ABS OPEL ASTRA J 2015.75 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015.75, Model line: ASTRA J, Model: OPEL ASTRA J 2015.75Pages: 345, PDF Size: 10.24 MB
Page 122 of 345
120Instrumenten en bedieningsorganen
Brandt
Rempedaal moet worden ingetrapt
om de elektrische handrem los te zet‐
ten 3 181.
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in de stand Autostop te starten.
Stop/Start-systeem 3 170.
Knippert
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in het algemeen te starten 3 19,
3 168.
Bij sommige versies verschijnt het be‐ richt 'Pedaal intrappen' op het Driver
Information Center (DIC) 3 131.
Elektrische handrem m brandt of knippert rood.
Brandt
Elektrische handrem is aangetrokken
3 181.Knippert
Elektrische handrem is niet helemaal
aangetrokken of losgezet. Schakel de ontsteking in, trap het rempedaal in
en probeer het systeem te resetten
door de elektrische handrem eerst los
te zetten en daarna aan te trekken.
Blijft m knipperen, rijd dan niet door
en roep de hulp van een werkplaats
in.
Elektrische handrem
defect
j brandt of knippert geel.
Brandt Elektrische handrem werkt niet opti‐
maal 3 181.
Knippert Elektrische handrem staat in de ser‐
vicemodus. Stop de auto, trek de
elektrische handrem aan en zet deze
los om de rem te resetten.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Antiblokkeersysteem
(ABS) u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking enkele seconden. Het sys‐
teem is na het doven van het contro‐
lelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐ den niet dooft of als deze tijdens de rit
gaat branden, dan zit er een storing in het ABS-systeem. Het remsysteem
blijft normaal werken, maar zonder
ABS-regeling.
Antiblokkeersysteem 3 180.
Opschakelen
[ brandt groen als een controlelamp
of verschijnt als een symbool R met
het nummer van de naasthogere ver‐
snelling op het Driver Information
Page 182 of 345
180Rijden en bedieningRemmen
Het remsysteem omvat twee onaf‐
hankelijke remcircuits.
Wanneer een remcircuit uitvalt, kan
de auto nog met het andere circuit
worden afgeremd. De remvertraging
wordt echter alleen bereikt wanneer u het rempedaal stevig intrapt. Hiervooris aanzienlijk meer kracht nodig. De
remweg wordt langer. Alvorens de
reis te vervolgen, de hulp van een werkplaats inroepen.
Bij uitgeschakelde motor verdwijnt de
rembekrachtiging na het een- tot
tweemaal intrappen van het rempe‐
daal. De remwerking wordt hierdoor niet verminderd, maar er is aanzienlijk
meer kracht nodig om het rempedaal
te bedienen. Vooral bij het slepen
hiermee rekening houden.
Controlelamp R 3 119.
Antiblokkeersysteem Het antiblokkeersysteem (ABS) voor‐
komt dat de wielen blokkeren.Zodra een wiel dreigt te blokkeren,
regelt het ABS de remdruk af op het
desbetreffende wiel. De auto blijft ook bij een noodstop bestuurbaar.
De ABS-regeling is merkbaar door
het tikken van het rempedaal en door regelgeluiden.
Voor optimale remwerking het rem‐
pedaal tijdens het hele remproces
volledig intrappen, ongeacht het tik‐
ken van het pedaal. De druk op het rempedaal niet verminderen.
Voordat u wegrijdt, voert het systeem een zelftest uit die u misschien kunt
horen.
Controlelamp u 3 120.
Adaptief remlicht
Bij het met volle kracht remmen knip‐ peren alle drie de remlichten zolang
de ABS-regeling actief is.Storing9 Waarschuwing
Bij een defect aan het ABS kunnen
de wielen bij krachtig remmen deneiging hebben te blokkeren. De
voordelen van het ABS vallen dan
weg. De auto is bij een noodstop mogelijk niet meer bestuurbaar en kan uitbreken.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Page 187 of 345
Rijden en bediening185
■ Druk kort op b: alleen Traction
Control-systeem is inactief, ESC
blijft actief, k licht op.
■ b twee keer binnen 2 seconden
kort indrukken: TC is inactief, ESC
werkt zonder verlies aan motorver‐
mogen, k en n lichten op.
■ Houd b gedurende min.
5 seconden ingedrukt: TC en ESC
zijn geheel inactief, k en n lichten
op.
Ook verschijnt de geselecteerde mo‐
dus als statusbericht op het DIC.
Bij de OPC-versie blijven TC en ESC gedeactiveerd zelfs als de auto door
onstabiel rijgedrag de drempel‐
waarde overschrijdt.
U kunt de ESC weer activeren door nogmaals op b te drukken. Wanneer
de TC voorheen was uitgeschakeld,
worden zowel TC als ESC opnieuw geactiveerd.
De ESC wordt ook opnieuw geacti‐
veerd wanneer u de ontsteking de
volgende keer weer inschakelt.Interactief rijsysteem
Flex Ride
Het Flex Ride-systeem laat u uit drie
rijmodi kiezen:
■ SPORT-modus: druk op SPORT,
de led brandt.
