cruise control OPEL AMPERA E 2019 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019, Model line: AMPERA E, Model: OPEL AMPERA E 2019Pages: 285, PDF Size: 6.75 MB
Page 11 of 285

Kort en bondig91Elektrische ruitbediening .......35
2 Buitenspiegels ......................33
3 Centrale vergrendeling .........21
4 Zijdelingse ventilatieope‐
ningen ................................. 152
5 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht/
grootlicht, grootlichtassis‐
tentie ................................... 106
Uitstapverlichting ................ 108
Parkeerlichten .....................106
6 Regeneratie op verzoek .....167
7 Cruise control .....................171
Snelheidsbegrenzer ............172
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 174
Verwarmd stuurwiel ..............67
8 Instrumenten ........................ 76
Driver Information Center ...... 84
9 Waarschuwingslamp voor
frontaanrijding ....................174
Waarschuwing
voetganger vóór ..................18010Knoppen voor Driver
Information Center ................84
11 Wis-/wasinstallatie
voorruit, wis-/
wasinstallatie achter ............. 68
12 Middelste ventilatieope‐
ningen ................................ 152
13 Info-Display .......................... 87
14 Status-LED alarmsysteem ...31
Lichtsensor .......................... 103
Lampje oplaadstatus ...........214
15 Handschoenenkastje ...........59
16 Verwarming en ventilatie ....148
17 Alarmknipperlichten ...........105
SPORT-modus ................... 160
Traction Control-systeem ...168
Elektronische stabiliteits‐
regeling .............................. 169
Parkeerhulp /
Geavanceerde
parkeerhulp ........................ 182
Lane Keep Assist ...............200
18 Elektrische aansluiting ..........71
19 Keuzehendel ....................... 16120USB-poort
21 Bedieningselementen
voor display .......................... 87
22 Handrem ............................. 166
23 Aan/Uit-knop ....................... 156
24 Stuurwiel instellen ................67
25 Claxon .................................. 68
26 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 225
27 Zekeringenkast ..................239
28 Lichtschakelaar ..................102
Instellen koplampreikwijdte 105
Mistachterlicht ....................106
Instrumentenverlichting ......107
Page 68 of 285

66Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................67
Stuurwielverstelling ...................67
Stuurbedieningsknoppen ...........67
Verwarmd stuurwiel ...................67
Claxon ....................................... 68
Waarschuwing voetgangersvei‐ ligheid ....................................... 68
Wis- en wasinstallatie voorruit ...68
Wis- en wasinstallatie achterruit .................................. 70
Buitentemperatuur .....................70
Klok ........................................... 71
Elektrische aansluitingen ...........71
Inductief opladen .......................72
Waarschuwingslampjes, meters en controlelampjes .......................74
Instrumentengroep ....................74
Snelheidsmeter ......................... 76
Kilometerteller ........................... 76
Accumeter ................................. 76
Efficiencymeter .......................... 76
Energiemeter ............................. 78
Regeneratief remmen ................78
Actieradius totaal .......................79Service-display .......................... 79
Controlelampjes ........................79
Richtingaanwijzers ....................79
Gordelverklikker ........................79
Airbag en gordelspanners .........80
Airbag-deactivering ...................80
Laadsysteem ............................. 80
Service-indicatie ........................81
Remsysteem ............................. 81
Elektrische handrem ..................81
Elektrische handrem defect .......81
Antiblokkeersysteem (ABS) .......81
SPORT-modus .......................... 82
Lane keep assist .......................82
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ............................................ 82
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ....82
Traction Control-systeem UIT ...82
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ......................................... 82
Startbeveiliging .......................... 83
Voertuig gereed .........................83
Rijverlichting .............................. 83
Groot licht .................................. 83
Grootlichtassistentie ..................83
Mistachterlicht ........................... 83
Cruise control ............................ 83
Voorligger gedetecteerd ............83
Voetgangersdetectie .................83Snelheidsbegrenzer ..................84
Verkeersbordherkenning ...........84
Portier open ............................... 84
Displays ....................................... 84
Driver Information Center ..........84
Info-Display ............................... 87
Boordinformatie ........................... 92
Geluidssignalen .........................92
Batterijspanning .........................93
Persoonlijke instellingen ..............93
Telematicaservice ........................97
OnStar ....................................... 97
Page 69 of 285

