OPEL CASCADA 2018.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2018.5, Model line: CASCADA, Model: OPEL CASCADA 2018.5Pages: 275, PDF Size: 7.94 MB
Page 131 of 275

Klimaatregeling129KlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............129
Verwarmings- en ventilatiesysteem ....................129
Airconditioning ......................... 130
Elektronisch klimaatregelsysteem ............... 132
Hulpverwarming ......................136
Luchtroosters ............................. 137
Verstelbare luchtroosters ........137
Vaste luchtroosters ..................137
Onderhoud ................................. 138
Luchtinlaat ............................... 138
Pollenfilter ................................ 138
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 138
Service .................................... 138Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur
● luchtverdeling
● luchtdebiet
● ontwasemen en ontdooien
Achterruitverwarming Ü 3 35.
Temperatuur
rood:warmblauw:koudDe verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtverdelings:naar de voorruit en de voorste
zijruitenM:naar hoofdhoogte via de verstel‐
bare luchtroostersK:naar de voetenruimte en voorruit
Alle combinaties zijn mogelijk.
Luchtdebiet Ventilatorsnelheid instellen door de
ventilatorknop in de gewenste stand
te zetten.
Page 132 of 275

130KlimaatregelingOntwasemen en ontdooien
●V indrukken: aanjager schakelt
automatisch over op hogere snel‐
heid, de luchtstroom wordt op de voorruit gericht.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Airconditioning
Naast het verwarmings- en ventilatie‐systeem kunnen de volgende functiesvia het airconditioningssysteem
worden geregeld:
n:koeling4:luchtrecirculatie
Verwarmde stoelen ß 3 55,
Verwarmd stuurwiel * 3 79.
Koeling n
Druk op n om naar koeling om te
schakelen. De LED in de knop brandt
om activering aan te geven. Koeling
werkt alleen bij een draaiende motor
en ingeschakelde aanjager van de
klimaatregeling.
Druk opnieuw op n om koeling uit te
schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht van zodra de
buitentemperatuur iets boven het
vriespunt ligt. Er kan zich dan
condens vormen en onder de auto op
de grond druppelen.
Page 133 of 275

Klimaatregeling131Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Geactiveerde koeling kan een Auto‐
stop verhinderen.
Stop-startsysteem 3 142.
Luchtrecirculatiesysteem 4
Luchtrecirculatiemodus met
4
inschakelen. De LED in de knop brandt om activering aan te geven.
Luchtrecirculatiemodus weer met
4 uitschakelen.
9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
binnenuit kunnen aandampen. De kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant beslaan wanneer er
koude lucht tegenaan stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
s uitzetten.
Maximale koeling
Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
● Koeling n inschakelen.
● Luchtrecirculatiesysteem 4
aan.
● Luchtverdeelschakelaar M
indrukken.
● Draaiknop voor temperatuur in laagste stand zetten.
● Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
● Alle ventilatieopeningen openen.
Page 134 of 275

132KlimaatregelingRuiten ontwasemen en
ontdooien V
●
V indrukken; aanjager schakelt
automatisch over op hogere snel‐
heid, de luchtstroom wordt op de voorruit gericht.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Let op
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop
verhinderd totdat er opnieuw op V
wordt gedrukt.
Als s wordt ingedrukt terwijl de
aanjager ingeschakeld is en de
motor loopt, wordt een Autostop verhinderd totdat er opnieuw op s
wordt gedrukt of totdat de aanjager
uitgeschakeld wordt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Als s wordt ingedrukt terwijl de
aanjager ingeschakeld is en de
motor in een Autostop is, zal de motor automatisch herstarten.
Stop-startsysteem 3 142.
Elektronisch
klimaatregelsysteem
Dankzij de twee zones van de
klimaatregeling kunt u de tempera‐
tuur aan de bestuurders- en passa‐
gierskant voorin afzonderlijk regelen.In de automatische modus worden
temperatuur, luchtdebiet en luchtver‐
deling automatisch geregeld.
Bedieningsorganen voor:
● temperatuur bestuurderskant
● luchtverdeling
● luchtdebiet
● temperatuur passagierskant voorin
n:koelingAUTO:automatische modus4:handmatig bediende lucht‐
recirculatieV:ontwasemen en ontdooien
Page 135 of 275

