OPEL ASTRA K 2019.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019.5, Model line: ASTRA K, Model: OPEL ASTRA K 2019.5Pages: 327, PDF Size: 9.46 MB
Page 191 of 327

Rijden en bediening189Bestuurdersondersteu‐
ningssystemen9 Waarschuwing
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men zijn ontwikkeld om de
bestuurder te ondersteunen en
niet om zijn aandacht te vervan‐
gen.
De bestuurder aanvaardt de volle‐
dige verantwoordelijkheid
wanneer hij de auto bestuurt.
Wanneer bestuurdersondersteu‐
ningssystemen worden gebruikt,
altijd op de huidige verkeerssitua‐
tie letten.
Cruisecontrol
De cruisecontrol kan snelheden
tussen ca. 30 km/u en de topsnelheid van de auto opslaan en aanhouden.
Bij het op- en afrijden van hellingen
zijn afwijkingen van de opgeslagen
snelheid mogelijk.
Activeren in de eerste versnelling is
niet mogelijk.
De cruisecontrol niet inschakelen
wanneer het aanhouden van een
constante snelheid onverstandig is.
De illustraties tonen verschillende
versies.
Controlelampje m 3 117.
Systeem inschakelen
Druk op m; controlelampje m in de
instrumentengroep brandt wit.
Functie activeren
Accelereer tot de gewenste snelheid
en draai het stelwiel naar SET/-, de
huidige snelheid wordt opgeslagen
en vastgehouden. Het controlelampje
m in de instrumentengroep brandt
groen. Op het Uplevel-display licht
Page 192 of 327

190Rijden en bedieningm groen op en wordt de ingestelde
snelheid aangegeven. U kunt het
gaspedaal loslaten.
Het is mogelijk te versnellen door gas
te geven. Na het loslaten van het
gaspedaal wordt opnieuw de opge‐
slagen snelheid aangehouden.
De cruisecontrol blijft ingeschakeld
tijdens het schakelen.
Snelheid verhogen
Houd, terwijl de cruisecontrol actief is, het stelwiel naar RES/+ gedraaid of
draai het meerdere malen kort naar RES/+ : de snelheid loopt continu of in
kleine stappen op.
U kunt ook tot de gewenste snelheid
accelereren en deze opslaan door het
stelwiel naar SET/- te draaien.
Vertragen
Houd, terwijl de cruisecontrol actief is, het stelwiel naar SET/- gedraaid of
draai het meerdere malen kort naar SET/- : de snelheid neemt continu of
in kleine stappen af.
Functie deactiveren Druk op y; controlelampje m in de
instrumentengroep brandt wit.
Op het Uplevel-display wordt m wit.
De cruisecontrol wordt gedeacti‐ veerd, maar niet uitgeschakeld. De
laatst opgeslagen snelheid blijft voor
later hervatten van de snelheid in het geheugen.
Automatisch uitschakelen:
● De rijsnelheid is lager dan ca. 30 km/u.
● De rijsnelheid met meer dan 25 km/u onder de ingestelde
snelheid daalt.
● Het rempedaal wordt bediend.
● Het koppelingspedaal wordt een aantal seconden ingedrukt.
● De schakelhendel is in N.
● Het motortoerental is in een zeer
laag bereik.
● Het Traction Control-systeem of elektronische stabiliteitsregeling
is actief.
● Parkeerrem is ingeschakeld. ● Als u tegelijkertijd op RES/+ drukt
en het rempedaal intrapt, wordt de cruisecontrol gedeactiveerd
en wordt de opgeslagen snelheid gewist.
Opgeslagen snelheid hervatten Draai het stelwiel naar RES/+ bij een
snelheid hoger dan 30 km/u. De
opgeslagen snelheid wordt nu over‐
genomen.
Page 193 of 327

