bluetooth OPEL ANTARA 2015 Handleiding Infotainment (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015, Model line: ANTARA, Model: OPEL ANTARA 2015Pages: 157, PDF Size: 2.88 MB
Page 5 of 157

Inleiding......................................... 6
Radio ........................................... 22
Cd-speler ..................................... 27
AUX-ingang ................................. 32
USB-poort .................................... 33
Streaming audio via Bluetooth .....36
Navigatie ...................................... 38
Telefoon ....................................... 77
Trefwoordenlijst ........................... 90Touch & Connect
Page 6 of 157

6InleidingInleidingAlgemene aanwijzingen.................6
Antidiefstalfunctie ........................... 7
Overzicht bedieningselementen ....9
Bediening ..................................... 12Algemene aanwijzingen
Het infotainmentsysteem biedt u eer‐
steklas infotainment voor in uw auto.
De radio heeft zes zendergeheugens voor het golfbereik AM en twaalf zen‐
dergeheugens voor het golfbereik
FM.
De geïntegreerde cd-speler onder‐
houdt u met audio- en MP3/WMA-
CD’s.
U kunt externe gegevensopslagappa‐ raten als andere audiobronnen op hetinfotainmentsysteem aansluiten,
bijv. iPod, mp3-speler, USB-stick of
een draagbare cd-speler; via een ka‐
bel of via Bluetooth.
Het navigatiesysteem met dynami‐
sche routeplanning brengt u veilig
naar uw bestemming en kan, desge‐
wenst, files of andere knelpunten om‐
zeilen.
Ook is het infotainmentsysteem uit‐
gevoerd met een telefoonportaal
waarmee u uw mobiele telefoon com‐ fortabel in de auto kunt gebruiken.Eventueel kunt u het Infotainmentsys‐
teem met de knoppen op het stuur‐
wiel bedienen.
Door het goed doordachte design van
de bedieningselementen, het aan‐
raakscherm en de heldere displays
kunt u het systeem gemakkelijk en in‐
tuïtief bedienen.
Let op
Deze handleiding beschrijft alle voor
de diverse Infotainmentsystemen beschikbare opties en functies. Be‐
paalde beschrijvingen, zoals die
voor display- en menufuncties, gel‐
den vanwege de modelvariant,
landspecifieke uitvoeringen, speci‐
ale uitrusting en toebehoren wellicht niet voor uw auto.
Belangrijke informatie over de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Het infotainment-systeem moet
worden gebruikt zodat er te allen
tijde veilig met de auto kan worden
Page 13 of 157

Inleiding13
Volume van telefoonaudio
aanpassen
Tijdens een telefoongesprek bericht
kunt u met de knop X het volume van
telefoonaudio aanpassen.
Het aangepaste niveau wordt opge‐
slagen door het infotainmentsysteem
en wordt automatisch gebruikt voor
alle verdere telefoongesprekken tot‐
dat de instelling weer wordt gewijzigd.
Let op
Bij het aanpassen van het volume
van telefoonaudio wordt meteen het volume van de beltoon aangepast.
Bedieningsstanden
Radio
Druk op de FM-AM-toets om het
menu AM, FM1 of FM2 op te vragen
of om tussen deze menu's over te
schakelen.
Gedetailleerde beschrijving van de
radiofuncties 3 22.Audiospelers
Druk op de MEDIA-toets om het
menu CD, CD MP3 , iPod , USB , AUX
of BLUETOOTH-AUDIO (waar be‐
schikbaar) op te vragen of om tussen
deze menu's over te schakelen.
Gedetailleerde beschrijving van: ■ CD-spelerfuncties 3 28
■ AUX-ingangsfuncties 3 32
■ USB-poortfuncties 3 33
■ Bluetooth-muziekfuncties 3 36
Navigatie
Druk op de NAV-toets om het
NAVIGATIE -menu op te roepen.
Druk op de MAP-toets voor een we‐
genkaart met de huidige positie van
de auto.
Gedetailleerde beschrijving van de
navigatiefuncties 3 38.
Telefoon
Druk op de I-toets om het
TELEFOON -menu op te roepen.
Gedetailleerde beschrijving van de
functies van het telefoonportaal
3 77.Bedieningsorganen voor de
menu's
Aanraakscherm
Het display van het infotainmentsys‐
teem heeft een aanraakgevoelig op‐
pervlak voor rechtstreekse interactie
met de getoonde menubedieningsor‐
ganen.
Zo kunt u een knop op het scherm ac‐ tiveren door met een vinger erop te
tikken of een schuifelement op het
scherm met een vinger verschuiven.Voorzichtig
Gebruik geen puntige of harde
voorwerpen zoals balpens, potlo‐
den of iets soortgelijks voor het
aanraakscherm.
Multifunctionele toets
Als het aanraakscherm niet wordt ge‐ bruikt voor menunavigatie is de mul‐
tifunctionele knop het centrale bedie‐
ningselement voor de menu's.
Page 36 of 157

