display OPEL ASTRA K 2019.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019.5, Model line: ASTRA K, Model: OPEL ASTRA K 2019.5Pages: 327, PDF Size: 9.46 MB
Page 57 of 327

Stoelen, veiligheidssystemen55Selecteer de desbetreffende instel‐ling in het menu Voertuig op het Info-
Display.
Info-Display 3 125.
Persoonlijke instellingen 3 129.
Uitstaphulp
Voor comfortabel uitstappen beweegt
de elektrisch verstelbare bestuur‐
dersstoel bij een stilstaande auto
naar achteren.
Schakel de uitstaphulp als volgt in:
● zet de schakelhendel in stand P
(automatische versnellingsbak)
● schakel de parkeerrem in (hand‐ geschakelde versnellingsbak)
● schakel het contact uit
● verwijder de sleutel uit het contact
● open het bestuurdersportier
Als het portier al openstaat, schakel
dan het contact uit om de uitstaphulp te activeren.
U beëindigt de inname van de stand
door een van de knoppen voor het
geheugen of de elektrisch verstelbare
stoelen in te drukken.Deze functie kan worden geactiveerd
of gedeactiveerd in de Persoonlijke
instellingen.
Selecteer de desbetreffende instel‐
ling in het menu Voertuig op het Info-
Display.
Info-Display 3 125.
Persoonlijke instellingen 3 129.
Beveiligingsfunctie
Als de bestuurdersstoel in de bewe‐
ging op weerstand stuit, kan het
opvragen stoppen. Nadat u de belem‐
mering hebt verwijderd, houdt u de
geheugenstandtoets twee seconden
ingedrukt. Probeer de geheugen‐
stand weer op te vragen. Raadpleeg
een werkplaats als het opvragen niet
werkt.
Overbelasting
Wordt de stoelverstelling elektrisch overbelast, dan wordt de stroomvoor‐ ziening automatisch enige tijd onder‐
broken.Let op
Na een ongeluk waarin de airbags
zijn geactiveerd, worden de geheu‐
genfunctie van elke positieknop
uitgeschakeld.
Armsteun
De armsteun kan 10 cm naar voren worden geschoven. Onder de
armsteun zit een opbergruimte.
Opbergruimte armsteun 3 75.
Page 58 of 327

56Stoelen, veiligheidssystemenVerwarming
Afhankelijk van de gewenste verwar‐
ming, ß van de desbetreffende stoel
een of meerdere malen indrukken. Het controlelampje in de toets geeftde status aan.
Langdurig gebruik van de hoogste
instelling wordt afgeraden voor perso‐ nen met een gevoelige huid.
De stoelverwarming wordt automa‐
tisch na 30 minuten automatisch van
het hoogste op het medium niveau
teruggezet.
De stoelverwarming werkt bij een
draaiende motor en tijdens een Auto‐
stop.
Stop/Start-systeem 3 169.
Automatische stoelverwarming
Afhankelijk van de apparatuur, kunt u de automatische stoelverwarming in
het menu met persoonlijke instellin‐ gen in het Info-Display inschakelen.
Persoonlijke instellingen 3 129.
Als deze optie is ingeschakeld,
worden de stoelen automatisch
verwarmd wanneer de motor wordt
gestart. De activering is gebaseerd op verschillende parameters, zoals
de temperatuur in het interieur, de
intensiteit en stand van de zon, en de temperatuurinstelling van de elektro‐nische klimaatregeling voor de
bestuurders- en passagierszijde.
Naarmate het interieur opwarmt,
wordt het verwarmingsniveau auto‐
matisch verlaagd tot de verwarming
uiteindelijk wordt uitgeschakeld. Het
verwarmingsniveau tijdens de auto‐
matische werking wordt door de
controlelampjes voor de stoelverwar‐ ming aangegeven.Als de passagiersstoel niet bezet is,
schakelt de automatische stoelver‐
warming de verwarming voor die stoel
niet in.
U kunt de stoelverwarmingstoetsen
op ieder willekeurig moment indruk‐
ken om de automatische stoelverwar‐ ming voor de desbetreffende stoel uit
te schakelen en de stoelverwarming
handmatig te bedienen.
Ventilatie
Page 96 of 327

94Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................95
Stuurwielverstelling ...................95
Stuurbedieningsknoppen ...........95
Verwarmd stuurwiel ...................96
Claxon ....................................... 96
Wis- en wasinstallatie voorruit ...96
Wis- en wasinstallatie achterruit .................................. 98
Buitentemperatuur .....................99
Klok ........................................... 99
Elektrische aansluitingen .........101
Asbakken ................................. 102
Waarschuwingslampjes, meters
en controlelampjes ....................103
Instrumentengroep ..................103
Snelheidsmeter .......................106
Kilometerteller ......................... 107
Dagteller .................................. 107
Toerenteller ............................. 108
Brandstofmeter ........................108
Brandstofkeuzeschakelaar ......108
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ........................................... 110
Service-display ........................ 110Controlelampen .......................111
Richtingaanwijzers ..................112
Gordelverklikker ......................112
Airbag en gordelspanners .......113
Airbag-deactivering .................113
Laadsysteem ........................... 113
Storingsindicatielampje ...........113
Rem- en koppelingssysteem ...114
Elektrische handrem ................114
Elektrische parkeerrem defect . 114
Antiblokkeersysteem (ABS) .....114
Schakelen ................................ 115
Afstand tot voorligger ..............115
Lane keep assist .....................115
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ............115
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..115
Traction Control-systeem UIT . 115
Voorverwarming ......................115
AdBlue ..................................... 116
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 116
Motoroliedruk ........................... 116
Te laag brandstofpeil ...............116
Startbeveiliging ........................117
Rijverlichting ............................ 117
Groot licht ................................ 117
Grootlichtassistentie ................117
Led-koplampen ........................117Mistlampen voor ......................117
Mistachterlicht ......................... 117
Cruise control .......................... 117
Adaptieve cruise control ..........117
Voorligger gedetecteerd ..........118
Snelheidsbegrenzer ................118
Verkeersbordherkenning .........118
Portier open ............................. 118
Displays ..................................... 118
Driver Information Center ........118
Info-Display ............................. 125
Boordinformatie ......................... 127
Geluidssignalen .......................128
Batterijspanning .......................128
Persoonlijke instellingen ............129
Telematicaservice ......................135
OnStar ..................................... 135
Page 100 of 327

98Instrumenten en bedieningsorganen
Sensor vrijhouden van stof, vuil en ijs.Regensensorfunctie kan worden
geactiveerd of gedeactiveerd in de
Persoonlijke instellingen.
Selecteer de desbetreffende instel‐ ling in Instellingen , I Voertuig op het
Info-Display.
Info-Display 3 125.
Persoonlijke instellingen 3 129.
Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof op de voorruit
gespoten en de ruitenwisser maakt enkele slagen.
Sproeiervloeistof 3 242.
Wis- en wasinstallatie
achterruit
AchterruitwisserOFF:uitINT:onderbroken werkingON:continue werking
Niet inschakelen wanneer de achter‐
ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
Page 101 of 327

Instrumenten en bedieningsorganen99U kunt deze functie in- of uitschakelen
in het menu Instellingen op het
Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 129.
Achterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de
achterruit gespoten en de ruitenwis‐
ser maakt enkele slagen.
De achteruitsproeier wordt gedeacti‐
veerd wanneer het vloeistofpeil te
laag is.
Sproeiervloeistof 3 242.
Buitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt
onmiddellijk aangeduid, een stij‐
gende temperatuur met enige vertra‐
ging.
De afbeelding laat een voorbeeld
zien.
Als de buitentemperatuur tot 3 °C
daalt, verschijnt er een waarschu‐ wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.
9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het
wegdek al beijzeld zijn.
Klok
Datum en tijd verschijnen op het
Info-Display.
Info-Display 3 125.
Page 102 of 327