Rijden en bediening191Systeem uitschakelenDruk op m; controlelampje m in de
instrumentengroep dooft. De
opslagen snelheid wordt gewist.
Via L voor het activeren van de snel‐
heidsbegrenzer of het uitschakelen
van het contact wordt ook de cruise‐
control uitgeschakeld en wordt de
opgeslagen snelheid gewist.
Snelheidsbegrenzer
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat
de auto een vooraf ingestelde snel‐
heidslimiet overschrijdt.
De maximumsnelheid kan worden
ingesteld op snelheden hoger dan 25 km/u tot maximaal 200 km/u.
De bestuurder kan alleen accelereren tot de vooraf ingestelde snelheid. Bijhet afrijden van hellingen zijn afwij‐
kingen van de snelheidslimiet moge‐
lijk.
Als het systeem geactiveerd is, wordt de ingestelde snelheidslimiet op het
Driver Information Center weergege‐
ven.Functie activeren
De illustraties tonen verschillende
versies.
Druk op L, symbool L licht op het
Driver Information Center.
Als de cruisecontrol eerder geacti‐ veerd was, wordt deze uitgeschakeld
als de snelheidsbegrenzer wordt
geactiveerd en het controlelampje m
dooft.
Ingestelde snelheidslimiet Accelereer tot de gewenste snelheid
en draai het stelwiel kort naar SET/-:
de huidige snelheid wordt als snel‐
heidslimiet opgeslagen.
Op het Midlevel-display verschijnen
L en de maximumsnelheid.
Op het Uplevel-display wordt L
groen.
Page 194 of 327

192Rijden en bedieningSnelheidslimiet wijzigenAls de snelheidsbegrenzer geacti‐
veerd is, draait of houdt u het stelwiel
kort naar RES/+ om te verhogen of
naar SET/- om de gewenste snel‐
heidslimiet te verlagen.
Snelheidslimiet overschrijden
Wanneer de maximumsnelheid wordt overschreden zonder dat de bestuur‐
der dit heeft gedaan, knippert de snel‐
heid in het Driver Information Center
en klinkt er een waarschuwingstoon.
In noodgevallen is het mogelijk de
snelheidslimiet te overschrijden door
het gaspedaal stevig in te trappen, tot
bijna tegen de aanslag. In dit geval
klinkt er geen waarschuwingstoon.
Gaspedaal loslaten en de functie snelheidsbegrenzing wordt na het
bereiken van een lagere snelheid dan
de snelheidslimiet opnieuw geacti‐
veerd.
Functie deactiveren
Druk op y: snelheidsbegrenzer is
gedeactiveerd en de snelheid van de
auto is niet meer begrensd.
Op het Midlevel-display verschijnt de
opgeslagen maximumsnelheid
tussen haakjes.
Op het Uplevel-display wordt L wit.
Ook verschijnt een bijbehorend
bericht.
De snelheidsbegrenzer wordt
gedeactiveerd, maar niet uitgescha‐
keld. De laatst opgeslagen snelheid
blijft voor later hervatten van de snel‐ heid in het geheugen.
Snelheidslimiet hervattenDraai het stelwiel naar RES/+. De
opgeslagen maximumsnelheid wordt
bereikt en staat zonder haakjes op
het Driver Information Center.
Systeem uitschakelen
Druk op L, de snelheidslimiet in het
Driver Information Center dooft. De
opslagen snelheid wordt gewist.
Door via m de cruisecontrol of adap‐
tieve cruisecontrol te activeren wordt de snelheidsbegrenzer ook gedeacti‐ veerd en de opgeslagen snelheid
gewist.
Door het contact uit te schakelen
wordt de snelheidsbegrenzer ook gedeactiveerd maar de snelheidsli‐
miet wordt opgeslagen voor de
volgende activering van de snelheids‐ begrenzer.
Adaptieve cruisecontrol Adaptieve cruisecontrol is een verbe‐
tering van de conventionele cruise‐
control, en biedt als aanvullende
functie het aanhouden van een
bepaalde afstand tot de voorligger.
Adaptieve cruisecontrol verlaagt
automatisch de snelheid van de auto
als deze een langzamer rijdende auto nadert. Vervolgens wordt de rijsnel‐
heid op de geselecteerde volgafstand
aangepast aan die van de voorligger. De rijsnelheid neemt toe of af met die
van de voorligger, maar zal de inge‐
stelde snelheid niet overschrijden. De cruisecontrol kan beperkt remmen,met geactiveerde remlichten.
Page 195 of 327