Instrumenten en bedieningsorganen67Bedieningsorganen
Stuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
De cruisecontrol en snelheidsbegren‐
zer zijn te bedienen via de knoppen
links op het stuurwiel.
De frontaanrijdingswaarschuwing is
ook in te stellen met de knoppen links op het stuurwiel.
Het Infotainmentsysteem is te bedie‐
nen via de knoppen rechts op het
stuurwiel.
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men 3 171.
Infotainmentsysteem 3 109.
Verwarmd stuurwiel
Druk op A om verwarming te active‐
ren. De activering wordt aangeduid door de LED in de toets.
Page 77 of 285

Instrumenten en bedieningsorganen75OverzichtORichtingaanwijzers 3 79XGordelverklikker 3 79vAirbags en gordelspanners
3 80VAirbag deactiveren 3 80pLaadsysteem 3 806Laat auto spoedig nakijken
3 81RRemsysteem 3 81mElektrische parkeerrem
3 81jStoring elektrische
parkeerrem 3 81uAntiblokkeersysteem
(ABS) 3 813SPORT-modus 3 82aLane Keep Assist 3 82aElektronische stabiliteitsre‐
geling UIT 3 82bElektronische stabiliteitsre‐
geling en Traction Control-
systeem 3 82kTraction Control-systeem
uit 3 82wBandenspanningscontro‐
lesysteem 3 82dStartbeveiliging 3 834Auto gereed 3 838Buitenverlichting 3 83CGroot licht 3 83fGrootlichtassistent 3 83øMistachterlicht 3 83mCruisecontrol 3 83AVoorligger gedetecteerd
3 837Voetgangersdetectie
3 83LSnelheidsbegrenzer
3 84LVerkeersbordherkenning
3 84hPortier open 3 84Reconfigureerbare
instrumentengroep
De indeling van de instrumenten‐
groep is te wijzigen. Ga met de bedie‐
ning op het stuurwiel naar de verschil‐ lende displayzones en blader door de
verschillende displays.
U kunt uit drie verschillende display‐
configuraties kiezen:
● Simpel configuratie toont de snel‐
heidsmeter met een vereenvou‐ digde hoogspanningsaccumeteren een efficiency-lampje.
● Standaard configuratie toont de
snelheidsmeter met een hoog‐
spanningsaccumeter en een effi‐ ciency-meter.
● Uitgebreid configuratie toont de
snelheidsmeter met een hoog‐ spanningsaccumeter, efficiency-
ring en elektriciteitsmeter.
Driver Information Center 3 84.
Page 85 of 285

Instrumenten en bedieningsorganen83KnippertStoring in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor (bijv.
reservewiel). Na 60 tot 90 seconden
brandt de controlelamp continu. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Bandenspanningscontrolesysteem
3 244.
Startbeveiliging d brandt geel.
Storing in de startbeveiliging. Het
aandrijvingssysteem kan niet worden
gestart.
De hulp van een werkplaats inroepen. Startbeveiliging 3 32.
Voertuig gereed
4 brandt groen. Er kan met de auto
worden gereden.
Voertuig starten en stoppen 3 158.
Rijverlichting
8 brandt groen.De rijverlichting is ingeschakeld
3 102.
Groot licht
C brandt blauw.
Brandt bij ingeschakeld groot licht of
bij lichtsignalen 3 103.
Grootlichtassistentie
f brandt groen.
De grootlichtassistentie is geacti‐
veerd 3 103.
Mistachterlicht
ø brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld
3 106.
Cruise control
m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.Brandt groen
De cruise control is ingeschakeld.Cruise control 3 171.
Voorligger gedetecteerd
A brandt groen of geel.
Brandt groen Er is een voertuig in dezelfde rijstrookgedetecteerd.
Brandt geel
De afstand tot een voorligger wordt te kort of wanneer u een ander voertuig
te snel nadert.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 174.
Voetgangersdetectie 7 brandt geel.
Het systeem detecteert een voetgan‐
ger vóór de auto.
Voetgangersbescherming vóór
3 180.
Page 156 of 285