■ TOUR-modus: druk op TOUR, de
led brandt.
■ NORMAL modus: zowel SPORT
als TOUR zijn niet ingedrukt, geen
enkele LED brandt.
U deactiveert de SPORT- en TOUR-
modus door de bijbehorende toets
nogmaals in te drukken.
In elke rijmodus maakt Flex Ride een
netwerkverbinding met de volgende
systemen:
■ Elektronische dempingsregeling (CDC)
■ Gaspedaalbediening
■ Stuurinrichting
■ Elektronische stabiliteitsregeling (ESC)■ Antiblokkeersysteem (ABS) met cornering brake control (CBC)
(remcontrole in de bochten)
■ Automatische versnellingsbak
SPORT-modus
De instellingen van deze systemen
worden afgestemd op een sportie‐
vere rijstijl:
■ De schokdempers worden stijver om een beter contact met het weg‐
dek te houden.
■ De motor reageert sneller op bewe‐
gingen van het gaspedaal.
■ De stuurbekrachtiging is vermin‐ derd.
Page 189 of 345
Rijden en bediening187
Het OPC Flex Ride-systeem laat u uitdrie rijmodi kiezen:
■ OPC-modus: druk op OPC, de led
brandt.
■ SPORT-modus: druk op SPORT,
de led brandt.
■ NORMAL-modus: SPORT of OPC
is niet ingedrukt, er brandt geen
LED.
U deactiveert de SPORT- en OPC-
modus door de bijbehorende toets
nogmaals in te drukken.
In elke rijmodus maakt
OPC Flex Ride een netwerkverbin‐
ding met de volgende systemen:
■ Elektronische dempingsregeling (CDC)
■ Gaspedaalbediening
■ Stuurinrichting
■ Elektronische stabiliteitsregeling (ESC)
■ Antiblokkeersysteem (ABS) met cornering brake control (CBC)
(remcontrole in de bochten)
NORMALE modus
In de NORMAL-modus, wanneer
SPORT of OPC niet is ingedrukt, wor‐
den alle instellingen van het systeem
aangepast aan de standaardwaar‐
den.
SPORT-modus
De instellingen van deze systemen
worden afgestemd op een sportie‐
vere rijstijl.OPC-modus
Het dynamische rijgedrag wordt aan‐
gepast aan hoge prestatie-instellin‐
gen.
In deze modus is de verlichting van de belangrijkste instrumenten rood.
Persoonlijke instellingen in de OPC-
modus
U kunt de functies van de OPC-mo‐
dus selecteren wanneer u op OPC
drukt. U kunt deze instellingen wijzi‐
gen in het menu Instellingen op het
Info-display . Persoonlijke instellingen
3 137.
Page 241 of 345
Verzorging van de auto239
ritten en veelvuldig starten kan de
accu ontladen raken. Vermijd het ge‐
bruik van onnodige elektrische ver‐
bruikers.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan 4 weken
achtereen stilstaat, kan de accu ont‐
laden raken. Poolklem van de min‐
pool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
keld contact aansluiten en loskoppe‐
len.
Ontlaadbeveiliging accu 3 155.
Accu vervangen
Let op
Elke afwijking van de in dit hoofdstuk gegeven instructies kan leiden tot
een tijdelijke uitschakeling van het
stop- startsysteem.
Let er bij het vervangen van de accu
op dat er bij de pluspool geen lucht‐
roosters open zijn. Als er in dit gebied een ventilatieopening open is, moet
deze met een afdekkap worden afge‐ sloten en moet de ventilatie bij de
minpool worden geopend.
Uitsluitend accu's gebruiken waarbij
de zekeringenkast boven de accu kan
worden gemonteerd.
Zorg bij auto's met een Stop/Start-
systeem dat de AGM-accu (Absorp‐
tive Glass Mat) weer wordt vervangen
door een AGM-accu.
U kunt een AGM-accu herkennen aan
het label op de accu. Wij bevelen het gebruik aan van een originele Opel
accu.
Let op
Als u een andere AGM-accu ge‐
bruikt dan de originele Opel accu is
het mogelijk dat het Stop/Start-sys‐
teem slechter presteert.
Het wordt geadviseerd de accu door
een werkplaats te laten vervangen.
Stop/Start-systeem 3 170.
