reset OPEL ASTRA J 2016.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016.5, Model line: ASTRA J, Model: OPEL ASTRA J 2016.5Pages: 345, PDF Size: 10.47 MB
Page 113 of 345

Instrumenten en bedieningsorganen111Waarschuwingslam‐
pen, meters en
controlelampen
Instrumentengroep Bij sommige uitvoeringen draaien denaalden van de instrumenten even tot tegen de eindaanslag wanneer het
contact wordt ingeschakeld.
Snelheidsmeter
Aanduiding van de rijsnelheid.
Kilometerteller
Op de onderste regel staat de afge‐
legde afstand in kilometer.
Dagteller
Op de bovenste regel ziet u de afge‐
legde weg sinds de laatste reset.
Zet deze terug door enkele seconden op SET/CLR te drukken 3 123.
Sommige versies zijn uitgevoerd met
een terugzetknop tussen snelheids‐ meter en Driver Information Center:
zet het systeem terug door de knop
met het contact aan ingedrukt te hou‐
den.
De dagteller telt tot een afstand van
2000 km en start dan weer op 0.
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan
In elke versnelling zo veel mogelijk met een laag toerental rijden.
Voorzichtig
Als de naald in het rode gebied
komt, betekent dit dat het maxi‐
maal toegestane toerental wordt
overschreden. Gevaar voor de
motor.
Page 121 of 345

Instrumenten en bedieningsorganen119KnippertElektrische handrem is niet helemaal
aangetrokken of losgezet. Schakel de
ontsteking in, trap het rempedaal in
en probeer het systeem te resetten
door de elektrische handrem eerst los
te zetten en daarna aan te trekken.
Blijft m knipperen, rijd dan niet door
en roep de hulp van een werkplaats
in.
Elektrische handrem defect j brandt of knippert geel.
Brandt Elektrische handrem werkt niet opti‐maal 3 183.
Knippert Elektrische handrem staat in de ser‐
vicemodus. Stop de auto, trek de
elektrische handrem aan en zet deze
los om de rem te resetten.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Antiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de ont‐ steking enkele seconden. Het sys‐
teem is na het doven van het contro‐
lelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als deze tijdens de rit
gaat branden, dan zit er een storing in het ABS-systeem. Het remsysteem
blijft normaal werken, maar zonder ABS-regeling.
Antiblokkeersysteem 3 182.
Opschakelen [ brandt groen als een controlelamp
of verschijnt als een symbool R met
het nummer van de naasthogere ver‐ snelling op het Driver Information
Center wanneer opschakelen omwille
van het brandstofverbruik wordt aan‐
bevolen.
Bij sommige versies verschijnt de in‐
geschakelde versnelling als pop-up
op het Driver Information Center.
Rijhulp EcoFlex 3 133.
Stuurbekrachtiging
c brandt geel.
Gaat branden met verminderde
stuurbekrachtiging
De stuurbekrachtiging wordt vermin‐
derd door oververhitting van het sys‐
teem. De controlelamp gaat uit wan‐
neer het systeem is afgekoeld.
Stop-startsysteem 3 172.
Gaat branden met
uitgeschakelde
stuurbekrachtiging
Storing in het stuurbekrachtigings‐ systeem. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Page 128 of 345

126Instrumenten en bedieningsorganenZet de dagteller terug door gedu‐
rende enkele seconden op SET/CLR
op de richtingaanwijzerhendel te
drukken of door met het contact aan
op de resetknop tussen de snelheids‐ meter en het Driver Information Cen‐
ter te drukken.
Bij auto’s met een boordcomputer zijn
meer submenu’s beschikbaar.
Selectie en aanduiding kunnen afwij‐
ken in Midlevel- en Uplevel-Combi-
display.
Informatiemenu dagteller/brandstof, tripcomputer 3 133.
Informatiemenu ECO Druk op MENU om s op de bo‐
venste regel van het Uplevel-Combi-
display te selecteren.
Draai aan het stelwiel om een sub‐
menu te kiezen. Druk op SET/CLR
om te bevestigen.Submenu's zijn:
● Schakelindicatie : De huidige ver‐
snelling wordt aangegeven bin‐
nen een pijl. Het cijfer erboven
geeft aan dat de bestuurder om‐
wille van het brandstofverbruik
moet opschakelen.
Eco-indexdisplay : Het actuele
brandstofverbruik wordt aange‐
geven op een segmentdisplay.
Voor zuinig rijden past u uw rijei‐
genschappen aan om de volle
segmenten binnen het ECO-ge‐
bied te houden. Hoe meer seg‐
menten er gevuld zijn, hoe hoger het brandstofverbruik. Tegelijker‐
tijd wordt het actuele brandstof‐
verbruik aangegeven.
● Grootverbruikers : lijst met de
grootste comfortverbruikers die
momenteel zijn ingeschakeld,
worden weergegeven in afne‐ mende volgorde. De mogelijke
brandstofbesparing wordt aan‐
gegeven. Een uitgeschakelde
verbruiker verdwijnt van de lijst
en de verbruikswaarde wordt bij‐
gewerkt.
Onder bepaalde omstandighe‐
den activeert de motor de achter‐ ruitverwarming automatisch om
de motor zwaarder te belasten. In
Page 136 of 345

