maar mogelijk minder
goed.
Achteruitkijkcamera De achteruitkijkcamera helpt de
bestuurder bij het achteruitrijden door middel van een weergave van het
gebied achter de auto.
Het camerabeeld verschijnt op het Info-Display.
9 Waarschuwing
De achteruitrijcamera kan nooit
het zicht van de bestuurder
vervangen. Let op: voorwerpen
die zich buiten het bereik van de
camera en de sensoren van de
parkeerhulp bevinden, bijv. onder
de bumper of onder de auto,
worden niet getoond.
Gebruik niet alleen de achteruit‐ kijkcamera om achteruit te rijden
of te parkeren.
Controleer vóór het wegrijden
altijd de omgeving van de auto.
Inschakelen
De achteruitkijkcamera wordt auto‐matisch ingeschakeld als de auto in de achteruitversnelling wordt gescha‐
keld.
Werking
De camera bevindt zich tussen de
lampjes van de kentekenverlichting
en heeft een zichthoek van 130°.
Page 219 of 285

Rijden en bediening217● Gebruik geen stopcontactzonder een goede massaver‐
binding.
● Gebruik geen stopcontact op een circuit met andere elektri‐
sche verbruikers.9 Waarschuwing
Lees alle veiligheidswaarschuwin‐
gen en instructies alvorens dit
product te gebruiken. Als deze
waarschuwingen en instructies
niet worden opgevolgd, kan dit
leiden tot een elektrische schok, brand en/of ernstig letsel.
Laat kinderen nooit zonder
toezicht in de buurt van de auto
terwijl deze wordt opgeladen en
laat kinderen nooit met de oplaad‐
kabel spelen.
Als de geleverde plug niet in de
contactdoos past, wijzig deze
stekker dan niet. Vraag een
erkende elektrische de contact‐
doos te controleren.
Steek geen vingers in de elektri‐
sche aansluiting van de auto.9 Waarschuwing
Om het gevaar voor brand te
beperken dienen installaties te
voldoen aan de IEC 60364-norm
van de International Electrotech‐
nical Commission inzake elektri‐
sche installaties in gebouwen. De
installateur dient tevens te
voldoen aan eventuele bijko‐
mende vereisten zoals vastge‐
steld door het land en/of de
gemeente.
Gebruik dit product niet als het
flexibele netsnoer of de kabel van
de elektrische auto gerafeld is, de
isolatie ervan kapot is of andere
tekenen van schade vertoont.
Gebruik dit product niet als de
behuizing of de autostekker kapot, gescheurd of open is of andere
tekenen van schade vertoont.
Steek de stekker in een passende
contactdoos die geïnstalleerd is
volgens alle geldende voorschrif‐
ten en bepalingen. Aanpassingen aan de stekker die bij het productis geleverd zijn niet toegestaan.
Als de stekker niet in de contact‐ doos past, laat dan een correcte
contactdoos plaatsen door een
erkend elektricien. Als er geen
aarde is, geven de oplaadkabel‐
lampjes aan dat het elektrische
systeem een storing vertoont en
wordt de auto mogelijk niet opge‐
laden.
Page 279 of 285

277BBagageruimte ........................ 30, 61
Bagageruimte-afdekking .............62
Banden ...................................... 242
Bandenreparatieset ...................248
Bandenspanning .......................243
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 82, 244
Bandenspanningswaarden ........265
Basisbediening ........................... 117
Batterijspanning ........................... 93
Bediening ................... 142, 160, 161
Externe apparaten ..................130
Menu ....................................... 117
Radio ....................................... 124
Telefoon .................................. 142
Bedieningselementen Infotainment-systeem ..............111
Stuurwiel ................................. 111
Bedieningsorganen ......................67
Bedieningspaneel Infotainment ..111
Bedrijfsmodi elektrisch voertuig ..160
Beginmenu ................................. 117
Bekerhouders .............................. 59
Bekleding .................................... 257
Bel Beltoon .................................... 142
Functies tijdens het gesprek ...142
Inkomend gesprek ..................142
Telefoongesprek initiëren ........142Beladingsinformatie .....................65
Beltoon Beltoon wijzigen ......................142
Beltoonvolume ........................ 119
Beoogd opladingsniveau ............206
Beslagen lampglazen ................107
Bestandsindelingen Afbeeldingsbestanden ............130
Audiobestanden ......................130
Filmbestanden......................... 130
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 171
Beveiliging van de auto ................30
Binnenverlichting .......................107
Bluetooth Algemene informatie ...............130
Apparaat aansluiten ................130
Bluetooth-verbinding ...............139
Koppelen ................................. 139
Menu Streaming audio via
Bluetooth ................................. 132
Telefoon .................................. 142
Bluetooth-verbinding ..................139
Bolle vorm .................................... 33
Boordgereedschap .....................241
Boordinformatie ........................... 92
BringGo ...................................... 137
Buitenspiegels .............................. 33
Buitentemperatuur .......................70
Buitenverlichting .........................102C
Centrale vergrendeling ................21
Claxon ................................... 11, 68
Conformiteitsverklaring ...............266
Controlelampen ............................ 76
Controlelampjes............................ 79
Controle over de auto ................155
Controles .................................... 224
Cruise control ...................... 83, 171
D
DAB ............................................ 128
Dagrijlicht ................................... 105
Dakbelasting ................................. 65
Dakdrager .................................... 64
De botsingssticker ......................159
Diefstalalarmsysteem ..................31
Digital Audio Broadcasting .........128
Dimlicht of grootlicht ...................102
Display-instellingen ............134, 135
Dodehoekdetectiesysteem .........189
Draairichtingsgebonden banden 242
Driepuntsgordel ........................... 45
Driver Information Center .............84
E Economisch rijden ......................154
Eenpedaalbediening ...................161
Efficiencymeter ............................. 76
Elektrisch bediende ruiten ...........35
Elektrische aandrijving .........14, 161