154Rijden en bedieningRijden en bedieningRijtips......................................... 154
Economisch rijden ...................154
Controle over de auto ..............155
Noodgevallen .......................... 155
Starten en bediening .................156
Nieuwe auto inrijden ................156
Aan/Uit-knop ............................ 156
Vertraagde uitschakeling stroom .................................... 157
Voertuig starten en stoppen ....158
Parkeren .................................. 159
Bedrijfsmodi elektrisch voertuig .160
Bediening ................................ 160
Rijmodi .................................... 160
Elektrische aandrijving ...............161
Bediening ................................ 161
Remmen .................................... 165
Antiblokkeersysteem ...............165
Handrem .................................. 166
Regeneratief remmen ..............167
Rijregelsystemen .......................168
Traction Control .......................168
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 169Bestuurdersondersteuningssys‐
temen ......................................... 171
Cruise control .......................... 171
Snelheidsbegrenzer ................172
Frontaanrijdingswaarschu‐ wing ........................................ 174
Indicatie afstand tot voorligger 176
Actieve noodrem .....................176
Voetgangersbescherming voor ........................................ 180
Parkeerhulp ............................. 182
Dodehoekdetectiesysteem ......189
Waarschuwing wisselen van rijstrook ................................... 191
Panoramazichtsysteem ...........193
Achteruitkijkcamera .................194
Waarschuwing kruisend verkeer achter ..................................... 196
Verkeersbordherkenning .........197
Lane keep assist .....................200
Opladen ..................................... 202
Tijdsgestuurd opladen .............206
Geprogrammeerde onderdrukking opladen ...........214
Oplaadstatus ........................... 214
Oplaadkabel ............................ 216
Elektrische vereisten ...............219Rijtips
Economisch rijden
Gebruik het volgende advies als hulp
voor maximaal zuinig rijden en een zo groot mogelijke actieradius.
Ondanks deze nuttige tips kan de
actieradius van een elektrisch voer‐
tuig bij lagere temperaturen als
gevolg van een hoger energiever‐
bruik kleiner zijn.
Bij extra veel bagage rijdt de auto
minder zuinig en neemt de actiera‐
dius af. Vervoer bij voorkeur niet meer
dan nodig is.
Schakel elektrische accessoires niet
onnodig in. Bij gebruik van vermogen voor andere functies dan de aandrij‐
ving neemt de elektrische actieradius
van de auto af.
Houd de banden altijd op de juiste
spanning en zorg dat de auto goed
uitgelijnd is.
Rijstijl
Vermijd onnodig snel optrekken en
afremmen.
Page 157 of 285

Rijden en bediening155Gebruik waar mogelijk cruise control.
Schakel niet over naar N om uit te
rollen. Bij het uitrollen en remmen in D of L wint de auto energie terug.
Rendementsmeter in de
instrumentengroep
Efficiencymeter 3 76.
Rij- en versnellingsmodus selecteren
Gebruik zoveel mogelijk de normale
rijmodus.
In de SPORT-modus accelereert de
auto sneller dan in de normale modus
maar werkt het wellicht minder effici‐
ent.
Gebruik L in intensief stadsverkeer of
bij het afdalen. In de stand L hoeft u
het rempedaal minder in te trappen
en kunt u de auto gecontroleerd en
zuinig langzaam laten rijden.Controle over de autoVoorzichtig
Rijd voorzichtig op steile hellingen, laadhelling of over verkeersdrem‐pels enz.
Pedalen
Om de pedalen ongehinderd te
kunnen bedienen geen matten onder
de pedalen leggen.
Gebruik alleen vloermatten die goed
passen en met de houders aan
bestuurderszijde bevestigd zijn.
Noodgevallen
9 Waarschuwing
Schade aan de hoogspannings‐
accu of het hoogspanningssys‐
teem kan gevaar voor een elektri‐
sche schok, oververhitting of
brand inhouden. Als de auto
beschadigd is geraakt tijdens een
middelzware tot zware botsing,
overstroming, brand of anders‐
zins, laat de auto dan zo spoedig
mogelijk nakijken in een werk‐
plaats. De auto dient tot aan de
inspectie buiten gestald te worden
op minstens 7,5 m afstand van
brandbare constructies of anders‐ zins.
Page 170 of 285