Page 265 of 345
Verzorging van de auto263
Nr.Stroomkring1Motorregelmodule2Lambdasonde3Brandstofinspuiting/ontste‐kingssysteem4Brandstofinspuiting/ontste‐
kingssysteem5–6Spiegelverwarming/diefstala‐
larmsysteem7Ventilatorregeling/motorregel‐
module/transmissieregelmodule8Lambdasonde/motorkoeling9Achterruitsensor10Accusensor11Ontgrendeling kofferruimte12Adaptief rijlicht (AFL)/automati‐
sche verlichting13ABS14Achterruitwisser15Motorregelmodule16StartmotorNr.Stroomkring17Transmissieregelmodule18Verwarmbare achterruit19Elektrische ruitbediening voorin20Elektrische ruitbediening
achterin21Centrale elektrische eenheid,
achter22Grootlicht links (halogeen)23Koplampsproeiers24Rechter dimlicht (xenon)25Linker dimlicht (xenon)26Mistlampen27Verwarming dieselbrandstof28Start-stopsysteem29Elektrische handrem30ABS31Adaptieve cruise control32Airbag33Adaptief rijlicht (AFL)/automati‐
sche verlichtingNr.Stroomkring34Uitlaatgasrecirculatie35Buitenspiegel/regensensor36Verwarming en ventilatie37Magneetklep koolstofreservoir38Vacuümpomp39Centrale regelmodule40Voorruitsproeier/achterruits‐
proeier41Grootlicht rechts (halogeen)42Koelventilator43Voorruitwissers44Voorruitwissers45Koelventilator46–47Claxon48Koelventilator49Brandstofpomp50Koplamphoogteregeling/adap‐
tief rijlicht (AFL)51Ventilatieklep
Page 300 of 345
298Service en onderhoud
Het gebruik van motorolie van alleen
de kwaliteit ACEA A1/B1 of alleen A5/
B5 is verboden, omdat deze onder
bepaalde omstandigheden langdu‐
rige motorschade kan veroorzaken.
Kies de juiste motorolie op basis van
zijn kwaliteit en de minimale omge‐
vingstemperatuur 3 301.
Extra motorolieadditieven
Het gebruik van extra motorolieaddi‐
tieven kan schade tot gevolg hebben
en de garantie ongeldig maken.
Motorolieviscositeitswaarden
De SAE-viscositeitswaarde geeft in‐
formatie over de dikte van de olie.
Multigrade-olie wordt aangeduid door twee cijfers, bijv. SAE 5W-30. Het
eerste cijfer, gevolgd door een W,
duidt de lage temperatuurviscositeit aan en het tweede cijfer de hoge tem‐
peratuurviscositeit.
Selecteer de betreffende viscositeits‐ index afhankelijk van de minimumom‐
gevingstemperatuur 3 301.Alle aanbevolen viscositeitswaarden
zijn geschikt voor hoge omgevings‐
temperaturen.
Koelvloeistof en antivries
Gebruik uitsluitend Long Life koel‐
vloeistof/antivries (LLC) op basis van
organisch zuur, die voor de auto is
goedgekeurd. De hulp van een werk‐ plaats inroepen.
Het systeem is af fabriek afgevuld
met koelvloeistof voor optimale cor‐
rosiebescherming en vorstbescher‐
ming tot een temperatuur van ca.
–28 °C . In noordelijke landen met ex‐
treem lage temperaturen biedt de af
fabriek bijgevulde koelvloeistof vor‐
stbescherming tot ca. –37 °C. Deze
concentratie dient het gehele jaar in
stand te worden gehouden. Extra
koelvloeistofadditieven die bedoeld zijn om extra corrosiebestendigheid
te bieden of om kleine lekken te dich‐ ten kunnen functiestoringen veroor‐zaken. Aansprakelijkheid voor even‐
tuele gevolgen van het gebruik van
extra koelvloeistofadditieven wordt
niet aanvaard.Rem- en koppelingsvloeistof
Remvloeistof absorbeert na verloop
van tijd vocht waardoor de remmen
minder efficiënt werken. De remvloei‐ stof moet daarom na het aangegeven interval worden ververst.
Page 340 of 345
338TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............297, 301
Aanduidingen op banden ..........270
Aangeslagen lampenglazen ......152
Aanhangerstabilisatie ................232
Aanhanger trekken ....................228
Aansteker .................................. 112
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 233
Accu ........................................... 238
Achterlichten .............................. 250
Achterruitverwarming ................... 37
Achteruitkijkcamera ...................213
Achteruitrijlichten .......................152
Actieve hoofdsteunen ..................41
Actieve noodrem......................... 202
Adaptief rijlicht (AFL) .........146, 245
Adaptieve cruise control .....124, 191
Adaptive Forward Lighting .........123
Afmetingen auto ........................315
Afslagverlichting ......................... 146
Airbag deactiveren ....................... 55
Airbag-deactivering .................... 118
Airbag en gordelspanners .........118
Airbagsysteem ............................. 53
Airconditioning ........................... 158
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 166Alarmknipperlichten ...................150
Algemene informatie .................. 228
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 167
Andere auto slepen ...................291
Antiblokkeersysteem .................180
Antiblokkeersysteem (ABS) .......120
Armsteun ..................................... 49
Armsteun met opbergruimte ........65
Asbakken ................................... 112
Autogegevens ............................ 301
Automatische antiverblinding ......34
Automatische verlichting ............ 144
Automatische versnellingsbak ...175
Automatisch vergrendelen ...........26
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 290
Auto stallen ................................. 233
B Bagageruimte ........................ 27, 86
Bagageruimte-afdekking .............91
Banden- en velgmaat veranderen ............................. 275
Bandenreparatieset ...................277
Bandenspanning .......................270
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ................................ 122, 271
Bandenspanningswaarden ........317
Batterijspanning .........................135