display OPEL ASTRA J 2018 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2018, Model line: ASTRA J, Model: OPEL ASTRA J 2018Pages: 305, PDF Size: 8.36 MB
Page 5 of 305

Inleiding3Uw autogegevens
Voer hier de gegevens van de auto in
zodat ze gemakkelijk te vinden zijn.
Deze informatie is beschikbaar in de
hoofdstukken "Service en onder‐ houd" en "Technische gegevens",
alsmede op het typeplaatje.
Inleiding Uw auto is de intelligente combinatievan vernieuwende techniek, overtui‐
gende veiligheid, milieuvriendelijk‐
heid en zuinigheid.
In deze gebruikershandleiding vindt u alle informatie die u nodig hebt om uw
auto veilig en efficiënt te kunnen
bedienen.
Zorg ervoor dat uw passagiers ervan
op de hoogte zijn dat onjuist gebruik
van de auto een ongeval tot gevolg
kan hebben en dat er risico bestaat
voor persoonlijk letsel.
Houd u altijd aan de specifieke wetge‐ ving van het land waarin u zich
bevindt. Deze wetgeving kan afwijken
van de informatie in deze gebruikers‐
handleiding.Als u de beschrijving in deze handlei‐ ding negeert, kan dit van invloed zijn
op de garantie.
Wanneer wij u in deze gebruikers‐
handleiding adviseren de hulp van
een werkplaats in te roepen, raden wij uw Opel Service Partner aan. Voor
het onderhoud van auto's op gas
raden wij een erkend Opel-herstelbe‐
drijf aan.
Elke Opel Service Partner biedt u
eersteklas service tegen redelijke prij‐ zen. Ervaren, door Opel geschooldespecialisten werken volgens speciale
richtlijnen van Opel.
Houd het informatiepakket voor de
gebruiker altijd onder handbereik in
de auto.
Gebruik van deze handleiding
● Deze handleiding geeft een omschrijving van alle voor dit
model beschikbare opties en
functies. Mogelijk zijn bepaalde
omschrijvingen, waaronder die voor display- en menufuncties,niet op uw auto van toepassingwanneer er sprake is van eenmodelvariant, afwijkende
landenspecificaties of speciale
uitrustingen of accessoires.
● In het hoofdstuk "Kort en bondig"
krijgt u een beknopt overzicht.
● De inhoudsopgave aan het begin
van de handleiding en in de
afzonderlijke paragrafen geeft
aan waar u de informatie die u
zoekt, kunt vinden.
● Met behulp van het trefwoorden‐ register kunt u specifieke infor‐
matie zoeken.
● In deze gebruikershandleiding worden linksgestuurde auto's
getoond. De bediening van
rechtsgestuurde auto's is verge‐ lijkbaar.
● In de gebruikershandleiding wordt de motoraanduiding
gehanteerd. De bijbehorende
marktaanduiding en productie‐
code vindt u in de paragraaf
"Technische gegevens".
Page 6 of 305

4Inleiding● Richtingaanduidingen in debeschrijvingen, zoals links,
rechts, voor of achter moeten
altijd met de blik in de rijrichting
worden gezien.
● Displays ondersteunen mogelijk uw specifieke taal niet.
● Displayteksten en opschriften in het interieur zijn vet gedrukt.
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig9 Gevaar
Teksten met de vermelding
9 Gevaar wijzen op een mogelijk
levensgevaar. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan levensge‐ vaar inhouden.
9 Waarschuwing
Teksten met de vermelding
9 Waarschuwing wijzen op een
mogelijk gevaar voor ongelukken
of verwondingen. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan tot
verwondingen leiden.Voorzichtig
Teksten met de vermelding
Voorzichtig wijzen erop dat de
auto mogelijk beschadigd kan
raken. Het niet naleven van deze
richtlijnen kan tot beschadiging
van de auto leiden.
Symbolen
Verwijzingen naar andere pagina's
worden aangeduid met 3. 3 betekent
"zie pagina".
Paginaverwijzingen en lemma's in de
index verwijzen naar de ingespron‐
gen koppen in de inhoudsopgave.
We wensen u vele uren autorijplezier. Adam Opel GmbH
Page 14 of 305