Klimaatregeling133Achterruitverwarming Ü 3 35, Stoel‐
verwarming ß 3 55, Geventileerde
stoelen 3 55, Verwarmd stuurwiel *
3 79.
Instellingen van de klimaatregeling
worden weergegeven op het Graphic- Info-Display, of afhankelijk van deversie, op het Colour-Info-Display.
Wijzigingen in instellingen verschij‐
nen kort op beide displays, bovenop
het op dat moment weergegeven
menu.
De elektronische klimaatregeling
(ECC) werkt alleen optimaal bij een
draaiende motor.
Automatische modus AUTO
Basisinstelling voor maximaal
comfort:
● Druk op AUTO; de luchtverdeling
en ventilatorsnelheid worden
automatisch geregeld.
● Open alle luchtroosters voor opti‐
male luchtverdeling in de auto‐
matische modus.
● Druk op n voor het inschakelen
van optimale koeling en ontwa‐
seming. De LED in de knop
brandt om activering aan te
geven.
● Stel de voorkeurstemperaturen voor de bestuurders- en passa‐
gierskant voorin in met de draai‐
knoppen links en rechts. De
aanbevolen temperatuur is
22 °C.
Bij het openen van de softtop past de
klimaatregeling de automatische
modus aan het gewijzigde klimaat in
de omgeving aan.
U kunt de snelheidsregeling van de
aanjager in de automatische modus
veranderen in het menu Instellingen.
Persoonlijke instellingen 3 105.
Temperatuur selecteren
Stel de temperaturen in op de gewen‐ ste waarde.
Page 136 of 275

134Klimaatregeling
Als de minimumtemperatuur Lo is
ingesteld, levert de klimaatregeling
maximale koeling, als de koeling n
wordt ingeschakeld.
Wanneer u de maximumtemperatuur
Hi instelt, zorgt het klimaatregelsys‐
teem voor een maximale verwarming.
Let op
Als n wordt ingeschakeld, kan door
het verlagen van de ingestelde
temperatuur de motor vanuit een
Autostop opnieuw worden gestart of
een Autostop worden belemmerd.
Stop-startsysteem 3 142.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien V
●
Druk op V. De LED in de knop
brandt om activering aan te geven.
● Temperatuur en luchtverdeling worden automatisch ingesteld,
de aanjager draait met een hoge
snelheid.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Om terug te gaan naar de vorige modus: V indrukken. Om naar
de automatische modus terug te
gaan: AUTO indrukken.
U kunt de instelling van de automati‐
sche achterruitverwarming wijzigen in het menu Instellingen op het
Info-display . Persoonlijke instellingen
3 105.
Let op
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop
verhinderd totdat er opnieuw op V
wordt gedrukt.
Als s wordt ingedrukt terwijl de
aanjager ingeschakeld is en de
motor loopt, wordt een Autostop verhinderd totdat er opnieuw op s
wordt gedrukt of totdat de aanjager
uitgeschakeld wordt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Als s wordt ingedrukt terwijl de
aanjager ingeschakeld is en de
motor in een Autostop is, zal de motor automatisch herstarten.
Stop-startsysteem 3 142.
Page 137 of 275

Klimaatregeling135Handmatige instellingenU kunt de instellingen van het klimaat‐
regelsysteem als volgt met de toetsen
en draaiknoppen veranderen.
Wanneer u een instelling wijzigt,
wordt de automatische modus
gedeactiveerd.
Luchtdebiet Z
Druk op de onderste knop om de
ventilatorsnelheid te verlagen of op de bovenste knop om deze te verho‐
gen, zoals afgebeeld in de illustratie.
U herkent de aanjagersnelheid aan
het aantal segmenten op het display.
Wanneer u de onderste toets langer
indrukt: de aanjager en koeling
worden uitgeschakeld.
Wanneer u de bovenste toets langer
indrukt: de aanjager draait met de
maximumsnelheid.
Automatische modus opnieuw
inschakelen: AUTO indrukken.
Luchtverdeling s, M , K
Druk op de betreffende knop voor de
gewenste afstelling. De activering
wordt aangeduid doordat de LED in
de toets brandt.
s:naar de voorruit en de voorpor‐
tierruiten (de airco werkt op de
achtergrond om te voorkomen
dat de ruiten beslaan)M:naar hoofdhoogte via de verstel‐ bare luchtroostersK:naar de voetenruimte en voorruit
Alle combinaties zijn mogelijk.
Automatische modus opnieuw
inschakelen: AUTO indrukken.
Koeling n
Druk op n om naar koeling om te
schakelen. De LED in de knop brandt
om activering aan te geven. Koeling
Page 138 of 275

