ESP OPEL ASTRA K 2016.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016.5, Model line: ASTRA K, Model: OPEL ASTRA K 2016.5Pages: 307, PDF Size: 8.86 MB
Page 6 of 307

4Inleiding● Richtingaanduidingen in de be‐schrijvingen, zoals links, rechts,
voor of achter moeten altijd met
de blik in de rijrichting worden
gezien.
● Displays ondersteunen mogelijk uw specifieke taal niet.
● Displayteksten en opschriften in het interieur zijn vet gedrukt.
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig9 Gevaar
Teksten met de vermelding
9 Gevaar wijzen op een mogelijk
levensgevaar. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan levensge‐ vaar inhouden.
9 Waarschuwing
Teksten met de vermelding
9 Waarschuwing wijzen op een
mogelijk gevaar voor ongelukken
of verwondingen. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan tot ver‐
wondingen leiden.Voorzichtig
Teksten met de vermelding
Voorzichtig wijzen erop dat de
auto mogelijk beschadigd kan ra‐
ken. Het niet naleven van deze richtlijnen kan tot beschadiging
van de auto leiden.
Symbolen
Verwijzingen naar andere pagina's
worden aangeduid met 3. 3 betekent
"zie pagina".
Paginaverwijzingen en lemma's in de
index verwijzen naar de ingespron‐
gen koppen in de inhoudsopgave.
De chronologische volgorde voor het
selecteren van menuopties bij de per‐ soonlijke instellingen wordt aange‐
duid met I.
We wensen u vele uren autorijplezier.
Adam Opel AG
Page 16 of 307

14Kort en bondigVoorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken.
Voorruitsproeiersysteem 3 95,
sproeiervloeistof 3 227, wisserblad
vervangen 3 230.
Achterruitwisser
Verdraai de buitenste dop om de ach‐
terruitwisser in te schakelen:
ON:continue werkingINT:onderbroken werkingOFF:uitAchterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de ach‐
terruit gespoten en de ruitenwisser
maakt enkele slagen.
Wis-/wasinstallatie achterruit 3 97.
Page 61 of 307

Stoelen, veiligheidssystemen59GordelwaarschuwingElke stoel is uitgerust met een gor‐
delverklikker. Voor de voorstoelen
zijn dit de controlelampjes X en k,
voor de zitplaatsen achterin is dit het
symbool X op het Driver Information
Center 3 111.
Gordelkrachtbegrenzers De kracht die inwerkt op de carrosse‐
rie wordt beperkt doordat de gordels
tijdens een botsing geleidelijk worden ontspannen.
Gordelspanners De veiligheidsgordels van de voor- en
achterstoelen worden bij een vol‐ doende zware frontale botsing, of een aanrijding van achteren of tegen de
zijkant strakgetrokken. De gordels
van de voorstoelen worden bij iedere
stoel met twee voorspanners strak
getrokken. De gordels van de buiten‐
ste zitplaatsen worden met één gor‐
del per stoel strak getrokken.9 Waarschuwing
Onjuist handelen (bijv. het verwij‐
deren of aanbrengen van gordels) kan de gordelspanners in werking
stellen.
Geactiveerde gordelspanners zijn te
herkennen aan de continu brandende
controlelamp v 3 112.
Geactiveerde gordelspanners door
een werkplaats laten vervangen. Gor‐
delspanners worden slechts eenmaal geactiveerd.
Let op
Bevestig of monteer geen accessoi‐ res of andere voorwerpen die de
werking van de gordelspanners kun‐
nen verstoren. Geen aanpassingen
aan onderdelen van de gordelspan‐
ners aanbrengen, anders vervalt de typegoedkeuring van de auto.
Driepuntsgordel
Omdoen
Gordel uit de oprolautomaat trekken,
zonder te verdraaien voor u langs ha‐
len en de gesp in het slot steken.
Heupgordel tijdens het rijden van tijd
tot tijd strak trekken door aan de
schoudergordel te trekken.
Page 81 of 307

