traction control OPEL ASTRA J 2015.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015.5, Model line: ASTRA J, Model: OPEL ASTRA J 2015.5Pages: 345, PDF Size: 10.24 MB
Page 15 of 345
Kort en bondig13
1Elektrisch bediende ruiten ....35
2 Buitenspiegels ......................32
3 Cruise control .....................188
Snelheidsbegrenzer ............189
Adaptieve cruise control .....191
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 198
4 Zijdelingse luchtroosters .....165
5 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht, grootlichtassis‐
tentie ................................... 150
Omgevingsverlichting ......... 155
Parkeerlichten .....................152
Knoppen voor Driver
Information Center ..............124
6 Instrumenten ...................... 112
7 Stuurbedieningsknoppen ...105
8 Driver Information Center .... 1249Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voor,
koplampsproeiers, achter‐
ruitenwisser, wis-/
wasinstallatie achter ...........107
10 SPORT-modus ................... 185
Centrale vergrendeling .........24
Brandstofkeuzeschakelaar . 114
Alarmknipperlichten ...........150
Controlelamp airbag-
deactivering ........................ 118
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ....................118
Tour-modus ........................ 185
11 Info-Display ........................ 129
12 Status-led alarmsysteem .....30
13 Middelste luchtroosters ......165
14 Handschoenenkastje ...........63
15 Traction Control-systeem
(TC) ..................................... 183
Elektronische stabiliteits‐
regeling (ESC) ....................183Parkeerhulpsystemen .........204
Lane Departure Warning ...219
Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 170
Ontgrendelknop voor
motorkapdeksel ..................... 27
16 Verwarming en ventilatie ....157
17 AUX-ingang, USB-ingang,
SD Card-sleuf ....................... 12
18 Stekkerdoos ........................ 111
19 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................179
Automatische
versnellingsbak ..................175
20 Elektrische handrem ...........181
21 Contactslot met stuurslot ...168
22 Claxon ................................ 106
Bestuurdersairbag ...............53
23 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 235
24 Opbergvak,
zekeringenkast ...................264
Page 123 of 345
Instrumenten en bedieningsorganen121
Center (DIC) wanneer opschakelen
omwille van het brandstofverbruik wordt aanbevolen.
Bij sommige versies verschijnt de in‐
geschakelde versnelling als pop-up
op het DIC.
Rijhulp EcoFlex 3 135.
Stuurbekrachtiging c brandt geel.
Gaat branden met verminderde stuurbekrachtiging
De stuurbekrachtiging wordt vermin‐
derd door oververhitting van het sys‐
teem. De controlelamp gaat uit wan‐
neer het systeem is afgekoeld.
Stop-startsysteem 3 170.
Gaat branden met
uitgeschakelde
stuurbekrachtiging Storing in het stuurbekrachtigings‐
systeem. De hulp van een werkplaats
inroepen.Lane Departure Warning
) brandt groen of knippert geel.
Brandt groen Systeem wordt ingeschakeld en is
gebruiksklaar.
Knippert geel
Systeem herkent een onbedoelde
verandering van rijstrook.
Ultrasoonparkeerhulp r brandt geel.
Storing in het systeem
of
Storing door vervuilde of met sneeuw of ijs bedekte sensoren
of
Storingen door externe bronnen van
ultrasoon geluid. Als de storingsbron
wordt verwijderd, dan werkt het sys‐
teem weer normaal.
Oorzaak van de systeemstoring on‐
middellijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Ultrasoonparkeerhulp 3 204.Elektronische
stabiliteitsregeling UIT
n brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Elektronische stabiliteits‐
regeling en Traction
Control-systeem
b brandt of knippert geel.
Brandt
Er zit een storing in het systeem. Ver‐ der rijden is mogelijk. De rijstabiliteit
kan echter afhankelijk van de staat
van het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Knippert Het systeem is actief ingeschakeld.
Het motorvermogen kan worden be‐
grensd en de auto kan automatisch
iets worden afgeremd.
Elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) 3 183, Traction Control-sys‐
teem (TC) 3 183.