136Klimaatregelingwerkt alleen bij een draaiende motor
en ingeschakelde aanjager van de
klimaatregeling.
Druk opnieuw op n om koeling uit te
schakelen.
Het airconditioningssysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht vanaf
een bepaalde buitentemperatuur. Er
kan zich dan condens vormen en
onder de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Wanneer het koelsysteem wordt
uitgeschakeld, vereist de klimaatre‐
geling niet dat de motor wordt herstart tijdens een Autostop. Uitzondering:
ruitontdooiing werkt en buitentempe‐
ratuur boven 0 °C.
Stop-startsysteem 3 142.
Op het display verschijnt ACON
wanneer de koeling aanstaat of
ACOFF wanneer de koeling uitstaat.
U kunt de koelwerking na het starten van de motor in- of uitschakelen in het
menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 105.Luchtrecirculatiemodus 4
Luchtrecirculatiemodus met 4
inschakelen. De LED in de knop brandt om activering aan te geven.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op 4 te drukken.
9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
binnenuit kunnen aandampen. De kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant beslaan wanneer er
koude lucht tegenaan stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
s uitzetten.
Basisinstellingen U kunt instellingen wijzigen in het
menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 105.
Hulpverwarming
Luchtverwarming Quickheat is een elektrische hulpver‐
warming die automatisch aanslaat
om de lucht in de passagiersruimte
sneller op te warmen.
Page 139 of 275

Klimaatregeling137Luchtroosters
Verstelbare luchtroosters
Wanneer de koeling ingeschakeld is moet er minimaal een luchtroosteropenstaan.
Open het luchtrooster door het stel‐
wiel naar het grotere symbool W te
draaien. Stel de hoeveelheid lucht bij de roosteruitlaat met het stelwiel af.
Door de roosters te kantelen en te
draaien de richting van de luchttoe‐
voer instellen.
Sluit het luchtrooster door het stelwiel naar het kleinere symbool W te
draaien.
9 Waarschuwing
Geen voorwerpen bevestigen aan
de roosters van de ventilatieope‐
ningen. Kans op schade en letsel
in geval van een ongeluk.
Vaste luchtroosters
Er bevinden zich bovendien nog
ventilatieopeningen onder de voorruit
en de zijruiten, alsook in de voeten‐ ruimte.
Page 140 of 275

138KlimaatregelingOnderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat naar de motorruimte
onder aan de voorkant van de voorruit
moet voor voldoende luchttoevoer
vrijgehouden worden. Bladeren, vuil
of sneeuw verwijderen.
Pollenfilter Het microfilter ontdoet de binnenko‐
mende buitenlucht van stof, roet,
stuifmeel en sporen.
Airconditioning regelmatig
aanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling
eenmaal per maand, ongeacht de
weersgesteldheid of het seizoen,
enkele minuten worden ingescha‐
keld. Bij te lage buitentemperaturen kan de koeling niet worden ingescha‐
keld.
Service Om de koeling optimaal te laten
werken, is het raadzaam het klimaat‐
regelsysteem jaarlijks te laten contro‐ leren, te beginnen drie jaar na afleve‐ ring van de nieuwe auto, te weten:
● functie- en druktest
● werking van de verwarming
● lektest
● controle van de aandrijfriemen
● afvoer van condensor en verdamper reinigen
● prestatietestLet op
Koelmiddel R-134a bevat gefluori‐
deerde broeikasgassen.