Opbergen79
Bij het te snel opklappen van de rug‐
leuning kan de veiligheidsgordel van
de middelste zitplaats geblokkeerd
raken. Ontgrendel het oprolmecha‐
nisme door de veiligheidsgordel in te steken of door deze ongeveer
20 mm naar buiten te trekken en ver‐
volgens los te laten.
Verlenging bagageruimte
(tweedelige achterbank), Sports
Tourer
● Plaats de gespen van de buiten‐ ste veiligheidsgordels in de hou‐
ders aan de zijkant om te voor‐
komen dat de gordels bescha‐
digd raken; zie de afbeelding.
● Trek aan één kant of beide bui‐ tenste kanten aan de ontgrende‐
lingshendel en klap de rugleunin‐
gen neer op de zitting.
● U klapt de rugleuningen weer omhoog door deze zo ver
rechtop te zetten dat ze hoorbaar vastklikken.
Page 83 of 307

Opbergen81● Plaats de gespen van de buiten‐ste veiligheidsgordels in de hou‐
ders aan de zijkant om te voor‐
komen dat de gordels bescha‐
digd raken; zie de afbeelding.
● Trek aan één kant of beide bui‐ tenste kanten aan de ontgrende‐
lingshendel en klap de rugleunin‐
gen neer op de zitting.
9 Waarschuwing
Voordat u de rugleuning van de
rechtse zitplaats neerklapt, moet
de rugleuning van de middelste
zitplaats worden neergeklapt. Ge‐
vaar voor letsel door de bout die
uit de binnenkant van de leuning
steekt.
● Of klap de rugleuning neer vanuit
de bagageruimte: trek aan de
hendel in de linker of rechter zij‐
wand van de bagageruimte om
het desbetreffende deel van de
rugleuning van de achterbank neer te klappen.
9 Waarschuwing
Wees voorzichtig wanneer u de
rugleuning van de achterbank be‐
dient vanuit de bagageruimte. De
rugleuning wordt met aanzienlijke
kracht neergeklapt. Er bestaat ver‐ wondingsgevaar, met name voor
kinderen.
Zorg ervoor dat er niets aan de zit‐ plaatsen achterin is vastgemaakt
of dat er niets op het stoelkussen
ligt.
● U klapt de rugleuningen weer omhoog door deze zo ver
rechtop te zetten dat ze hoorbaar vastklikken.
De rugleuningen staan goed ver‐
grendeld wanneer de rode merk‐
tekens aan beide zijden dicht bij
de ontgrendelingshendel niet
meer zichtbaar zijn.
Page 100 of 307

98Instrumenten en bedieningsorganenU kunt deze functie in- of uitschakelenin het menu Instellingen op het
Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 128.
Achterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de ach‐
terruit gespoten en de ruitenwisser
maakt enkele slagen.
De achteruitsproeier wordt gedeacti‐
veerd wanneer het vloeistofpeil te
laag is.
Sproeiervloeistof 3 227
Buitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt on‐
middellijk aangeduid, een stijgende
temperatuur met enige vertraging.
De afbeelding laat een voorbeeld
zien.
Als de buitentemperatuur tot 3 °C
daalt, verschijnt er een waarschu‐ wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.
9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het weg‐
dek al beijzeld zijn.
Klok
Datum en tijd worden op het
Info-Display weergegeven.
Info-Display 3 123.
Page 123 of 307

