stop start OPEL ASTRA K 2019.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019.5, Model line: ASTRA K, Model: OPEL ASTRA K 2019.5Pages: 327, PDF Size: 9.46 MB
Page 13 of 327
Kort en bondig111Elektrisch bediende ruiten ....42
2 Buitenspiegels ......................40
3 Centrale vergrendeling .........24
4 Zijdelingse luchtroosters .....160
5 Cruisecontrol ...................... 189
Snelheidsbegrenzer ............191
Adaptieve cruisecontrol ......192
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 201
6 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht/groot
licht, grootlichtassistentie ....146
Omgevingsverlichting ......... 150
Parkeerlichten .....................148
Knoppen voor Driver
Information Center ..............118
7 Instrumenten ...................... 106
Bestuurdersinformatie‐
centrum ............................... 118
8 Knoppen voor Driver
Information Center ..............118
9 Waarschuwingslampje
voor frontaanrijding ............20110Wis-/wasinstallatie
voorruit, wis-/
wasinstallatie achter ............. 96
11 Middelste luchtroosters .......160
12 Info-Display ......................... 125
13 Status-led alarmsysteem .....37
14 Alarmknipperlichten ...........146
15 Handschoenenkastje ...........74
16 Cd-speler
17 Bedieningselementen
voor display ......................... 125
18 Verwarming en ventilatie ....153
19 Zekeringenkast ..................259
20 Traction Control-systeem ...186
Elektronische
stabiliteitsregeling ...............187
SPORT-modus ................... 188
Parkeerhulp /
Geavanceerde
parkeerhulp ........................ 207
Lane Keep Assist ...............223
Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 169
Brandstofkeuzeschakelaar . 10821 Handgeschakelde
versnellingsbak ..................182
Automatische
versnellingsbak ..................179
22 Elektrische aansluiting ........101
23 Parkeerrem ......................... 183
24 Aan/Uit-knop ....................... 165
25 Contactslot .......................... 164
26 Stuurwielverstelling ..............95
27 Claxon .................................. 96
28 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 239
29 Opbergvak ............................ 75
30 Lichtschakelaar ..................140
Koplampverstelling ............143
Mistlampen /
mistachterlichten ................147
Instrumentenverlichting ......148
Page 19 of 327
Kort en bondig17Motor startenContactslot
● Draai de sleutel naar stand 2.
● Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
● Handgeschakelde versnellings‐ bak: koppelings- en rempedaalintrappen.
Automatische versnellingsbak:
trap het rempedaal in en zet de
schakelhendel op P of N.
● Geen gas geven.
● Dieselmotoren: wacht tot het controlelampje ! voor voorver‐
warming dooft.
● Draai de sleutel in de stand 3 en
laat deze na het starten van de motor los.
Motor starten 3 167.
Om de sleutel vanuit stand 2 naar
stand 1 of 0 te draaien moet u de
sleutel zover mogelijk in de richting
van de stuurkolom insteken.
Aan/Uit-knop ● Druk enkele seconden lang op Engine Start/Stop tot het groene
led-lampje brandt.
● Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
● Handgeschakelde versnellings‐ bak: koppelings- en rempedaal
intrappen.
Automatische versnellingsbak:
trap het rempedaal in en zet de
schakelhendel op P of N.
● Geen gas geven.
● Dieselmotoren: wacht tot het controlelampje ! voor voorver‐
warming dooft.
● Druk op Engine Start/Stop laat
weer los.
Motor starten 3 167.
Page 20 of 327
18Kort en bondigStop/Start-systeem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en er aan bepaalde voorwaarden is
voldaan, wordt een autostop geacti‐
veerd.
Een Autostop wordt aangegeven
door de naald op de AUTOSTOP-
positie op de toerenteller.
Stop/Start-systeem 3 169.
Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
ondergrond met brandbaar
materiaal. Door de hoge
temperatuur van het uitlaatsys‐
teem kan het oppervlak
ontbranden.
● Trek altijd de parkeerrem aan. Zet de parkeerrem aan zonder
op de ontgrendelingsknop te
drukken. Op een aflopende of
oplopende helling zo stevig
mogelijk. Trap tegelijkertijd het rempedaal in om minder kracht
nodig te hebben.
Bij auto's met een elektrische
parkeerrem, trekt u minimaal
1 seconde aan schakelaar m
tot het waarschuwingslampje
m constant brandt en de elek‐
trische parkeerrem is inge‐
schakeld 3 114.
● Zet de motor af.
● Als de auto op een vlakke ondergrond of een helling
(omhoog) staat, schakel dan de eerste versnelling in of zet de
schakelhendel in stand P, voor‐
dat u de contactsleutel verwij‐ dert of bij auto's met een aan/
uit-knop het contact af zet. Op
een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de
stoeprand wegdraaien.