Rijden en bediening193Bij een handgeschakelde versnel‐
lingsbak kan de adaptieve cruisecon‐
trol een ingestelde snelheid hoger
dan 30 km/u opslaan. Bij auto's met
een automatische versnellingsbak
kan het systeem afremmen tot stil‐
stand en vanuit stilstand wegrijden.
De adaptieve cruisecontrol gebruikt
radar en camerasensoren voor de
detectie van voorliggers. Als er zich
geen voertuig voor u bevindt, zal de
adaptieve cruisecontrol zich als een
conventionele cruisecontrol gedra‐
gen.
Bezoek ons online voor verdere infor‐
matie, waaronder een video.
De adaptieve cruisecontrol is voorna‐ melijk bedoeld voor gebruik op lange
rechte wegen, zoals snelwegen of
provinciale wegen met een constante
verkeersstroom. Het systeem niet
inschakelen als het aanhouden van
een constante snelheid onverstandig
is.
Controlelampje A 3 118 , m 3 117 , C
3 117.9 Waarschuwing
Bij het rijden met de adaptieve
cruise control dient de bestuurder
altijd zijn of haar volledige
aandacht bij het verkeer te
houden. De bestuurder behoudt
de volledige controle over de auto omdat rempedaal, gaspedaal en
de onderbrekingsschakelaar voor‐
rang hebben op de adaptieve
cruise control.
Systeem inschakelen
Druk op v om adaptieve cruisecontrol
in te schakelen. C verschijnt op het
Driver Information Center.
Functie activeren door de
snelheid in te stellen
Adaptieve cruisecontrol kan worden
geactiveerd bij snelheden van meer
dan 25 km/u bij auto's met een auto‐
matische versnellingsbak of 30 km/u
bij auto's met handgeschakelde
versnellingsbak. De maximale snel‐
heid is 180 km/u.
Page 196 of 327

194Rijden en bedieningAccelereer tot de gewenste snelheid
en draai het stelwiel naar SET/-, de
huidige snelheid wordt opgeslagen
en vastgehouden.
Het symbool voor de adaptieve crui‐
secontrol C, de instelling voor
afstand tot voorligger en de inge‐
stelde snelheid worden weergegeven
op het Driver Information Center.
U kunt het gaspedaal loslaten. De
adaptieve cruisecontrol blijft inge‐
schakeld tijdens het schakelen.
Ingestelde snelheid overschrijden
Het blijft altijd mogelijk om harder dan de ingestelde snelheid te rijden door
het gaspedaal in te trappen. Als het
gaspedaal wordt losgelaten, keert de
auto terug naar de gewenste afstand
als er een voorligger is die langzamer
rijdt. Is dit niet het geval, dan keert het
systeem terug naar de opgeslagen
snelheid.
Na activering van het systeem
vertraagt of remt de adaptieve cruise‐
control als een voorligger met een
lagere snelheid wordt gedetecteerd,
of als de afstand tot de voorligger klei‐ ner is dan gewenst.9 Waarschuwing
Als de bestuurder de snelheid
opvoert, deactiveert het systeem het automatisch remmen. Dit
wordt aangegeven als een pop-
upwaarschuwing op het Driver
Information Center of doordat het adaptieve cruise control-symbool
blauw wordt.
Overnemen huidige snelheid
Bij het intrappen van het gaspedaal
wordt de huidige snelheid overgeno‐
men als opgeslagen snelheid. Dit
geldt ook als de huidige rijsnelheid
lager is dan de ingestelde snelheid.
Snelheid verhogen of verlagen
De ingestelde snelheid kan worden
gewijzigd door het stelwiel naar
RES/+ te verplaatsen om de snelheid
te verhogen of naar SET/- om de snel‐
heid te verlagen. Duw het stelwiel
herhaalde malen kort in een bepaalde
stand om de snelheid in kleine stapjes te wijzigen of houd het stelwiel in een
bepaalde stand vast om de snelheid
in grote stappen te wijzigen.
Opgeslagen snelheid hervatten
Als het systeem weliswaar ingescha‐
keld maar inactief is en er eerder een snelheid was opgeslagen, draai het
stelwiel dan naar RES/+ bij een snel‐
heid hoger dan 5 km/u (bij een auto‐
matische versnellingsbak) of hoger
dan 30 km/u (bij een handgescha‐
kelde versnellingsbak) om de opge‐
slagen snelheid te hervatten.
Page 197 of 327