Instrumenten en bedieningsorganen121Bandenspanning
Controleert de bandenspanning van
alle banden onderweg 3 251.
Verkeersbordherkenning
Geeft de waargenomen verkeersbor‐
den tijdens het huidige traject weer
3 207.
Afstand tot voorligger
Geeft de afstand tot een rijdende voorligger weer 3 193. Als de adap‐
tieve cruise control actief is, geeft
deze pagina in plaats daarvan de in‐
gestelde afstand tot voorligger weer.
Timer
Druk voor starten en stoppen op 9.
Druk voor terugzetten op > en beves‐
tig de handeling.
Buitentemperatuur
Weergave van huidige buitentempe‐
ratuur.
Eco-informatiemenu, @
● Grootste verbruikers ● Zuinigheidstrend
● Eco-indexOp het Uplevel-display verschijnen de pagina's Grootste verbruikers, Zui‐
nigheidstrend en Eco-index in het in‐
formatiemenu Dagteller/brandstof;
selecteer Info.
Grootverbruikers
Lijst met grootste momenteel inge‐
schakelde comfortgebruikers ver‐
schijnt in aflopende volgorde. De mo‐
gelijke brandstofbesparing wordt
aangegeven.
Onder bepaalde omstandigheden ac‐ tiveert de motor de achterruitverwar‐
ming automatisch om de motor
zwaarder te belasten. In dat geval
wordt de achterruitverwarming aan‐
geduid als een van de grootste ver‐
bruikers, zonder dat de bestuurder
deze heeft geactiveerd.Zuinig rijden
Toont de ontwikkeling van het gemid‐
delde verbruik over een afstand van
50 km. Gevulde segmenten geven
het verbruik weer in stappen van 5 km en laten het effect van de om‐
geving of het rijgedrag op het brand‐
stofverbruik zien.
Eco-index
Het huidige brandstofverbruik wordt
weergegeven op een zuinigheids‐
schaal. Pas voor een zuinige rijstijl de
rijstijl zodanig aan dat de gevulde
segmenten binnen de Eco-zone blij‐
ven. Hoe meer segmenten er gevuld
zijn, hoe hoger het brandstofverbruik.
Page 124 of 307

122Instrumenten en bedieningsorganenTegelijkertijd wordt de gemiddelde
verbruikswaarde weergegeven.
Menu Audio
In het menu Audio kunt u naar muziek
zoeken, uit favorieten selecteren of
van audiobron wisselen.
Zie handleiding bij het infotainment.
Menu Telefoon In het menu Telefoon kunt u telefoon‐
gesprekken beheren en voeren, door contactpersonen scrollen of hands‐
free telefoneren.
Zie handleiding bij het infotainment.
Menu Navigatie
In het menu Navigatie kunt u route‐
begeleiding inschakelen.
Zie handleiding bij het infotainment.
Menu Voertuiginformatie, ? of
Opties
De onderstaande lijst bevat alle mo‐gelijke pagina's van het Optiemenu.
Sommige zijn voor uw specifieke autowellicht niet beschikbaar. Afhankelijk
van het display zijn sommige functies weergegeven als symbool.
Draai aan het stelwiel of druk op Q of
P om een pagina te selecteren en
volg de instructies in de submenu's op:
● Eenheden
● Infopagina's
● Snelheidswaarschuwing
● Band belasten
● Software-informatie
Eenheden
Druk tijdens het weergeven van Een‐ heden op SET/CLR of >. Selecteer
de gewenste eenheden door de ver‐ stelknop te draaien of op P te druk‐
ken. Bevestig met SET/CLR of 9.
Infopagina's Druk tijdens het weergeven van Info‐pagina's op >. Er verschijnt een lijst
met alle opties in het menu Info. Se‐ lecteer de functies die op de pagina
Info moeten worden weergegeven
door op 9 te drukken. Geselecteerde
pagina's hebben een 9 in een aan‐kruisvakje. Niet-zichtbare functies
hebben een leeg aankruisvakje. Zie
Menu Info bovenstaand.
Snelheidswaarschuwing
De snelheidswaarschuwingsfunctie
waarschuwt de bestuurder bij het
overschrijden van een ingestelde
snelheid.
Stel de snelheidswaarschuwing in
door op SET/CLR of > te drukken ter‐
wijl de pagina wordt weergegeven.
Verdraai het stelwiel of druk op Q of
P om de waarde te selecteren en
wijzigen. Druk op SET/CLR of 9 om
de snelheid in te stellen. Na het in‐
stellen van de snelheid kan deze
Page 169 of 307