Als de auto op een vlakke
ondergrond of een helling
(omlaag) staat, schakel dan de
achteruitversnelling in of zet de
schakelhendel in stand P, voor‐
dat u de contactsleutel verwij‐
dert of bij auto's met een aan/
uit-knop het contact af zet.
Bovendien de voorwielen naar
de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ruiten en het schuifdak.
● Trek de sleutel uit het contact‐ slot of schakel bij auto's met
een aan/uit-knop het contact
uit. Verdraai het stuurwiel tot
het stuurslot merkbaar
vergrendelt.
Page 58 of 327
56Stoelen, veiligheidssystemenVerwarming
Afhankelijk van de gewenste verwar‐
ming, ß van de desbetreffende stoel
een of meerdere malen indrukken. Het controlelampje in de toets geeftde status aan.
Langdurig gebruik van de hoogste
instelling wordt afgeraden voor perso‐ nen met een gevoelige huid.
De stoelverwarming wordt automa‐
tisch na 30 minuten automatisch van
het hoogste op het medium niveau
teruggezet.
De stoelverwarming werkt bij een
draaiende motor en tijdens een Auto‐
stop.
Stop/Start-systeem 3 169.
Automatische stoelverwarming
Afhankelijk van de apparatuur, kunt u de automatische stoelverwarming in
het menu met persoonlijke instellin‐ gen in het Info-Display inschakelen.
Persoonlijke instellingen 3 129.
Als deze optie is ingeschakeld,
worden de stoelen automatisch
verwarmd wanneer de motor wordt
gestart. De activering is gebaseerd op verschillende parameters, zoals
de temperatuur in het interieur, de
intensiteit en stand van de zon, en de temperatuurinstelling van de elektro‐nische klimaatregeling voor de
bestuurders- en passagierszijde.
Naarmate het interieur opwarmt,
wordt het verwarmingsniveau auto‐
matisch verlaagd tot de verwarming
uiteindelijk wordt uitgeschakeld. Het
verwarmingsniveau tijdens de auto‐
matische werking wordt door de
controlelampjes voor de stoelverwar‐ ming aangegeven.Als de passagiersstoel niet bezet is,
schakelt de automatische stoelver‐
warming de verwarming voor die stoel
niet in.
U kunt de stoelverwarmingstoetsen
op ieder willekeurig moment indruk‐
ken om de automatische stoelverwar‐ ming voor de desbetreffende stoel uit
te schakelen en de stoelverwarming
handmatig te bedienen.
Ventilatie
Page 59 of 327
Stoelen, veiligheidssystemen57Afhankelijk van de gewenste ventila‐
tie, A van de desbetreffende stoel
een of meerdere malen indrukken.
Het controlelampje in de toets geeft
de status aan.
Geventileerde stoelen werken bij een
draaiende motor en tijdens een Auto‐
stop.
Stop/Start-systeem 3 169.
Massage
Druk op c om de rugmassagefunctie
in te schakelen.
Druk nogmaals op c om de functie uit
te schakelen.
Na 10 minuten wordt de massage‐
functie automatisch uitgeschakeld.Achterbank
Armsteun
Klap de armsteun omlaag.
Page 60 of 327
58Stoelen, veiligheidssystemenVerwarming
Activeer de stoelverwarming door op
ß voor de betreffende achterstoel
aan de zijkant te drukken. De active‐
ring wordt aangeduid door de led in
de knop.
Druk nogmaals op ß om de stoelver‐
warming uit te schakelen.
Langdurig gebruik voor personen met
een gevoelige huid wordt afgeraden.
De stoelverwarming werkt bij een
draaiende motor en tijdens een Auto‐
stop.
Stop/Start-systeem 3 169.
Veiligheidsgordels
De veiligheidsgordels worden bij
stevig optrekken of krachtig remmen
geblokkeerd om de inzittenden op
hun stoel te houden. Hierdoor neemt
het gevaar voor letsel aanzienlijk af.
9 Waarschuwing
Veiligheidsgordel vóór elke rit
omdoen.
Inzittenden die geen gebruik
maken van de veiligheidsgordel
brengen bij eventuele aanrijdin‐
gen medepassagiers en zichzelf in gevaar.
Veiligheidsgordels zijn bedoeld voor
gebruik door slechts één persoon
tegelijk.
Kinderveiligheidssysteem 3 67.
Alle onderdelen van het gordelsys‐
teem regelmatig op schade, veront‐
reiniging en juiste werking controle‐
ren.