36Streaming audio via BluetoothStreaming audio via
BluetoothAlgemene informatie ....................36
Bediening ..................................... 36Algemene informatie
Bluetooth-compatibele audiobronnen
(bijv. mobiele telefoons voor muziek,
mp3-spelers met Bluetooth enz.) die
het Bluetooth-muziekprotocol A2DP
ondersteunen, werken draadloos op
het infotainmentsysteem.
Opmerkingen ■ Het infotainmentsysteem werkt al‐ leen met Bluetooth-apparaten dieA2DP (Advanced Audio Distribu‐
tion Profile), versie 1.2 of hoger, on‐ dersteunen.
■ Het Bluetooth-apparaat moet AVRCP (Audio Video Remote Con‐trol Profile), versie 1.0 of hoger on‐
dersteunen. Als het apparaat
AVRCP niet ondersteunt, werkt al‐
leen de volumeregeling via het in‐
fotainmentsysteem.
■ Maak uzelf voorafgaand aan het aansluiten van het Bluetooth-appa‐
raat op het infotainmentsysteem vertrouwd met de gebruiksaanwij‐
zing voor Bluetooth-functies.Bediening
Voorwaarden
Voor de Bluetooth-muziekmodus van
het infotainmentsysteem moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
■ De Bluetooth-functie van het info‐ tainmentsysteem moet geactiveerd
zijn 3 78.
■ De Bluetooth-functie van de ex‐ terne Bluetooth-audiobron moet
geactiveerd zijn (zie gebruiksaan‐
wijzing van het apparaat).
■ Afhankelijk van de externe Blue‐ tooth-audiobron moet dit apparaat
wellicht op "zichtbaar" staan (zie
gebruiksaanwijzing van het appa‐
raat).
■ De externe Bluetooth-audiobron moet met het infotainmentsysteem
gekoppeld en verbonden zijn
3 78.
Page 37 of 157

Streaming audio via Bluetooth37
Bluetooth-muziekmodus
activeren
Druk een of meerdere malen op de
MEDIA -toets om de Bluetooth-mu‐
ziekmodus te activeren.
De belangrijkste functies van de ex‐
terne audiobron werken nu via het in‐
fotainmentsysteem.
Bediening via
infotainmentsysteem
Tracks afspelen starten
Selecteer de knop l op het scherm.
Naar volgende of vorige track gaan
Druk de t - of v-toets (op het in‐
strumentenpaneel) kort in.
Pauze/stop afspelen
Selecteer de knop z op het scherm.
Afspelen hervatten: selecteer de knop l op het scherm nogmaals.
Page 77 of 157

Telefoon77TelefoonAlgemene aanwijzingen...............77
Bluetooth-verbinding ....................78
Noodoproep ................................. 80
Bediening ..................................... 81Algemene aanwijzingen
De telefoonportal biedt u de mogelijk‐ heid om via een microfoon en de luid‐
sprekers van de auto telefoonge‐
sprekken te voeren en met het info‐
tainmentsysteem van de auto de be‐
langrijkste functies van de mobiele te‐
lefoon te bedienen. Om de telefoon‐
portal te kunnen gebruiken, moet de
mobiele telefoon via Bluetooth erop
aangesloten zijn 3 78.
Niet alle functies van de telefoonpor‐
tal worden door elke mobiele telefoon ondersteund. Welke telefoonfuncties
mogelijk zijn, hangt af van de desbe‐
treffende mobiele telefoon en van de
netwerkprovider. Verdere informatie
hierover vindt u in de bedienings‐
handleiding van uw mobiele telefoon.
U kunt hierover ook informeren bij uw
netwerkprovider.Belangrijke informatie voor de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Mobiele telefoons hebben invloed
op uw omgeving. Daarom zijn er
veiligheidsvoorschriften en richtlij‐
nen opgesteld. Alvorens gebruik
te maken van de telefoonfunctie
dient u op de hoogte te zijn van de desbetreffende richtlijnen.
9 Waarschuwing
Het gebruik van de telefoon in
handsfree-modus tijdens het rij‐
den kan gevaarlijk zijn doordat uw concentratie afneemt tijdens het
telefoneren. Parkeer uw auto
Page 78 of 157