Rijden en bediening167Automatische startmotorregelingDeze functie regelt de startprocedurevan de motor. De bestuurder hoeft de
sleutel niet op stand 3 te houden of
Engine Start/Stop niet ingedrukt te
houden. Het eenmaal actieve sys‐
teem zal de motor automatisch blijven ronddraaien tot deze start. Vanwege
de controleprocedure begint de motor
na een korte vertraging te lopen.
Mogelijke redenen voor het niet star‐
ten van de motor:
● Koppelingspedaal niet ingetrapt (handgeschakelde versnellings‐
bak).
● Rempedaal niet ingetrapt of keu‐
zehendel niet in P of N (automa‐
tische versnellingsbak).
● Rempedaal niet ingetrapt (geau‐ tomatiseerde versnellingsbak).
● Time-out opgetreden.Turbomotor opwarmen
Bij het starten is het mogelijk dat het
beschikbare motorkoppel gedurende
een korte tijd beperkt is, vooral wan‐
neer de motor koud is. Deze beper‐
king is er om het smeersysteem de
motor volledig te laten beschermen.
Uitrol-brandstofafsluiter
De brandstoftoevoer wordt automa‐ tisch afgesloten bij het uitrollen,
d.w.z. wanneer u met een ingescha‐
kelde versnelling onder het rijden het
gas loslaat.
Stop/Start-systeem
Het Stop/Start-systeem helpt brand‐
stof besparen en uitlaatemissies be‐
perken. Wanneer de omstandighe‐
den het toelaten, schakelt het de mo‐
tor uit van zodra de auto langzaam
rijdt of stilstaat, bijv. aan een ver‐
keerslicht of in een file.Inschakelen
Het Stop/Start-systeem is beschik‐ baar van zodra de motor is gestart, de
auto is vertrokken en er aan de hier‐
onder opgegeven omstandigheden
voldaan is.
Uitschakelen
Schakel het stop-startsysteem manu‐ eel uit door op Ï OFF te drukken. De
uitschakeling wordt aangeduid wan‐
neer de led in de knop oplicht.
Page 171 of 307

Rijden en bediening169●Het stop-startsysteem is niet ma‐
nueel uitgeschakeld.
● De motorkap is volledig gesloten.
● Het bestuurdersportier is geslo‐ ten of de veiligheidsgordel van de
bestuurder is vastgemaakt.
● De accu is voldoende opgeladen
en in goede staat.
● De motor is warmgelopen.
● De koelvloeistoftemperatuur is niet te hoog.
● De temperatuur van de uitlaat‐ gassen is niet te hoog, bijv. na hetrijden met hoge motorbelasting.
● De omgevingstemperatuur is ho‐
ger dan -5 °C.
● Het klimaatregelsystemen staat een Autostop toe.
● Het remvacuüm is voldoende.
● De regeneratiefunctie van het roetfilter is niet actief.
● Sinds de laatste Autostop reed de auto minstens stapvoets.
Anders is een Autostop niet mogelijk.Bepaalde instellingen van het airco‐
systeem kunnen een Autostop ver‐
hinderen. Zie het hoofdstuk Klimaat‐
regeling voor meer details 3 151.
Onmiddellijk na een snelwegrit kan
mogelijk geen Autostop plaatsvinden.
Nieuwe auto inrijden 3 162.
Ontlaadbeveiliging accu
Om het betrouwbaar opnieuw starten van de motor te garanderen, zijn er
verschillende ontlaadbeveiligingen
van de accu ingevoerd als onderdeel
van het stop-startsysteem.
Stroombesparingsmaatregelen
Tijdens een Autostop worden meer‐
dere elektrische functies, zoals de ex‐
tra elektrische verwarmer of de ach‐
terruitverwarming, uitgeschakeld of in
een stroombesparingsmodus gezet.
De ventilatorsnelheid van het airco‐
systeem wordt verlaagd om stroom te besparen.Herstarten van de motor door de
bestuurderAuto's met handgeschakelde ver‐ snellingsbak
Afhankelijk van de motor zijn er twee
herstart-versies beschikbaar. Zie de
motorgegevens voor informatie over
de motoridentificatiecode voor uw
auto 3 280.
Een herstart voor alle motoren, be‐ halve B16DTU, is mogelijk wanneer
de auto stilstaat of maximaal 7 km/u rijdt; bij de B16DTU is dat 14 km/u.
Conventionele herstart
Alle motoren hebben een conventio‐
nele herstart.
Trap het koppelingspedaal in zonder
het rempedaal in te trappen om de
motor opnieuw te starten.
Bij motoren met een late herstart is dit alleen mogelijk zonder ingetrapt rem‐ pedaal.
Late herstart
Bij alle benzinemotoren en de diesel‐
motoren B16DTU en B16DTR is naast een conventionele herstart ook
een late herstart mogelijk.