Laat beschadigde componenten
vervangen door een werkplaats. Na
een aanrijding de veiligheidsgordels
en de gordelspanners door een werk‐ plaats laten vervangen.
Page 98 of 327
96Instrumenten en bedieningsorganenVerwarmd stuurwiel
Druk op * om verwarming te active‐
ren. De activering wordt aangeduid
door de led in de knop.
De gedeelten van het stuurwiel die
specifiek aanbevolen zijn voor plaat‐
sing van de handen zijn sneller warm en worden warmer dan de overige
gedeelten.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en tijdens een Autostop.
Stop/Start-systeem 3 169.
Claxon
j indrukken.
Wis- en wasinstallatie
voorruit
Voorruitwissers met verstelbaar
wisintervalHI:snelLO:langzaamINT:intervalwissenOFF:uit
Hendel omlaag in de stand 1x duwen
om wissers één slag te laten maken
wanneer de voorruitwisser uitgescha‐
keld is.
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Page 104 of 327
102Instrumenten en bedieningsorganenBeschadig aansluitingen niet door hetgebruik van ongeschikte stekkers.
Stop/Start-systeem 3 169.
USB-poort
Afhankelijk van het Infotainmentsys‐
teem zitten er tussen de voorstoelen
één of twee USB-poorten voor het
opladen van apparaten. Deze poor‐
ten hebben tevens een gegevensver‐
binding met het Infotainmentsysteem.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.
USB-laadpoort
Aan de achterkant van de midden‐
console zitten twee USB-poorten die
speciaal zijn bestemd voor oplaadap‐ paraten.
Aan elke aansluiting is 2,1 A en 5 V af
te nemen.
Let op
Houd de aansluitingen altijd schoon
en droog.
AsbakkenVoorzichtig
Alleen voor as en niet voor brand‐ baar afval.
Een verplaatsbare asbak kan in de
bekerhouders worden geplaatst.
Page 115 of 327
Instrumenten en bedieningsorganen113Status veiligheidsgordel op
zitplaatsen achterin (auto's met
Uplevel-display)
X brandt groen of grijs of knippert
geel op het Driver Information Center, na het starten van de motor.
Brandt grijs
De veiligheidsgordel is losgemaakt.
Brandt groen
De veiligheidsgordel is vastgemaakt.
Knippert geel
Vastgemaakte veiligheidsgordel is
losgemaakt.
Veiligheidsgordel omdoen 3 59.
Airbag en gordelspanners v brandt rood.
Bij het inschakelen van het contact
brandt het controlelampje ca.
4 seconden. Brandt deze niet, dooft
deze niet na vier seconden of licht
deze tijdens het rijden op, dan is er
een storing in het airbagsysteem. De
hulp van een werkplaats inroepen. Deairbags en gordelspanners gaan
mogelijkerwijs niet af tijdens een
ongeval.
Geactiveerde gordelspanners of
airbags worden aangeduid door
aanhoudend branden van v.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners 3 58.
Airbagsysteem 3 61.
Airbag-deactivering
V brandt geel.
Airbag voorpassagier is geactiveerd.
* brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd.
Airbag deactiveren 3 66.
Laadsysteem p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Storingsindicatielampje
Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van de ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Storing in de uitlaatgasreiniging. De
toelaatbare emissiewaarden worden
mogelijk overschreden.
Page 118 of 327
116Instrumenten en bedieningsorganenHet voorverwarmen van de dieselmo‐tor is geactiveerd. Wordt alleen bij
lage buitentemperaturen ingescha‐
keld. Start de motor wanneer het controlelampje dooft.
AdBlue Y knippert geel.
Het AdBlue-peil is te laag. Vul AdBlue
spoedig bij om te voorkomen dat de
motor niet start.
AdBlue 3 176.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
w brandt of knippert geel.
Brandt Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.Knippert
Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor (bijv.
reservewiel). Na 60 tot 90 seconden
brandt de controlelamp continu. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Motoroliedruk
I brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk
onderbroken. Dit kan aanleiding
geven tot motorschade en/of tot
het blokkeren van de aandrijfwie‐ len.
1. Koppelingspedaal bedienen.
2. Neutraalstand selecteren.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij
andere weggebruikers te hinde‐
ren.
4. Contact uitschakelen.9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder.
Tijdens een Autostop werkt de
rembekrachtigingseenheid nog altijd.
De sleutel niet uitnemen voordat
de auto helemaal stilstaat, omdat
het stuurslot anders plotseling kan worden geactiveerd.
Laat de auto met de motor uitgescha‐
keld naar een werkplaats slepen
3 240.
Te laag brandstofpeil Y brandt of knippert geel.
Brandt Peil in brandstoftank is te laag.