OPEL COMBO 2015 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015, Model line: COMBO, Model: OPEL COMBO 2015Pages: 185, PDF Size: 4.3 MB
Page 141 of 185

Verzorging van de auto139Achterlichten
1. Draai de drie borgschroeven los.
2. Demonteer de lichtbehuizing van de auto.
3. Ontkoppel de stekker van de lamphouder.
4. De vier borgschroeven met een schroevendraaier losdraaien.
Draai de lamphouder voor het
achteruitrijlicht linksom eruit en
vervang de gloeilamp.
5. Demonteer de lamphouder en de afdichting van de lichtbehuizing.
6. Gloeilamp iets in lamphouder du‐ wen, linksom draaien, verwijderen
en nieuwe gloeilamp plaatsen.Remlicht ( 1)
Richtingaanwijzer ( 2)
Achterlicht ( 3)
Achterlicht/mistlamp ( 4)
7. Breng de afdichting goed op de lamphouder aan. Breng de lamp‐
houder goed in de lichtbehuizing
aan. De vier borgschroeven met
een schroevendraaier vast‐
draaien.
8. Breng de lamphouder voor het achteruitrijlicht aan en draai dezerechtsom vast.
9. Sluit de stekker aan.
Page 142 of 185

140Verzorging van de auto
10.Steek de lichtbehuizing goed in de
carrosserie. Draai de drie borg‐
schroeven vast.
11. Schakel de ontsteking in en kijk of
alle lampen werken.
Zijrichtingaanwijzers
Gloeilampen door een werkplaats la‐
ten vervangen.
Derde remlicht Gloeilampen door een werkplaats la‐
ten vervangen.Kentekenverlichting
Achterklep
1. Steek de schroevendraaier zoals aangegeven door de pijlen erin,
druk deze opzij en maak het lamp‐
huis los.
2. Draai de lamphouder linksom uit het lamphuis. Trek de gloeilamp
eruit.
3. Vervang de gloeilamp.
4. Lamphouder in lamphuis plaatsen
en rechtsom draaien.
5. Breng het lamphuis aan en laat het goed vastklikken.
Page 143 of 185

Verzorging van de auto141
Achterdeuren
1. Steek de schroevendraaier zoalsaangegeven door de pijlen erin,
druk deze naar links en maak het
lamphuis los.
2. Gloeilamp voorzichtig in de rich‐ ting van de veerklem drukken en
verwijderen.
3. Vervang de gloeilamp.
4. Breng het lamphuis aan en laat het goed vastklikken.
Binnenverlichting
Voorste en achterste interieurverlichting
1. Lens verwijderen met een platte schroevendraaier.
2. Open de afdekking achter.
3. Lamp vervangen.
4. Sluit de afdekking achter.
5. Lampglas weer aanbrengen.
Interieurverlichting voorin, leeslampjes
1. Lens verwijderen met een platte schroevendraaier.
2. Open de afdekking achter.
3. Lampen vervangen.
4. Sluit de afdekking achter.
5. Lampglas weer aanbrengen.
Page 144 of 185

142Verzorging van de auto
Demonteerbare
interieurverlichting achter
1. Druk op de knop bovenaan het lamphuis compleet om het los te
maken.
2. Wrik het lamphuis bij de aange‐ geven punten los.
3. Vervang de gloeilamp en laat deze goed vastklikken.
4. Lamphuis terugplaatsen.
Instrumentenverlichting
Gloeilampen door een werkplaats la‐
ten vervangen.
Elektrisch systeem
Zekeringen Controleren of het opschrift op de ver‐ vangende zekering overeenkomt met
dat op de defecte zekering.
Er zitten twee zekeringendozen in de
auto:
■ rechts in de motorruimte, naast de accu
■ achter een kap onder op het instru‐
mentenbord, aan bestuurderszijde
Alvorens een zekering te vervangen,
de desbetreffende schakelaar en de
ontsteking uitschakelen.
Een defecte zekering is te herkennen aan de doorgebrande smeltdraad.
Zekering pas vervangen wanneer de oorzaak van de storing verholpen is.
Sommige functies worden door meer‐ dere zekeringen beveiligd.
Er kunnen zekeringen aanwezig zijn
die geen functie hebben.
Page 145 of 185

Verzorging van de auto143
Let op
Het is mogelijk dat niet alle beschre‐
ven zekeringenkasten op uw auto
aanwezig zijn.
Raadpleeg bij een controle van de
zekeringenkast de bijbehorende sticker.
Zekeringtrekker
Trek zekeringen met een zekering‐ trekker los.
Zekeringtrekker van bovenaf of van
opzij op zekering steken en zekering
lostrekken.
Page 146 of 185

144Verzorging van de autoZekeringenkast in
motorruimte
De zekeringhouder bevindt zich
rechts in de motorruimte, naast de accu.
Draai de twee schroeven (zie illustra‐
tie) los om de beschermkap te verwij‐ deren en voor toegang tot de zeke‐
ringen
Nr.StroomkringF09AchterdeurschakelaarF10ClaxonF14GrootlichtF15PTCI-verwarmingF19AirconditioningF20Verwarmbare achterruitF21BrandstofpompF30MistlampenF84CNG-systeemF85StekkerdozenF86Aansteker, verwarmde stoelenF87Stop/Start-systeemF88Spiegelverwarming
Breng het deksel van de zekeringen‐
kast na het vervangen van doorge‐
brande zekeringen weer aan.
Wanneer u het deksel van het zeke‐
ringenkastje niet goed sluit, kan een
storing optreden.
Page 147 of 185