12Kort en bondig1Elektrisch bediende ruiten ....34
2 Buitenspiegels ......................31
3 Cruise control .....................164
Snelheidsbegrenzer ............166
Adaptieve cruise control .....168
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 175
4 Zijdelingse luchtroosters .....141
5 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht, grootlichtassis‐
tentie ................................... 127
Omgevingsverlichting ......... 131
Parkeerlichten .....................129
Knoppen voor Driver
Information Center ................96
6 Instrumenten ........................ 83
7 Stuurbedieningsknoppen .....76
8 Driver Information Center ...... 96
9 Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voor,
koplampsproeiers, achter‐
ruitenwisser, wis-/
wasinstallatie achter .............. 7710 SPORT-modus ................... 162
Centrale vergrendeling .........23
Brandstofkeuzeschakelaar ...84
Alarmknipperlichten ...........127
Controlelamp airbag-
deactivering .......................... 90
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ......................90
Tour-modus ........................ 162
11 Info-Display ........................ 101
12 Status-led alarmsysteem .....28
13 Middelste luchtroosters ......141
14 Handschoenenkastje ...........62
15 Traction Control-systeem
(TC) ..................................... 160
Elektronische stabiliteits‐
regeling (ESC) ....................160
Parkeerhulpsystemen .........181
Lane Departure Warning ...193Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 146
Ontgrendelknop voor
motorkapdeksel ..................... 26
16 Verwarming en ventilatie ....133
17 AUX-ingang, USB-ingang,
SD Card-sleuf ....................... 11
18 Stekkerdoos .......................... 81
19 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................156
Automatische
versnellingsbak ..................152
20 Elektrische handrem ...........158
21 Contactslot met stuurslot ...145
22 Claxon .................................. 77
Bestuurdersairbag ...............53
23 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 209
24 Opbergvak,
zekeringenkast ...................233
25 Stuurwiel instellen ................76
26 Lichtschakelaar ..................120
Koplampverstelling ............123
Page 25 of 305

Sleutels, portieren en ruiten23BasisinstellingenU kunt instellingen wijzigen in het
menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 109.
Batterij van de handzender
vervangen
Zodra de reikwijdte afneemt, de
batterij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Sleutel met uitklapbare sleutelbaard
Sleutelbaard uitklappen en handzen‐
der openen. Batterij vervangen
(batterijtype CR 2032), let hierbij op de juiste plaatsing. Handzender slui‐
ten en synchroniseren.
Opgeslagen instellingen Wanneer de sleutel uit het contactslot
wordt getrokken, worden de volgende
instellingen automatisch opgeslagen
in het geheugen van de sleutel:
● verlichting
● Infotainmentsysteem
● centrale vergrendeling
● Instellingen sportmodus
● comfortinstellingen
De opgeslagen instellingen worden
automatisch toegepast wanneer de
sleutel met het geheugen de
volgende keer in het contactslot wordt gestoken en naar stand 1 3 145
wordt gedraaid.
Een voorwaarde is dat Pers. inst. voor
bestuurder geactiveerd is in de
persoonlijke instellingen van de
Graphic-Info-Display. Dit moet
worden ingesteld voor alle gebruikte
sleutels. Bij auto’s die zijn uitgerust
met een Colour-Info-Display, is de
personalisatie permanent ingescha‐
keld.
Persoonlijke instellingen 3 109.
Centrale vergrendeling
Ontgrendelen en vergrendelen van
portieren, bagageruimte en tankvul‐
klep.
Door aan de binnenste portierhand‐ greep te trekken wordt het desbetref‐
fende portier ontgrendeld. Door nog
eens aan de handgreep te trekken
gaat het portier open.
Page 26 of 305