Rijden en bediening195Adaptieve cruisecontrol met
volledig snelheidsbereik bij auto's met een automatische
versnellingsbak
Bij de adaptieve cruisecontrol met
volledig snelheidsbereik wordt een
volgafstand achter een gedetec‐
teerde voorligger aangehouden en
zal uw auto afremmen tot het stilstaat
achter dit voertuig.
Wanneer de voorligger na een korte
stop optrekt, laat de adaptieve crui‐
secontrol de auto zonder tussen‐
komst van de bestuurder automatisch wegrijden. Druk indien nodig op
RES/+ of trap het gaspedaal in om de
adaptieve cruisecontrol weer te laten
werken. Door intrappen van het
gaspedaal hebt u meer controle over
het accelereren na het wegrijden. Let
erop dat tijdens gebruik van het
gaspedaal de automatische remfunc‐
tie niet werkt.
Als de stilstaande voorligger langere
tijd heeft gestopt en weer begint te
rijden, zal het groene controlelampje
Voorligger gedetecteerd A knippe‐ren en klinkt er een geluidssignaal als
herinnering om het verkeer te contro‐ leren voordat u wegrijdt.9 Waarschuwing
Wanneer de adaptieve cruise
control met volledig snelheidsbe‐
reik wordt gedeactiveerd of gean‐
nuleerd, zorgt het systeem er niet
langer voor dat de auto stil blijft
staan, waardoor de auto kan gaan
rijden. Wees er altijd op voorbereiddat u zelf het rempedaal moet
intrappen om ervoor te zorgen dat
de auto stil blijft staan.
Verlaat de auto niet als deze tot
stilstand is gebracht door de adap‐ tieve cruise control met volledig
snelheidsbereik. Zet de keuze‐
hendel altijd in de parkeerstand P
en schakel het contact uit voordat
u de auto verlaat.
Afstand tot voorligger instellen
Als de adaptieve cruisecontrol een
voorligger met een lagere snelheid
constateert, zal deze de rijsnelheid
aanpassen om de geselecteerde
afstand tot de voorligger te behou‐
den.
De afstand tot de voorligger kan op
kort, gemiddeld en ver worden inge‐
steld.
Druk op l, de huidige instelling
verschijnt op het Driver Information
Center. Druk opnieuw op l om de
afstand tot voorligger te wijzigen. De
instelling verschijnt ook op het Driver
Information Center.
Page 198 of 327

196Rijden en bediening
De geselecteerde afstand tot voorlig‐
ger wordt aangegeven via de
afstandsbalken in de adaptieve crui‐
secontrol-pagina.
Let erop dat de instelling voor afstand tot voorligger wordt gedeeld met de
gevoeligheid van het alarm van de frontaanrijdingswaarschuwing
3 201.
Voorbeeld: Als stand 3 (ver) is gese‐
lecteerd, wordt de bestuurder sneller
gewaarschuwd vóór een mogelijke
aanrijding, ook als de adaptieve crui‐
secontrol niet geactiveerd of inge‐
schakeld is.
9 Waarschuwing
De bestuurder neemt de volledige
verantwoordelijkheid voor het
aanhouden van de juiste volgaf‐
stand op basis van het verkeer,
het weer, het zicht en de plaatse‐
lijke regelgeving. Indien de situatie
zulks vereist, moet de afstand tot
voorligger worden aangepast of
het systeem worden uitgescha‐
keld.
Detectie van voorligger
Het controlelampje voorligger gede‐
tecteerd A verschijnt wanneer het
systeem een voorligger heeft gede‐
tecteerd. Afhankelijk van de rijsnel‐
heid ligt het bereik van de sensoren
tussen 25 en 150 m.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 201.
Als dit symbool niet verschijnt of
slechts korte tijd oplicht, zal de adap‐ tieve cruisecontrol niet reageren op
voorliggers.
Functie deactiveren De bestuurder deactiveert de adap‐
tieve cruisecontrol wanneer:
● y wordt ingedrukt.
● Het rempedaal wordt ingetrapt.
● Het koppelingspedaal langer dan
vier seconden wordt ingetrapt.
● De schakelhendel van de auto‐ matische versnellingsbak in
stand N wordt gezet.
Het systeem wordt ook automatisch
gedeactiveerd wanneer:
● De auto optrekt tot een snelheid hoger dan 190 km/u of afremt tot
een snelheid lager dan 55 km/u.
Een auto met een automatische
versnellingsbak tot stilstand komt
en het systeem niet binnen
5 minuten wordt gedeactiveerd.
● Het Traction Control-systeem is gedeactiveerd of werkt.
Page 199 of 327