100Instrumenten en bedieningsorganenGraphic-Info-DisplayDruk op MENU om het desbetref‐
fende audiomenu te openen.
Selecteer Tijd en datum .
Tijd instellen
Selecteer Tijd instellen om het desbe‐
treffende submenu te openen.
Selecteer Auto In. onder in het
scherm. Activeer Aan - RDS of Uit
(handmatig) .
Als u Uit (handmatig) selecteert, kunt
u de uren en minuten instellen.
Druk op de schermtoets 12-24 uur
onder in het scherm tot u de gewenste
tijdnotatie vindt.
Als de 12-uurs modus wordt geselec‐ teerd, verschijnt er een derde kolom
voor AM en PM. Selecteer de gewen‐
ste optie.
Datum instellen
Selecteer Datum instellen om het
desbetreffende submenu te openen.
Selecteer Auto In. onder in het
scherm. Activeer Aan - RDS of Uit
(handmatig) .
Als u Uit (handmatig) selecteert, kunt
u de datum instellen.
7'' Colour-Info-Display
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
Selecteer Tijd en datum om het
desbetreffende submenu weer te
geven.Tijdformaat instellen
Selecteer de gewenste tijdnotatie door op het scherm de toetsen 12 h
of 24 h aan te raken.
Datumformaat instellen
U selecteert de gewenste datumno‐
tatie door op Datumformaat instellen
te drukken en een van de beschik‐
bare opties te kiezen.
Automatisch
Selecteer Automatisch om aan te
geven of de datum en tijd automatisch
of handmatig worden ingesteld.
Selecteer Aan - RDS om de datum en
tijd automatisch in te stellen.
Selecteer Uit - Handbediend om de
datum en tijd handmatig in te stellen. Als Automatisch op Uit -
Handbediend wordt ingesteld, zijn de
submenu-opties Tijd instellen en
Datum instellen beschikbaar.
Tijd en datum instellen
Selecteer Tijd instellen of Datum
instellen om de tijd en datum in te
stellen.
Page 103 of 327

Instrumenten en bedieningsorganen101Tik op + en - om de instellingen te
wijzigen.
8'' Colour-Info-Display
Druk op ; en selecteer vervolgens
het pictogram Instellingen.
Selecteer Tijd en datum .
Tijd instellen
Selecteer Tijd instellen om het desbe‐
treffende submenu te openen.
Selecteer Auto inst. onder in het
scherm. Activeer Aan - RDS of Uit -
handmatig .
Als u Uit - handmatig selecteert, kunt
u de uren en minuten instellen met
n en o.
Tik op 12-24 u rechts op het scherm
om een tijdmodus te selecteren.
Als de 12-uurs modus wordt geselec‐ teerd, verschijnt er een derde kolom
voor AM of PM. Selecteer de gewen‐
ste optie.
Datum instellen
Selecteer Datum instellen om het
desbetreffende submenu te openen.
Let op
Is de datum automatisch geregeld,
dan is deze menu-optie niet beschik‐
baar.
Selecteer Auto inst. onder in het
scherm. Activeer Aan - RDS of Uit -
handmatig .
Als u Uit - handmatig selecteert, kunt
u de datum met n en o instellen.
Klokweergave
Selecteer Weergave klok om het
desbetreffende submenu te openen.
Selecteer Uit om de digitale klokweer‐
gave in de menu's uit te schakelen.Elektrische aansluitingen
Er zit een 12V-aansluiting in de
middenconsole. Wanneer het contact is uitgeschakeld, is deze aansluiting
gedeactiveerd.
Het maximaal opgenomen vermogen
mag niet meer bedragen dan 120 W.
Aangesloten elektrische accessoires
moeten wat betreft de elektromagne‐
tische compatibiliteit voldoen aan de
DIN-norm VDE 40 839.
Sluit geen accessoires aan die
stroom leveren, zoals laders of
accu's.
Page 111 of 327