24Sleutels, portieren en ruitenLet op
Bij een ongeval waarbij de airbags of
gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch
ontgrendeld.
Let op
Wanneer na ontgrendeling met de
afstandsbediening geen van de
portieren word geopend, worden
deze na korte tijd automatisch
opnieuw vergrendeld.
Ontgrendelen
c indrukken.
U kunt uit twee instellingen kiezen:
● Om alleen het bestuurderspor‐ tier, de bagageruimte en de tank‐
klep te ontgrendelen, drukt u
eenmaal op c. Om alle portieren
te ontgrendelen, drukt u twee‐
maal op c.
● Druk eenmaal op c om alle
portieren, de bagageruimte en de tankklep te ontgrendelen.
U kunt de instelling wijzigen in het
menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 109.
U kunt de instelling opslaan voor de
gebruikte sleutel. Opgeslagen instel‐
lingen 3 23.
Ontgrendelen en openen van de achterklep 3 26.
Vergrendelen
Portieren, bagageruimte en tankvul‐
klep sluiten.
e indrukken.
Bij een niet goed gesloten bestuur‐
dersportier werkt de centrale vergren‐ deling niet.
Centrale vergrendelingstoetsen
Alle portieren, de bagageruimte en de
tankklep worden vanuit het interieur
vergrendeld of ontgrendeld.
Page 28 of 305

26Sleutels, portieren en ruitenBovendien kunt u de functie zo confi‐
gureren dat ze het bestuurdersportier of alle portieren opent nadat het
contact is uitgeschakeld en de
contactsleutel werd verwijderd (hand‐ matige transmissie) of wanneer de
keuzehendel in de stand P wordt
geplaatst (automatische transmis‐
sie).
U kunt instellingen wijzigen in het
menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 109.
U kunt de instellingen opslaan voor
de gebruikte sleutel 3 23.
Kindersloten9 Waarschuwing
Gebruik de kindersloten wanneer
kinderen op de achterste zitplaat‐
sen worden vervoerd.
Gebruik een sleutel of een passende
schroevendraaier en draai het kinder‐ slot in het achterportier in de horizon‐tale stand. Het portier kan niet meer
van binnen worden geopend.
Om de functie te deactiveren, draait u
het kinderslot in de verticale stand.
Portieren
Bagageruimte
Achterklep
Openen3-deurs hatchback
Druk op x op de handzender of
druk op het merkembleem op de
onderste helft om de achterklep te
ontgrendelen en openen.
Page 77 of 305

Instrumenten en bedieningsorganen75Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................76
Stuurwielverstelling ...................76
Stuurbedieningsknoppen ...........76
Verwarmd stuurwiel ...................76
Claxon ....................................... 77
Wis-/wasinstallatie voorruit ........77
Wis-/wasinstallatie achterruit .....79
Buitentemperatuur .....................79
Klok ........................................... 80
Elektrische aansluitingen ...........81
Aansteker .................................. 82
Asbakken ................................... 82
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................83
Instrumentengroep ....................83
Snelheidsmeter ......................... 83
Kilometerteller ........................... 83
Dagteller .................................... 83
Toerenteller ............................... 83
Brandstofmeter .......................... 84
Brandstofkeuzeschakelaar ........84
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 86
Service-display .......................... 86Controlelampen......................... 87
Richtingaanwijzer ......................89
Gordelverklikker ........................90
Airbag en gordelspanners .........90
Airbag-deactivering ...................90
Laadsysteem ............................. 90
Storingsindicatielamp ................91
Service-indicatie ........................91
Rem- en koppelingssysteem .....91
Pedaal intrappen .......................91
Elektrische handrem ..................92
Elektrische handrem defect .......92
Antiblokkeersysteem (ABS) .......92
Opschakelen ............................. 92
Stuurbekrachtiging ....................92
Lane Departure Warning ...........93
Ultrasoonparkeerhulp ................93
Elektronische stabiliteitsregeling UIT .............93
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ....93
Traction Control-systeem UIT ...93
Voorverwarming ........................93
Roetfilter .................................... 93
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ......................................... 94
Motoroliedruk ............................. 94
Te laag brandstofpeil .................94
Startbeveiliging .......................... 95
Motorvermogen verminderd ......95Rijverlichting .............................. 95
Grootlicht ................................... 95
Grootlichtassistentie ..................95
Adaptive Forward Lighting .........95
Mistlamp .................................... 95
Mistachterlicht ........................... 95
Niveau sproeiervloeistof te laag ........................................... 95
Cruise control ............................ 96
Adaptieve cruise control ............96
Voorligger gedetecteerd ............96
Portier open ............................... 96
Informatiedisplays ........................96
Driver Information Center ..........96
Graphic-Info-Display, Color-Info-Display .................. 101
Regeleenheid smartphone ......103
Boordinformatie ......................... 103
Geluidssignalen .......................105
Batterijspanning .......................106
Tripcomputer .............................. 106
Persoonlijke instellingen ............109
Telematicaservice ......................113
OnStar ..................................... 113
ERA GLONASS .......................117
Page 81 of 305

