OPEL COMBO 2015 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015, Model line: COMBO, Model: OPEL COMBO 2015Pages: 185, PDF Size: 4.3 MB
Page 11 of 185

Kort en bondig9
Buitenspiegels
Hendel in de gewenste richting kan‐
telen.
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren door de knop naar links _ of
rechts 6 te draaien. Beweeg daarna
de knop om de spiegel te verstellen.
In de stand o is geen enkele spiegel
geselecteerd.
Bolle buitenspiegels 3 27, elektri‐
sche verstelling 3 27, inklapbare
buitenspiegels 3 28, verwarmde
buitenspiegels 3 28.
Stuurwiel instellen
Hendel ontgrendelen, stuurwiel ver‐
stellen, hendel vastklikken en ver‐
grendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 41, contactslot‐
standen 3 105.
Page 12 of 185

10Kort en bondigOverzicht instrumentenpaneel
Page 13 of 185

Kort en bondig11
1Vaste ventilatieopeningen ...103
2 Zijdelingse luchtroosters .....102
3 Lichtschakelaar ....................92
Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht .............................. 94
4 Instrumenten ........................ 69
Driver Information Centre ...... 82
5 Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voorruit,
wis-/wasinstallatie
achterruit .............................. 64
Dagteller terugzetten ............69
6 Middelste luchtroosters ......102
7 Documenthouder, zak
voor persoonlijk
navigatietoestel ....................54
8 Koplampverstelling ............... 93
Bedieningsorganen Driver
Information Center ...............82
Tripcomputer ......................... 89
Instrumentenverlichting .........95
Alarmknipperlichten ..............93Mistlampen ........................... 94
Mistachterlicht ......................94
Verwarmbare achterruit ........31
Verwarmbare
buitenspiegels ....................... 28
9 Passagiersairbag .................45
10 Handschoenenkastje ...........55
11 Verwarming en ventilatie ......98
Elektronische
klimaatregeling (ECC) .........100
12 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................111
Geautomatiseerde
versnellingsbak ...................112
13 Contactslot met stuurslot ...105
14 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 63
15 Claxon .................................. 64
Bestuurdersairbag ...............45
16 Stuurwiel instellen ................63
17 Cruisecontrol ...................... 11918Zekeringenkast ...................145
19 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 131
Page 14 of 185

12Kort en bondigRijverlichting
Lichtschakelaar draaien:
§=uit / dagrijlicht9=zijmarkeringslichten / koplam‐
pen
Verlichting 3 92, Dagrijlicht 3 93.
Mistlampen
Druk op de lichtschakelaar:
>=mistlampenr=mistachterlichtLichtsignaal, grootlicht en
dimlichtlichtsignaal=hendel naar u toe
trekkengrootlicht=hendel van u af
duwendimlicht=hendel naar u toe
trekken
Grootlicht 3 92, lichtsignaal 3 92.
Page 15 of 185

Kort en bondig13
Richtingaanwijzershendel omhoog=rechter richting‐
aanwijzerhendel omlaag=linker richtingaan‐
wijzer
Richtingaanwijzers 3 94.
Alarmknipperlichten
Bediening met toets ¨.
Alarmknipperlichten 3 93.
Claxon
j indrukken.
Page 16 of 185

14Kort en bondigWis-/wasinstallatieVoorruitwissers
Hendel draaien:
§=uitÇ=intervalwissenÈ=langzaamÉ=snel
Hendel omhoog duwen om wissers
één slag te laten maken wanneer de
voorruitwisser uitgeschakeld is.
Voorruitwisser 3 64, wisserblad
vervangen 3 135.
Voorruit- en koplampsproeiers
Hendel naar u toe trekken.
Voorruitsproeiers en koplampsproei‐
ers 3 64, sproeiervloeistof 3 133.
Achterruitwisser en
achterruitsproeier
Aan band draaien om de achterrui‐
tenwisser te activeren.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
Hendel van u af duwen: Er wordt
sproeiervloeistof op de achterruit ge‐ spoten en de ruitenwisser maakt en‐
kele slagen.
Wis-/wasinstallatie achterruit 3 65.
Page 17 of 185