Page 124 of 345
122Instrumenten en bedieningsorganenTraction Control-systeem
UIT k brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Voorverwarming ! brandt geel.
De voorverwarming is geactiveerd.
Wordt alleen bij lage buitentempera‐
turen ingeschakeld.
Roetfilter
% brandt of knippert geel.
Het dieselpartikelfilter moet gerege‐
nereerd worden.
Blijven rijden totdat % dooft. Laat het
motortoerental zo mogelijk niet onder
2000 omw/min dalen.
Brandt
Het dieselpartikelfilter is vol. Start het
regeneratieproces zo spoedig moge‐
lijk.Knippert
Het maximale vulniveau van het filter
is bereikt. Start het regeneratieproces
onmiddellijk om schade aan de motor
te voorkomen.
Roetfilter 3 173, Stop-startsysteem
3 170.
Bandenspanningscontro‐
lesysteem
w brandt of knippert geel.
Brandt
Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
Knippert Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor
(bijv. reservewiel). Na
60–90 seconden brandt de controle‐
lamp continu. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Motoroliedruk
I brandt rood.Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk on‐
derbroken. Dit kan aanleiding ge‐
ven tot motorschade en/of tot het
blokkeren van de aandrijfwielen.
1. Koppelingspedaal intrappen.
2. Versnellingsbak in neutrale stand zetten, keuzehendel in stand N
zetten.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij an‐dere weggebruikers te hinderen.
4. Ontsteking uitschakelen.
9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder. Tijdens een Autostop
Page 185 of 345
Rijden en bediening183RijregelsystemenTraction Control
De Traction Control (TC) is een on‐
derdeel van de elektronische stabili‐ teitsregeling (ESC) 3 183.
TC verhoogt zo nodig de stabiliteit,
ongeacht het type wegdek of de grip
van de banden, door te voorkomen
dat de aangedreven wielen door‐
slaan.
Zodra de aangedreven wielen begin‐
nen door te slaan, wordt het motor‐
vermogen verminderd en wordt het
wiel met de meeste slip afzonderlijk
afgeremd. Daardoor wordt de rijstabi‐
liteit van de auto op een glad wegdek aanmerkelijk verbeterd.
TC werkt na elke motorstart zodra
controlelamp b dooft.
Wanneer TC werkt, knippert b.9 Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Controlelamp b 3 121.
Deactivering
Het is mogelijk de TC uit te schakelen wanneer de aandrijfwielen moeten
kunnen doorslaan:
druk kort op b om TC te deactiveren,
k licht op. De deactivering verschijnt
als een statusbericht op het Driver In‐
formation Center (DIC).
U kunt TC weer activeren door nog‐
maals op b te drukken.
De TC wordt ook opnieuw geacti‐
veerd wanneer u het contact de vol‐
gende keer weer inschakelt.
Elektronische stabiliteits‐ regeling (ESC)
De elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) verbetert indien nodig de rij‐
stabiliteit ongeacht de staat van het
wegdek of de grip van de banden.
Ook voorkomt deze het doorslaan
van de wielen. ESC werkt in combi‐
natie met het Traction Control-sys‐
teem (TC) 3 183.
Zodra de auto dreigt uit te breken (on‐ derstuur/overstuur) wordt het motor‐
vermogen verminderd en worden de
wielen afzonderlijk afgeremd. Daar‐
door wordt de rijstabiliteit van de auto
op een glad wegdek aanmerkelijk
verbeterd.
Page 186 of 345
184Rijden en bediening
ESC werkt na elke motorstart zodra
controlelamp b dooft.
Wanneer ESC werkt, knippert b.9 Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Controlelamp b 3 121.
Deactivering
Voor een sportiever gedrag kunnen
ESC en TC afzonderlijk worden ge‐
deactiveerd:
■ Druk kort op b: alleen Traction
Control-systeem is inactief, ESC
blijft actief, k licht op.
■ Houd b gedurende min.
5 seconden ingedrukt: TC en ESC worden gedeactiveerd, k en n lich‐
ten op.