Instrumenten en bedieningsorganen79Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof op de voorruit
gespoten en de ruitenwisser maakt enkele slagen.
Als de koplampen branden, wordt er
ook sproeiervloeistof op de koplam‐
pen gesproeid als u lang genoeg aan
de hendel trekt. Daarna kan het
wassysteem van de koplampen niet
worden gebruikt gedurende
5 wascycli of tot de motor of de
koplampen uit- en opnieuw worden
aangezet.
Wis-/wasinstallatie achterruitDruk de wipschakelaar in om de
achterruitwisser aan te zetten:bovenste stand:continue werkingonderste stand:onderbroken
werkingmiddenstand:uit
Hendel van u af duwen. Er wordt
sproeiervloeistof op de achterruit
gespoten en de ruitenwisser maakt
enkele slagen.
Niet inschakelen wanneer de achter‐ ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
U kunt deze functie in- of uitschakelen in het menu Instellingen op het
Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 109.
De achterruitsproeier wordt gedeacti‐
veerd wanneer het vloeistofpeil te
laag is.
Buitentemperatuur
Page 82 of 305

80Instrumenten en bedieningsorganenEen dalende temperatuur wordt
onmiddellijk aangeduid, een stij‐
gende temperatuur met enige vertra‐
ging.
Als de buitentemperatuur tot 3 °C
daalt, verschijnt er een waarschu‐ wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center met Uplevel-Combi-
display.
9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het
wegdek al beijzeld zijn.
Klok
Datum en tijd worden op het
Info-Display weergegeven.
Datum- en tijdinstellingen
CD 400plus/CD 400/CD300
Druk op CONFIG . Nu verschijnt het
menu Instellingen .
Kies Tijd en datum .
Te selecteren instellingsopties:
● Tijd instellen: Wijzigt de op het
display weergegeven tijd.
● Datum instellen: Wijzigt de op het
display weergegeven datum.
● Tijdopmaak instellen : Wijzigt de
urenindicatie tussen 12 uur en 24
uur .
● Datumopmaak instellen : Wijzigt
de datumindicatie tussen MM/
DD/JJJJ en DD.MM.JJJJ .
● Klok weergeven : Schakelt de
tijdsindicatie op het display in/uit.
● Kloksynchr. RDS-signaal : Het
RDS-signaal van de meeste
VHF-zenders stelt automatisch
de tijd in. De RDS-tijdsynchroni‐
satie kan enkele minuten in
beslag nemen. Sommige
zenders zenden geen correct
tijdsignaal uit. Het is dan raad‐
zaam de automatische tijdsyn‐
chronisatie uit te schakelen.
Persoonlijke instellingen 3 109.
Datum- en tijdinstellingen Navi 950/Navi 650/CD 600
Druk op CONFIG en selecteer dan
het menu-onderdeel Tijd en datum
om het respectieve submenu weer te
geven.
Page 88 of 305

86Instrumenten en bedieningsorganenLet op
In geval van een ongeluk moeten het contact en de lichten worden uitge‐
schakeld. Sluit de handbediende
afsluiter op de meerwegklep.
Brandstof voor het rijden op LPG
3 197.
Koelvloeistoftemperatuur‐ meter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.
linker gedeelte:motor nog niet op
bedrijfstempera‐
tuurmiddelste
gedeelte:normale bedrijfs‐
temperatuurrechter
gedeelte:koelvloeistoftem‐
peratuur te hoogVoorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Service-display
Het controlesysteem van de oliekwa‐
liteit laat u weten wanneer de motor‐
olie en het oliefilter moeten worden
vervangen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden, kan het aangegeven vervangingsinterval van de motorolie
en het oliefilter aanzienlijk variëren.
Gebruik de knoppen van de rich‐
tingaanwijzerhendel om de reste‐
rende gebruiksduur van de motorolie
weer te geven:
Druk op MENU om Informatiemenu
voertuig te selecteren X.
Draai het stelwiel naar de stand
Resterende levensduur olie .