78Telefoonvoordat u de telefoon in hands‐free-modus gebruikt. Volg de be‐
palingen van het land waarin u
zich bevindt.
Volg de voorschriften die in som‐
mige gebieden gelden op en zet
uw mobiele telefoon uit als mobiel
telefoneren verboden is, als de
mobiele telefoon interferentie ver‐
oorzaakt of als er zich gevaarlijke
situaties kunnen voordoen.
Bluetooth
Het telefoonportal is gecertificeerddoor de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de specificatie
vindt u op internet op
http://www.bluetooth.com
Bluetooth-verbinding
Bluetooth is een radionorm voor het
draadloos aansluiten van, bijvoor‐
beeld, een mobiele telefoon of een
mp3-speler op andere apparaten.
Voor het instellen van een Bluetooth- verbinding met het infotainmentsys‐
teem moet de Bluetooth-functie van
het Bluetooth-apparaat geactiveerd
zijn en moet het Bluetooth-apparaat
op "zichtbaar" staan (detectiemodus).
Voor nadere informatie verwijzen wij
u naar de gebruiksaanwijzing van het Bluetooth-apparaat.
Via het menu BLUETOOTH-
INSTELLINGEN worden Bluetooth-
apparaten met het infotainmentsys‐ teem gekoppeld (uitwisselen van pin‐ code tussen Bluetooth-apparaat en
telefoonportaal) en verbonden.Menu BLUETOOTH-
INSTELLINGEN opvragen: druk op
de toets SETUP en selecteer vervol‐
gens de menuoptie Bluetooth &
telefoon .
Een Bluetooth-apparaat
koppelen
Opmerkingen ■ Aan het systeem kunnen maximaal
vier apparaten worden gekoppeld.
■ Er kan slechts één gekoppeld ap‐ paraat tegelijk met het infotain‐
mentsysteem worden verbonden.
■ Koppelen is in de regel slechts één
keer noodzakelijk, tenzij het appa‐
raat van de lijst met gekoppelde ap‐ paraten wordt gewist.
Koppelen 1. In het menu BLUETOOTH-
INSTELLINGEN : zet Bluetooth op
Aan .
2. Selecteer het Nieuw apparaat
verbinden -menupunt.
Page 79 of 157

Telefoon79
Via een melding wordt u gevraagd
om de pincode "1234" op het
Bluetooth-apparaat in te voeren.
3. Op het Bluetooth-apparaat: indien
niet reeds geactiveerd, activeer
de Bluetooth-functie en activeer
vervolgens de detectiemodus (zie
gebruiksaanwijzing van Blue‐
tooth-apparaat).
Op het Bluetooth-apparaat: als de detectiemodus de Bluetooth-mo‐
dule van het infotainmentsysteem
vindt, verschijnt CAR HF UNIT.
4. Op het Bluetooth-apparaat: selec‐
teer CAR HF UNIT en volg de in‐
structies voor het invoeren van de
pincode "1234" op.
5. Op het Bluetooth-apparaat: be‐ vestig de ingevoerde pincode.
Op het display van het infotain‐
mentsysteem: na enkele secon‐
den verschijnt er een melding die aangeeft of het koppelen wel of
niet gelukt is.
Na het tot stand komen van de Blue‐
tooth-verbinding: als er een ander
Bluetooth-apparaat was aangeslotenop het infotainmentsysteem wordt dat apparaat nu losgekoppeld van het
systeem.
Als de Bluetooth-verbinding niet tot stand komt: herhaal de bovenstaande procedure of raadpleeg de gebruiks‐
aanwijzing van het Bluetooth-appa‐
raat.
Verbinden met een ander
gekoppeld apparaat
1. In het menu BLUETOOTH-
INSTELLINGEN : selecteer menu‐
optie Gekoppeld apparaat kiezen .
Er verschijnt een lijst met alle
Bluetooth-apparaten die momen‐
teel aan het infotainmentsysteem
gekoppeld zijn.
De lijstvermelding van het Blue‐
tooth-apparaat die momenteel
met het infotainmentsysteem ver‐
bonden is, wordt aangeduid met
9 .
2. Kies het gewenste apparaat. 3. Op het Bluetooth-apparaat: indien
niet reeds geactiveerd, activeer
de Bluetooth-functie (zie ge‐
bruiksaanwijzing van Bluetooth-
apparaat).
Op het display van het infotain‐
mentsysteem: na enkele secon‐
den verschijnt er een melding die
aangeeft of de Bluetooth-verbin‐
ding wel of niet tot stand is geko‐
men.
Na het tot stand komen van de Blue‐
tooth-verbinding: als er een ander
Bluetooth-apparaat was aangesloten
op het infotainmentsysteem wordt dat
apparaat nu losgekoppeld van het
systeem.
Page 80 of 157