Ook verschijnt de geselecteerde mo‐
dus als statusbericht op het Driver In‐
formation Center (DIC).
Als de auto na het deactiveren van
ESP de drempelwaarde overschrijdt,
activeert het systeem ESP opnieuw voor de duur van de overschrijding
wanneer het rempedaal één keer
wordt ingetrapt.
U kunt de ESC weer activeren door nogmaals op b te drukken. Wanneer
de TC voorheen was uitgeschakeld,
worden zowel TC als ESC opnieuw geactiveerd.
De ESC wordt ook opnieuw geacti‐
veerd wanneer u de ontsteking de volgende keer weer inschakelt.Deactivering, OPC-versie
Voor rijden met optimaal vermogen
kunnen ESC en TC afzonderlijk wor‐
den gedeactiveerd. De volgende
modi zijn selecteerbaar:
Page 187 of 345
Rijden en bediening185
■ Druk kort op b: alleen Traction
Control-systeem is inactief, ESC
blijft actief, k licht op.
■ b twee keer binnen 2 seconden
kort indrukken: TC is inactief, ESC
werkt zonder verlies aan motorver‐
mogen, k en n lichten op.
■ Houd b gedurende min.
5 seconden ingedrukt: TC en ESC
zijn geheel inactief, k en n lichten
op.
Ook verschijnt de geselecteerde mo‐
dus als statusbericht op het DIC.
Bij de OPC-versie blijven TC en ESC gedeactiveerd zelfs als de auto door
onstabiel rijgedrag de drempel‐
waarde overschrijdt.
U kunt de ESC weer activeren door nogmaals op b te drukken. Wanneer
de TC voorheen was uitgeschakeld,
worden zowel TC als ESC opnieuw geactiveerd.
De ESC wordt ook opnieuw geacti‐
veerd wanneer u de ontsteking de
volgende keer weer inschakelt.Interactief rijsysteem
Flex Ride
Het Flex Ride-systeem laat u uit drie
rijmodi kiezen:
■ SPORT-modus: druk op SPORT,
de led brandt.
■ TOUR-modus: druk op TOUR, de
led brandt.
■ NORMAL modus: zowel SPORT
als TOUR zijn niet ingedrukt, geen
enkele LED brandt.
U deactiveert de SPORT- en TOUR-
modus door de bijbehorende toets
nogmaals in te drukken.
In elke rijmodus maakt Flex Ride een
netwerkverbinding met de volgende
systemen:
■ Elektronische dempingsregeling (CDC)
■ Gaspedaalbediening
■ Stuurinrichting
■ Elektronische stabiliteitsregeling (ESC)■ Antiblokkeersysteem (ABS) met cornering brake control (CBC)
(remcontrole in de bochten)
■ Automatische versnellingsbak
SPORT-modus
De instellingen van deze systemen
worden afgestemd op een sportie‐
vere rijstijl:
■ De schokdempers worden stijver om een beter contact met het weg‐
dek te houden.
■ De motor reageert sneller op bewe‐
gingen van het gaspedaal.
■ De stuurbekrachtiging is vermin‐ derd.
Page 191 of 345
Rijden en bediening189
Snelheid verlagen
Houd, terwijl de cruise control actief
is, het stelwiel naar SET/- gedraaid of
draai het meermaals kort naar SET/-:
de snelheid neemt continu of in kleine
stappen af.
DeactiveringDruk op y; controlelamp m in de in‐
strumentengroep brandt wit. De
cruise control is gedeactiveerd. De
laatst opgeslagen snelheid blijft voor
later hervatten van de snelheid in het geheugen.
Automatisch uitschakelen:
■ De rijsnelheid is lager dan ca. 30 km/u.
■ De rijsnelheid is hoger dan ca. 200 km/u.
■ Het rempedaal wordt bediend.
■ Het koppelingspedaal wordt een aantal seconden ingedrukt.
■ De keuzehendel is in N.
■ Het motortoerental is in een zeer laag bereik.