Rijden en bediening197● De elektronische stabiliteitsrege‐ling is gedeactiveerd of werkt.
● Er ongeveer 1 minuut lang geen ander verkeer of object langs de
weg wordt gedetecteerd. In het
gegeven geval zijn er geen radar‐ echo's en kan de sensor melding
maken van verontreiniging.
● De actieve noodrem in werking treedt.
● Er op steile helling wordt gere‐ den.
● De radarsensor bedekt is met een laagje ijs of water.
● Er een storing wordt geconsta‐ teerd in de radar, camera, motor
of het remsysteem.
● De remmen moeten afkoelen.
Daarnaast wordt het systeem auto‐
matisch gedeactiveerd bij auto's met
een automatische versnellingsbak
(adaptieve cruisecontrol met volledig
snelheidsbereik) wanneer:
● De op- of aflopende helling is steiler dan 20%.
● De elektrische parkeerrem wordt ingeschakeld.● Het systeem de auto langer dan 5 minuten staande houdt.
● De auto stopt, de veiligheidsgor‐ del van de bestuurder is losge‐
daan en het bestuurdersportier is geopend.
Wanneer de adaptieve cruisecontrol
wordt gedeactiveerd, verandert
controlelampje C van groen in wit en
verschijnt er een pop-upbericht op het
Driver Information Center.
De opslagen snelheid wordt aange‐ houden.
Bij het Midlevel-display verschijnt de
opgeslagen snelheid tussen haakjes
op het Driver Information Center
wanneer het systeem wordt gedeac‐
tiveerd maar niet wordt uitgescha‐
keld.
Bij het Uplevel-display verandert het
symbool van de adaptieve cruisecon‐
trol C van groen in wit wanneer het
systeem wordt gedeactiveerd maar
niet wordt uitgeschakeld.9 Waarschuwing
Na het deactiveren van de adap‐
tieve cruise control moet de
bestuurder onmiddellijk de
controle over het remmen en gas
geven overnemen.
Systeem uitschakelen
Druk op v om de adaptieve cruise‐
control uit te schakelen. Controle‐
lampje C op het Driver Information
Center dooft. De opslagen snelheid
wordt gewist.
Door het uitschakelen van het
contact, wordt ook de adaptieve crui‐
secontrol uitgeschakeld en wordt de
opgeslagen snelheid gewist.
Page 200 of 327

198Rijden en bedieningAandacht van de bestuurder● Let op met de adaptieve cruise‐ control in bochten of op heuvel‐
achtige wegen, het systeem kan contact met de voorligger verlie‐
zen en heeft de tijd nodig om
deze opnieuw te detecteren.
● Gebruik het systeem niet op gladde wegen omdat het snelle
veranderingen in de tractie (door‐ slaan) van de banden kan
veroorzaken, waardoor u de
macht over het stuur zou kunnen verliezen.
● Gebruik de adaptieve cruisecon‐ trol niet bij regen, sneeuw of
modder, omdat de radarsensor
door waterfilm, stof, ijs of sneeuw
bedekt kan worden. Het zicht
wordt dan geheel of gedeeltelijk
onderdrukt. Bij een vervuilde
sensor, de sensorafdekking reini‐ gen.Systeembeperkingen9 Waarschuwing
De automatische remkracht van
het systeem volstaat niet voor
krachtig remmen en de remwer‐
king is mogelijk onvoldoende om
een botsing te vermijden.
● Na aan plotselinge rijstrookwis‐ sel, heeft het systeem enige tijd
nodig om de volgende voorligger
te detecteren. Als dus een
nieuwe voorligger wordt gedetec‐ teerd, kan het systeem de snel‐
heid verhogen in plaats van te
remmen.
● De adaptieve cruisecontrol negeert tegemoetkomend
verkeer.
● Adaptieve cruisecontrol houdt voor het remmen en wegrijden
geen rekening met voetgangers
en dieren.
● Adaptieve cruisecontrol houdt alleen bij een lage snelheid reke‐ning met gestopte voertuigen.
● Gebruik de adaptieve cruisecon‐ trol niet bij het trekken van een
aanhanger.
● Gebruik adaptieve cruisecontrol niet op wegen met een stijgings‐
percentage van meer dan 10%.
Bochten
De adaptieve cruisecontrol berekent
aan de hand van de centrifugale
kracht een voorspelde koers. Deze voorspelde koers neemt de kenmer‐
ken van de huidige bocht in aanmer‐
king, maar kan geen veranderingen
incalculeren. Het systeem kan de
huidige voorligger verliezen of zich op
een voertuig in een andere rijstrook
richten. Dit kan gebeuren tijdens het
inzetten of uitrijden van een bocht ofals de bocht scherper of minder
scherp wordt. De camera hanteert
een bepaalde correctie op basis van