80Telefoon
Als de Bluetooth-verbinding niet tot
stand komt, herhaalt u de boven‐
staande procedure of raadpleegt u de gebruiksaanwijzing van het Blue‐
tooth-apparaat.
Een gekoppeld apparaat
verwijderen
In het menu BLUETOOTH-
INSTELLINGEN : selecteer menu‐
optie Gekoppeld apparaat wissen .
Er verschijnt een lijst met alle Blue‐
tooth-apparaten die momenteel aan het infotainmentsysteem gekoppeldzijn.
De lijstvermelding van het Bluetooth-
apparaat die momenteel met het in‐
fotainmentsysteem verbonden is,
wordt aangeduid met 9.
Kies het gewenste apparaat. Het ap‐
paraat verdwijnt uit de lijst met gekop‐ pelde apparaten.
Noodoproep9 Waarschuwing
Het tot stand brengen van de ver‐
binding kan niet onder alle om‐
standigheden worden gegaran‐
deerd. Daarom is het belangrijk
dat u bij gesprekken van levens‐
belang (bijv. bij het inroepen van
medische hulp) niet alleen op een
mobiele telefoon vertrouwt.
Voor sommige netwerken kan het
noodzakelijk zijn dat er op de juiste manier een geldige simkaart in de
mobiele telefoon is aangebracht.
9 Waarschuwing
Denk eraan dat u met uw mobiele
telefoon kunt bellen en ontvangen indien u zich in een gebied bevindt
met een voldoende sterk signaal.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen nooddiensten niet op alle
mobiele telefoonnetwerken wor‐
den gebeld; mogelijkerwijs kun‐
nen deze oproepen niet gedaan
worden wanneer bepaalde net‐
werkdiensten en/of telefoonfunc‐
ties actief zijn. U kunt hierover uw lokale netwerkexploitant raadple‐
gen.
Het alarmnummer kan per land en regio variëren. Wij raden u aan het juiste alarmnummer voor de rele‐
vante regio van tevoren op te vra‐
gen.
Een noodoproep doen
Vorm het noodnummer (bijv. 112).
De telefoonverbinding met de alarm‐ centrale wordt tot stand gebracht.
Page 81 of 157

Telefoon81
Antwoord als het dienstdoende per‐soneel u vragen stelt over het nood‐
geval.9 Waarschuwing
Beëindig het gesprek pas als de
alarmcentrale u daarom vraagt.
Bediening
Zodra er een Bluetooth-verbinding
tussen uw mobiele telefoon en het in‐
fotainmentsysteem tot stand is ge‐
bracht, kunt u tal van functies van uw mobiele telefoon via het infotainment‐
systeem bedienen.
Let op
In de handsfree-modus blijft bedie‐
ning van de mobiele telefoon moge‐
lijk, bv. een gesprek beantwoorden of het volume regelen.
Na het tot stand brengen van een ver‐ binding tussen de mobiele telefoon
en het Infotainmentsysteem worden
er gegevens van de mobiele telefoon
naar het Infotainmentsysteem ver‐
stuurd. Afhankelijk van de mobiele te‐ lefoon en de hoeveelheid over te dra‐
gen gegevens kan dit enige tijd in be‐ slag nemen. Tijdens deze periode is
het bedienen van de mobiele telefoon via het Infotainmentsysteem slechts
beperkt mogelijk.
Let op
Niet elke mobiele telefoon onder‐
steunt alle functies van de telefoon‐
portal. Zodoende is het mogelijk dat
de functionaliteit die bij deze speci‐
fieke mobiele telefoons staat be‐
schreven, afwijkt.
Bedieningselementen voor de
telefoon
De belangrijkste telefoonspecifieke
bedieningselementen zijn de vol‐
gende:
Op instrumentenpaneel
m -knop: draaien om volume aan te
passen.
I -knop: indrukken om telefoonmenu
op te vragen.Op het stuurwiel
p -toets:
■ Indien telefoonportaal actief: in‐ drukken: telefoonmenu tonen; nog‐maals indrukken: opnieuw kiezen
(indien telefoon aangesloten en
nummer opgeslagen in lijst voor op‐
nieuw kiezen).
■ Indien telefoonportaal actief: kort indrukken: inkomende oproep aan‐nemen of actieve oproep beëindi‐
gen; lang indrukken; inkomende
oproep afwijzen.
o -draaischijf: draaien om volume
aan te passen.
Voorwaarden Voor de handsfreemodus van het in‐
fotainmentsysteem moet aan de vol‐
gende voorwaarden zijn voldaan:
■ De Bluetooth-functie van het info‐ tainmentsysteem moet geactiveerd
zijn 3 78.
■ De Bluetooth-functie van de mo‐ biele telefoon moet geactiveerd zijn
(zie gebruiksaanwijzing van het ap‐ paraat).