■ Het Traction Control-systeem (TC) of de elektronische stabiliteitsrege‐
ling (ESC) werkt.
Opgeslagen snelheid hervatten
Draai het stelwiel naar RES/+ bij een
snelheid boven 30 km/u. De opgesla‐
gen snelheid wordt nu overgenomen.
Uitschakelen
Druk op m; controlelamp m in de in‐
strumentengroep dooft. De opslagen
snelheid wordt gewist.Via L voor het activeren van de snel‐
heidsbegrenzer of het uitschakelen
van het contact, wordt ook de cruise control uitgeschakeld en wordt de op‐
geslagen snelheid gewist.
Snelheidsbegrenzer
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat
de auto een vooraf ingestelde snel‐
heidslimiet overschrijdt.
De snelheidslimiet kan worden inge‐
steld op een snelheid hoger dan
25 km/u.
De bestuurder kan alleen accelereren tot de vooraf ingestelde snelheid. Bijhet afrijden van hellingen zijn afwij‐
kingen van de snelheidslimiet moge‐
lijk.
Als het systeem geactiveerd is, wordt de ingestelde snelheidslimiet in de
bovenste regel van het Driver Infor‐ mation Center (DIC) weergegeven.
Page 196 of 345
194Rijden en bediening
De geselecteerde afstand tot voorlig‐
ger wordt aangegeven via de af‐
standsbalken in de adaptieve cruise
control-pagina.
Let op: de instelling voor afstand tot
voorligger wordt gedeeld met de ge‐ voeligheid van het alarm van de fron‐
taanrijdingswaarschuwing.
Voorbeeld: Als stand 3 (ver) is gese‐
lecteerd, wordt de bestuurder sneller
gewaarschuwd voor een mogelijke
aanrijding, ook als de adaptieve
cruise control niet geactiveerd of in‐
geschakeld is.
9 Waarschuwing
De bestuurder aanvaardt de volle
verantwoordelijkheid voor het be‐
waren van een veilige onderlinge
afstand bij de betreffende ver‐
keers-, weers- en zichtomstandig‐ heden. Indien de situatie zulks
vereist, moet de afstand tot voor‐
ligger worden aangepast of het
systeem worden uitgeschakeld.
Detectie van voorligger
Het controlelampje voorligger gede‐
tecteerd A verschijnt in de snelheids‐
meter als het systeem een voorligger heeft gedetecteerd.
Als dit symbool niet of kort wordt
weergegeven, reageert adaptieve
cruise control niet op voorliggers.
Deactivering De bestuurder deactiveert de adap‐tieve cruise control door:
■ y in te drukken.
■ Het rempedaal wordt bediend.
■ Het koppelingspedaal gedurende langer dan vier seconden in te trap‐pen.
■ De keuzehendel van de automati‐ sche transmissie naar N te zetten.
Het systeem wordt ook automatisch
gedeactiveerd als:
■ Er bij snelheden onder 45 km/u of hoger dan 190 km/u wordt gereden.
■ Het Traction Control-systeem (TC) werkt langer dan 20 seconden.
■ De elektronische stabiliteitsrege‐ ling (ESC) werkt.