Instrumenten en bedieningsorganen109Door X in te drukken kunt u wisselen
tussen het gebruik van benzine en
aardgas.
De led-status toont de huidige
werkingsmodus.Led uit:rijden op benzineLed aan:rijden op aardgasLed knip‐
pert gedu‐
rende
ongeveer
vijf
seconden:ander type brandstof is
geselecteerd maar
wisselen is niet moge‐
lijkLed
knippert:bezig met overgaan
naar ander type brand‐ stof, knipperen stopt
als dit voltooid is
Wisselen is niet mogelijk bij zware
belading (bijv. krachtig accelereren,
rijden met plankgas).
Als de keuzeschakelaar binnen korte
tijd meerdere keren wordt bediend,
treedt er een overschakelblokkering
in werking. De motor blijft rijden op de
eerder geselecteerde brandstof. De
blokkering is actief totdat de ontste‐ king wordt uitgeschakeld.
Bij rijden op benzine rekeningenhouden met een gering verlies van
vermogen en draaimoment. Daarom
rijstijl, bijv. bij inhaalmanoeuvres, en
zware belasting van de auto (bijv.
door een aanhanger) overeenkom‐
stig aanpassen.
De auto verbruikt benzine bij het star‐
ten van de motor en soms zelfs bij het rijden op aardgas. Het benzinever‐
bruik bij het rijden op aardgas kan
variëren met het rijgedrag (bijv. zware
belasting of trekken). Bij een laag
brandstofpeil wordt dit gemeld op het
display als herinnering om te tanken.
Let op
Zorg dat er altijd voldoende benzine in de tank zit.
Brandstof voor rijden op aardgas
3 228.Geforceerd wisselen van
brandstoftypeAardgastank is bijna leeg
Zodra de aardgastank leeg is, scha‐
kelt het systeem over op benzine.
Handmatig overschakelen op aard‐
gas is niet mogelijk totdat het systeem
tanken van aardgas detecteert.
Voordat de benzine bijna op is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt dat niet kan worden weggedrukt.De benzinetank is bijna leeg terwijl er nog aardgas is
Als het brandstofpeil in de tank tot
onder een bepaald niveau daalt,
wordt rijden op aardgas automatisch
ingeschakeld mits er voldoende aard‐
gas in de tank zit. Handmatig over‐
schakelen op benzine is niet mogelijk.
Voordat de brandstof in beide syste‐
men bijna op is, verschijnt er een
waarschuwingsbericht dat niet kan
worden weggedrukt.
Page 112 of 327

110Instrumenten en bedieningsorganenKoelvloeistoftemperatuur‐meter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.
50:motor nog niet op
bedrijfstemperatuurmiddelste
gedeelte:normale bedrijfstem‐
peratuur130:koelvloeistoftempera‐
tuur te hoogVoorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Service-display
Het controlesysteem van de oliekwa‐
liteit informeert u wanneer de motor‐
olie en het oliefilter moeten worden
vervangen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden, kan het aangegeven vervangingsinterval van de motorolie
en het oliefilter aanzienlijk variëren.
Wanneer het systeem heeft berekend dat de gebruiksduur van de motorolie
is verstreken, verschijnt Motorolie
spoedig verversen op het Driver Infor‐
mation Center. Laat de motorolie en
het oliefilter binnen een week of
500 km door een werkplaats verver‐
sen/vervangen (afhankelijk van wat
het eerst bereikt wordt).
Dit kan een extra verversing van de
motorolie en vervanging van het
motoroliefilter zijn of onderdeel van
een reguliere servicebeurt.
De resterende levensduur van de olie wordt weergegeven op het Driver
Information Center 3 118.
Page 113 of 327

Instrumenten en bedieningsorganen111
Selecteer op het Midlevel-display het
menu Instellingen door op MENU op
de richtingaanwijzerhendel te druk‐
ken. Draai aan het stelwiel om de
pagina Resterende levensduur olie te
selecteren.Selecteer op het Uplevel-display het menu Info door op p op het stuurwiel
te drukken. Druk op P om de modus
Resterende levensduur olie te selec‐
teren.
De resterende levensduur van de olie wordt aangeduid met een percen‐
tage.
Terugzetten Druk bij het Midlevel-display enkele
seconden lang op SET/CLR op de
richtingaanwijzerhendel om te reset‐
ten. Het contact moet ingeschakeld
zijn maar de motor moet niet draaien.
Druk op het Uplevel-display op > op
het stuurwiel om de onderliggende map te openen. Selecteer Reset en
bevestig dit door enkele seconden
lang op 9 te drukken. Het contact
moet ingeschakeld zijn maar de
motor moet niet draaien.
Bij het verversen van de olie moet het systeem altijd worden teruggezet om
goed te kunnen werken. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Volgende onderhoudsbeurt Er verschijnt een bericht op het Driver
Information Center, wanneer er
onderhoud aan de auto vereist is.
Laat de servicebeurt binnen een
week of na maximaal 500 km (afhan‐ kelijk van wat het eerst bereikt wordt)
door een werkplaats laten uitvoeren.
Service-informatie 3 289.
Controlelampen De beschreven controlelampen zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze beschrijving geldt voor alle instru‐mentuitvoeringen. Afhankelijk van de
uitrusting kan de plaats van de