168Rijden en bedieningRegeneratie op verzoek
Bij regeneratie op verzoek kan de
vertraging worden versterkt door de
flipper aan het stuurwiel ingedrukt te
houden. Dit werkt in de standen D
(rijden) en L (laag). Het gaspedaal
moet grotendeels los worden gelaten,
voordat dit werkt.
Wanneer regeneratief remmen actief
is, wordt het pictogram met pijlen in
groen aangegeven.
Regeneratief remmen 3 78.
De cruisecontrol wordt uitgeschakeld
en de remlichten kunnen gaan bran‐
den wanneer deze functie wordt
geactiveerd.
Als de stand D (rijden) is ingescha‐
keld en de auto wordt volledig tot stil‐ stand gebracht terwijl de flipper voor
regeneratief remmen wordt vastge‐
houden, is het mogelijk dat de auto
niet vooruitrolt wanneer de flipper
wordt losgelaten. Het gaspedaal
moet worden ingedrukt om vooruit te rijden.
Eenpedaalbediening 3 161.
Als er op een steile helling wordt gere‐
den, moet de auto met het rempedaal worden tegengehouden.
De remcontroller gebruikt een pomp
om hydraulische remkracht op te
wekken. Tijdens bepaalde remma‐
noeuvres kunt u de pomp horen
werken, zoals bij sterk afremmen of
tijdens regeneratief remmen wanneer
de auto tot stilstand komt. Dit is
normaal.Rijregelsystemen
Traction Control
De Traction Control (TC) is een
onderdeel van de elektronische stabi‐ liteitsregeling (ESC).
TC verhoogt zo nodig de stabiliteit,
ongeacht het type wegdek of de grip
van de banden, door te voorkomen
dat de aangedreven wielen door‐
slaan.
Zodra de aangedreven wielen begin‐
nen door te slaan, wordt het vermo‐
gen van de elektrische aandrijving
verminderd en wordt het wiel met de
meeste slip afzonderlijk afgeremd.
Daardoor wordt de rijstabiliteit van de
auto op een glad wegdek aanmerke‐
lijk verbeterd.
TC is bedrijfsklaar zodra het contro‐
lelampje b dooft.
Page 172 of 285

170Rijden en bediening
ESC is bedrijfsklaar zodra het contro‐lelampje b dooft.
Wanneer ESC werkt, knippert b.
9 Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Controlelampje b 3 82.
Uitschakelen
Voor ritten met optimaal vermogen is
ESC uit te schakelen:
Houd b ingedrukt totdat k en a
oplichten.
U kunt de ESC weer activeren door nogmaals op de toets b te drukken.
Bij het activeren van ESC bij cruise‐ control wordt de cruisecontrol auto‐
matisch uitgeschakeld. Druk op de
toets cruisecontrol om deze weer in te
schakelen als het wegdek dat toelaat.
Cruisecontrol 3 171.
Storing
Bij een storing in het systeem licht het controlelampje b ononderbroken op
en verschijnt er een bericht in het Driver Information Center. Het
systeem is buiten werking.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Terugzetten
Als b oplicht en blijft branden, reset u
het systeem als volgt:
1. Rem de auto af.
2. Schakel de auto uit en wacht 15 seconden.
3. Schakel de auto in. Neem contact op met een werk‐
plaats als b oplicht en blijft bran‐
den.
Page 173 of 285

Rijden en bediening171Bestuurdersondersteu‐
ningssystemen9 Waarschuwing
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men zijn ontwikkeld om de
bestuurder te ondersteunen en
niet om zijn aandacht te vervan‐
gen.
De bestuurder houdt de volledige controle over de auto en
aanvaardt de volledige verant‐
woordelijkheid bij het rijden.
Houd bij gebruik van bestuurders‐ ondersteuningssystemen altijd
rekening met de huidige verkeers‐
situatie en volg de geldende
verkeersregels op.
Cruise control
De cruise control kan een snelheid
van circa 25 km/u of hoger aanhou‐
den.
Tijdens het bergop- en bergafwaarts
rijden kan van de opgeslagen snelhe‐ den worden afgeweken.
Met het Traction Control-systeem ofde elektronische stabiliteitsregeling
kan het systeem tijdens het gebruik
van cruise control het doorslaan van
de wielen tegengaan. Als dit gebeurt,
wordt de cruise control automatisch
uitgeschakeld.
Traction Control-systeem 3 168.
Elektronische stabiliteitsregeling
3 169.
Bij een aanrijdingswaarschuwing bij
geactiveerde cruise control, wordt de
cruise control uitgeschakeld.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 174.De cruise control niet inschakelen
wanneer het aanhouden van een constante snelheid onverstandig is.
Systeem inschakelen
Druk op m, het controlelampje m in de
instrumentengroep licht wit op en de
cruise control staat op stand-by. Druk
nogmaals op m om de cruise control
uit te schakelen.
Functie activeren
Accelereer tot de gewenste snelheid
en druk op SET/-, de huidige snelheid
wordt opgeslagen en vastgehouden.
De gewenste ingestelde snelheid
verschijnt op de instrumentengroep.
U kunt het gaspedaal loslaten.
Het is mogelijk te versnellen door gas te geven. Na het loslaten van het
gaspedaal wordt opnieuw de opge‐
slagen snelheid aangehouden.