Verzorging van de auto145Zekeringenkast
instrumentenpaneel
De zekeringhouder bevindt zich ach‐
ter een kap onder op het instrumen‐
tenbord, aan bestuurderszijde.
Nr.StroomkringF12Dimlicht rechtsF13Koplampverstelling, dimlicht
linksF31Relais in zekeringenkast, relais
carrosserieregelmoduleF32InstapverlichtingF36Diagnosestekker, klimaatrege‐
ling, InfotainmentsysteemF37Instrumentenbord, remsysteemF38Centrale vergrendelingF43Wis-/wasinstallatie voorF47Elektrische ruitbedieningF48Elektrische ruitbedieningF49Buitenspiegels, Infotainment‐
systeem, parkeerhulpF51Infotainmentsysteem, remsys‐
teem, koppelingF53InstrumentenpaneelF94Stekkerdoos bagageruimteF95Aansteker, 12 V-aansluitingF96Aansteker, 12 V-aansluiting
Page 148 of 185

146Verzorging van de auto
Nr.StroomkringF97Verwarmde voorstoelF98Verwarmde voorstoelBoordgereedschap
Gereedschap Bestelwagen
Het gereedschap en de boordkrik lig‐gen in het opbergvak achter de voor‐
stoel. Trek aan de hendel voor en
schuif de stoel naar voren voor toe‐
gang tot 3 34.
Combi, Combo Tour
Het gereedschap en de krik liggen in
de bagageruimte achter een paneel
rechts.
Wiel verwisselen 3 154.
Reservewiel 3 155.
Page 149 of 185

Verzorging van de auto147Velgen en banden
Conditie van banden en velgen
Zo langzaam mogelijk en onder een
rechte hoek over obstakels. Het rijden over scherpe randen kan schade aan
banden en velgen tot gevolg hebben. Banden niet tegen de stoeprand
klemmen.
De wielen regelmatig op beschadi‐
ging controleren. Bij beschadigingen
of abnormale slijtage de hulp van een werkplaats inroepen.
Winterbanden
Winterbanden verhogen de veiligheid
bij temperaturen onder 7 °C en moe‐
ten daarom op alle wielen worden ge‐ monteerd.
Bandenmaten 185/65 R15,
195/65 R15 en 195/60 R16 C zijn toe‐
gestaan als winterbanden.
De sticker met de maximumsnelheid
in overeenstemming met de geldende wetgeving in uw land in het gezichts‐
veld van de bestuurder aanbrengen.Aanduidingen op banden
Bijv. 215/60 R 16 95 H215=Bandbreedte in mm60=Hoogte-breedteverhouding
(bandhoogte t.o.v. band‐
breedte) in %R=Type koordlagen: RadiaalRF=Type: RunFlatC=Cargo (bedrijfswagen)16=Velgdiameter in inches95=Kengetal voor draagvermo‐
gen, 95 komt bijv. overeen met
690 kgH=Kenletter voor snelheid
Kenletter voor snelheid:
Q=maximaal 160 km/uS=maximaal 180 km/uT=maximaal 190 km/uH=maximaal 210 km/uV=maximaal 240 km/uW=maximaal 270 km/uDraairichtingsgebonden
banden
Draairichtingsgebonden banden zo
monteren dat ze in de rijrichting afrol‐ len. De draairichting is herkenbaar
aan een symbool ( bijv. een pijl) op de
zijwand van de band.
Bandenspanning
De bandenspanning minstens om de 14 dagen en vóór elke lange rit bij
koude banden controleren. Het reser‐
vewiel niet vergeten.
Draai het ventieldopje los.
Bandenspanning 3 175.
De voorgeschreven bandenspanning geldt bij koude banden. De waarde
geldt voor zowel zomer- als winter‐
banden.
Reservewiel altijd oppompen tot de
bandenspanning bij maximale bela‐
ding.
Page 150 of 185

148Verzorging van de auto
Een onjuiste bandenspanning beïn‐
vloedt de veiligheid, het weggedrag,
het rijcomfort en het brandstofver‐
bruik negatief en verhoogt de ban‐
denslijtage.
De bandenspanningswaarden ver‐
schillen afhankelijk van de diverse
opties. Ga voor de juiste banden‐
spanningswaarde als volgt te werk:
1. Bepaal de code van de motor-ID. Motorgegevens 3 169.
2. Bepaal de betreffende band.
De bandenspanningswaardetabellen
vermelden alle mogelijke banden‐
combinaties 3 175.
Voor de voor uw auto goedgekeurde
banden kunt u de EEG-conformiteits‐ verklaring die bij uw auto is geleverd,
of andere landelijke registratiedocu‐
menten raadplegen.
De bestuurder is verantwoordelijk
voor het juist instellen van de ban‐
denspanningswaarden.9 Waarschuwing
Een te lage bandenspanning kan
aanleiding geven tot oververhitting van de banden en interne bescha‐
digingen, wat bij hoge snelheden
loslatende loopvlakken en zelfs
klapbanden kan veroorzaken.
Bandenspanningscontro‐
lesysteem Het bandenspanningscontrolesys‐
teem (TPMS) gebruikt radiografische
en sensortechnologie ter controle van
de bandenspanningswaarden.
Voorzichtig
Het bandenspanningscontrole‐
systeem waarschuwt alleen bij
een te lage bandenspanning en
treedt niet in de plaats van regulier onderhoud van de banden door de
bestuurder.
De sensoren van het TPMS controle‐ ren de spanningswaarden van de
banden en verzenden de meetwaar‐ den naar een ontvanger in de auto.
Alle wielen moeten zijn voorzien van
een spanningssensor en de banden
moeten de voorgeschreven banden‐
spanning hebben.
Overzicht bandenspanningswaarden
3 175.
Let op
In landen waar het bandenspan‐ ningscontrolesysteem wettelijk ver‐
eist is, wordt de typegoedkeuring
van het voertuig bij het gebruik van
wielen zonder druksensoren nietig.