134Instrumenten en bedieningsorganenInformatiemenu dagteller/brandst. op
Uplevel-Combi-display
Draai aan het stelwiel om de subme‐
nu's te kiezen:● dagteller 1
● gemiddeld verbruik 1
● gemiddelde snelheid 1
● dagteller 2
● gemiddeld verbruik 2
● gemiddelde snelheid 2
● digitale snelheid
● actieradius
● momentaan verbruik
● routebegeleiding
Dagteller 1 en 2 De informatie van twee dagtellers kan
door het indrukken van SET/CLR
apart worden gereset voor kilometer‐
teller, gemiddeld verbruik en gemid‐ delde snelheid, waardoor het moge‐
lijk is om verschillende tripinformatie
voor verschillende bestuurders weer
te geven.
Page 137 of 345

Instrumenten en bedieningsorganen135
Dagteller
De dagteller geeft de afgelegde af‐
stand vanaf een bepaalde reset weer.
De dagteller telt tot een afstand van
2000 km en start dan weer op 0.
Voor het resetten drukt u SET/CLR
enkele seconden in.
Actieradius
De actieradius wordt berekend op ba‐ sis van de aanwezige tankinhoud en
het momentane verbruik. Op het dis‐
play verschijnen gemiddelde waar‐ den.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐
radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
Als het brandstofpeil in de tank laag
is, verschijnt er een melding op auto's met Uplevel-Combi-display.
Wanneer de tank onmiddellijk moet
worden bijgevuld, verschijnt er een
waarschuwingscode of waarschu‐
wingsbericht bij auto’s met een Mid‐
level- of Uplevel-Combi-display.
Ook brandt of knippert controlelamp
i op de brandstofmeter 3 121.
Gemiddeld verbruik Weergave van het gemiddelde ver‐
bruik. De meting kan altijd opnieuw
worden ingesteld en begint met een standaardwaarde.
Voor het resetten drukt u SET/CLR
enkele seconden in.
Momentaan verbruik
Weergave van het actuele verbruik.Gemiddelde snelheid Weergave van de gemiddelde snel‐
heid. De meting kan op elk moment
opnieuw worden gestart.
Voor het resetten drukt u SET/CLR
enkele seconden in.
Digitale snelheid Digitale weergave van de huidigesnelheid.
Verkeersbordherkenning Toont waargenomen verkeersborden
tijdens het huidige traject 3 218.
Routebegeleiding
Naast de navigatie-informatie op het
Colour-Info-Display wordt routebege‐
leiding op het Driver Information Cen‐ ter weergegeven.
Page 221 of 345

Rijden en bediening219Onderborden● aanvullingen op verkeersborden
● verbod op trekken van aanhan‐ gers
● beperkingen voor trekkers
● bij natheid
● bij ijs
● richtingspijlen
Borden maximumsnelheid worden getoond op het Driver Information
Center, tot het volgende bord maxi‐
mumsnelheid of einde maximumsnel‐
heid of als er gedurende een be‐
paalde periode geen ander bord
wordt geconstateerd.Weergeven van meerdere borden op
het display is mogelijk.
Een uitroepteken in een kader bete‐
kent dat er een onderbord werd ge‐
detecteerd dat niet door het systeem
kan worden herkend.
Het systeem is actief tot een snelheid
van 200 km/u afhankelijk van de ver‐
lichtingsomstandigheden. ’s Nachts is het systeem actief tot een snelheid
van 160 km/u.
Zodra de rijsnelheid onder 55 km/u
komt, wordt het display gereset en
wordt de inhoud van de pagina met
verkeersborden gewist. De volgende
herkende snelheidsindicatie zal wor‐
den weergegeven.
Displayweergave
Verkeersborden worden weergege‐
ven op de pagina
Verkeersbordherkenning op het DIC.
Selecteer Instellingen X door op
MENU te drukken en selecteer
Verkeersbordherkenning via het stel‐
wiel op de richtingaanwijzerhendel
3 123.
Page 223 of 345

Rijden en bediening221de richtingaanwijzerhendel ingedrukt
te houden. Na een reset hoort u een
geluidssignaal en het volgende sym‐
bool wordt weergegeven totdat het
volgende verkeersbord wordt gede‐ tecteerd.
In sommige gevallen wordt verkeers‐
bordherkenning automatisch door het
systeem gereset.
Storing
De verkeersbordherkenning werkt
mogelijk niet goed wanneer:
● De voorruit ter hoogte van de frontcamera niet schoon is.
● Verkeersborden geheel of ge‐ deeltelijk bedekt zijn of lastigwaarneembaar zijn.
● De omgevingsomstandigheden ongunstig zijn, bijv. harde regen,
sneeuw, direct zonlicht of scha‐
duwen. In dat geval verschijnt
Geen verkeersbordherk. door het
weer op het Driver Information
Center.
● De verkeersborden incorrect ge‐ monteerd of beschadigd zijn.
● Verkeersborden niet voldoen aan
het Verdrag van Wenen inzake
de verkeerstekens (Wiener Übe‐
reinkommen über Straßenver‐
kehrszeichen).Voorzichtig
Het systeem is bedoeld om de be‐ stuurder binnen een vast snel‐
heidsbereik te helpen bij de waar‐
neming van bepaalde verkeers‐
borden. Negeer geen verkeers‐
borden die het systeem niet weer‐
geeft.
Het systeem herkent geen andere
verkeersborden dan de conventi‐
onele versies die een maximum‐
snelheid aangeven of beëindigen.
Laat u door dit speciale systeem
niet verleiden tot een roekeloze rij‐ stijl.
Pas uw snelheid altijd aan de staat
van het wegdek aan.
De hulpsystemen ontnemen de
bestuurder niet zijn verantwoorde‐ lijkheid voor het besturen van de
auto.
Lane Departure Warning
Het Lane Departure Warning-sys‐
teem houdt via een frontcamera de
belijning in het oog van de rijstrook
waarin u rijdt. Het systeem detecteert