Page 341 of 345
339
Bedieningsorganen....................105
Bekerhouders .............................. 63
Bekleding .................................... 294
Beladingsinformatie ...................103
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 188
Beveiliging van de auto ................30
Binnenspiegels ............................. 34
Binnenverlichting .......................153
Blindehoeksysteem ....................212
Bolle vorm .................................... 32
Boordgereedschap .....................268
Boordinformatie .........................131
Brandstof .................................... 220
Brandstofkeuzeschakelaar ........114
Brandstofmeter .......................... 113
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 227
Brandstof voor benzinemotoren 220
Brandstof voor dieselmotoren ...221
Brandstof voor rijden op LPG .....221
Buitenspiegels .............................. 32
Buitentemperatuur .....................109
C
Car Pass ...................................... 22
Centrale vergrendeling ................24
Claxon ................................. 16, 106
Code ........................................... 131
Conformiteitsverklaring ...............332
Contactslotstanden ....................168Controlelampen ..................112, 116
Controle over de auto ................167
Controles .................................... 234
Cruise control ....................124, 188
D Dagrijlicht ................................... 146
Dagteller .................................... 113
Dak ............................................... 37
Dakbelasting ............................... 103
Dakdrager .................................. 102
Diefstalalarmsysteem ..................30
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 240
Dimlicht of grootlicht ...................143
Draagsysteem achterzijde ............67
Driepuntsgordel ........................... 51
Driver Information Center ...........124
E EHBO ......................................... 100
Elektrisch bediende ruiten ...........35
Elektrische aansluitingen ...........111
Elektrische handrem ...........120, 181
Elektrische handrem defect ........120
Elektrische stoelverstelling ..........47
Elektrische verstelling ..................32
Elektrisch systeem...................... 261
Elektronische hulpsystemen bij het rijden ................................. 183Elektronische rijprogramma's ....177
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ...121
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 183
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ............121
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............160
Event Data Recorders (EDR) .....335
F
Fietsendrager ............................... 67
Flex-Fix-systeem .......................... 67
FlexOrganizer .............................. 96
Frontaal airbagsysteem ...............53
Frontaanrijdingswaarschuwing ...198
G
Gebruik van deze handleiding .......3
Geluidssignalen .........................134
Gereedschap ............................. 268
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................99
Gloeilamp vervangen ................241
Gordels ......................................... 50
Gordelverklikker ......................... 118
Gordijnairbagsysteem .................. 55
Page 344 of 345
342
Top-Tether-bevestigingsogen......62
Traction Control .........................183
Traction Control-systeem UIT .... 122
Trekhaak............................. 228, 229
Trekstang.................................... 228
Tripcomputer ............................. 135
Typeplaatje ................................ 299
U Uitlaatgassen ............................. 173
Uitrol-brandstofafsluiter .............169
Uitstapverlichting .......................155
Ultrasoonparkeerhulp ................121
Uw autogegevens ..........................3
V Vaste luchtroosters ....................165
Veiligheidsgordel .........................10
Veiligheidsgordels .......................50
Veiligheidsnet .............................. 98
Velgen en banden .....................270
Ventilatie ..................................... 157
Verbanddoos ............................. 100
Vergrendelingssysteem ...............30
Verkeersbordherkenning ............216
Verlichting middenconsole ........154
Verlichtingsfuncties..................... 154
Verlichting zonneklep ................154
Versnellingsbak ........................... 18
Versnellingsbakdisplay ..............175Verstelbare luchtroosters ........... 165
Vertraagde uitschakeling stroom 168
Verwarmde spiegels ....................33
Verwarmd stuurwiel ...................106
Verwarming ................................. 49
Verwarmings- en ventilatiesysteem .................... 157
Verwerking van sloopauto .........234
Verzorging .................................. 292
Verzorging exterieur ..................292
Verzorging interieur ...................294
Vloerafdekking bagageruimte ......93
Voertuiggewicht .........................311
Voertuigidentificatienummer ......299
Voertuigkrik................................. 268
Voordat u wegrijdt ........................ 19
Voorligger gedetecteerd .............124
Voorruit ......................................... 34
Voorstoelen .................................. 42
Voorverwarming ........................122
W Waarschuwingslampen ..............112
Werkzaamheden uitvoeren .......234
Wieldoppen ................................ 276
Wiel verwisselen ........................280
Winterbanden ............................ 270
Wis-/wasinstallatie .......................17
Wis-/wasinstallatie achterruit .....108Wis-/wasinstallatie voorruit ........107
Wisserblad vervangen ...............240
Z
Zekeringen ................................. 261
Zekeringenkast in bagageruimte 265
Zekeringenkast in motorruimte ..262
Zekeringenkast instrumentenpaneel ...............264
Zitplaatsen achterin ......................49
Zonnedak ..................................... 37 Zonnekleppen .............................. 37
Zijdelings airbagsysteem .............54
Zijmarkeringslichten.................... 143 Zijrichtingaanwijzers ..................259