Kort en bondig15Klimaatregeling
Verwarmbare achterruit,
verwarmbare buitenspiegels
Ü -toets indrukken om verwarming in
te schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 31.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien
Airconditioning
Draaiknop voor temperatuur in de
hoogste stand zetten.
Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
Luchtverdeelschakelaar op V zet‐
ten.
Koeling n aan.
Verwarmbare achterruit Ü aan.
Elektronische klimaatregeling (ECC)
Toets Ê indrukken.
Temperatuur en luchtverdeling wor‐
den automatisch ingesteld, de aanja‐
ger draait met een hoge snelheid.
Om de automatische modus opnieuw in te schakelen: toets n of toets
AUTO indrukken,
Klimaatregelsysteem 3 98, Elektro‐
nisch klimaatregelsysteem 3 100.
Page 18 of 185

16Kort en bondigVersnellingsbakHandgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: vanuit stilstand
3 seconden na het intrappen van het
koppelingspedaal de ring op de scha‐
kelpook omhoogtrekken en de ver‐
snelling inschakelen.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan koppeling in de neu‐
trale stand laten opkomen, koppeling
weer intrappen en nogmaals schake‐ len.
Handgeschakelde versnellingsbak3 111.Geautomatiseerde
versnellingsbakN=neutrale stando=rijstand+=hogere versnelling-=lagere versnellingA/M=wisselen tussen automatische
en handgeschakelde modusR=achteruitversnelling (met ver‐
grendeling keuzehendel)
Geautomatiseerde versnellingsbak
3 112.
Page 19 of 185

Kort en bondig17Voordat u wegrijdtVóór het wegrijden controleren ■ Bandenspanning en -staat 3 147,
3 175.
■ Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 131.
■ Ruiten, spiegels, buitenverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil,
sneeuw of ijs en gebruiksklaar.
■ Juiste positie van spiegels, stoelen en veiligheidsgordels 3 27,
3 33, 3 39.
■ Werking van remsysteem bij lage snelheid, vooral bij vochtige rem‐men.Motor starten
■ sleutel naar stand MAR draaien
■ verdraai het stuurwiel een beetje, zodat het stuurslot vrijkomt
■ trap de koppeling en rem in
■ geautomatiseerde versnellingsbak:
rem intrappen, de versnellingsbak
schakelt automatisch naar N (neu‐
traal)
■ bedien het gaspedaal niet
■ dieselmotoren: draai de sleutel naar stand MAR voor het voor‐
gloeien en wacht totdat de contro‐
lelamp ! dooft
■ sleutel kort naar stand AVV draaien
en loslaten
Motor starten 3 105.
Page 20 of 185

18Kort en bondig
Stop/Start-systeem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en aan bepaalde voorwaarden is vol‐ daan, activeer dan een Autostop
zoals hieronder beschreven:
■ Bedien het koppelingspedaal
■ Zet de hendel in de neutraalstand
■ Laat het koppelingspedaal los
Een Autostop wordt aangegeven
wanneer ^ op het Driver Information
Center verschijnt 3 82.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw bedienen.
Stop/Start-systeem 3 107.
Parkeren9 Waarschuwing
■Parkeer de auto niet op een licht
ontvlambaar oppervlak. Door de
hoge temperatuur van het uit‐
laatsysteem kan het oppervlak
ontbranden.
■ Handrem altijd zonder indruk‐ ken van de ontgrendelingsknop
stevig aantrekken. Op een aflo‐
pende of oplopende helling zo
stevig mogelijk. Trap tegelijker‐
tijd de rem in om de bedienings‐ kracht te verminderen.
■ Zet de motor af. Draai de con‐ tactsleutel naar de stand STOP
en trek deze eruit. Stuurwiel ver‐ draaien totdat het stuurslot
merkbaar vergrendelt.
■ Schakel als de auto op een vlakke ondergrond of een oplo‐
pende helling staat de eerste
versnelling in voordat u het con‐ tact uitschakelt. Op een oplo‐
pende helling bovendien de
voorwielen van de stoeprand
wegdraaien.
Schakel als de auto op een af‐
lopende helling staat de achter‐
uitversnelling in voordat u het
contact uitschakelt. Bovendien
de voorwielen naar de stoep‐
rand toedraaien.
■ Sluit de ruiten.
■ Vergrendel de auto met de toets e
op de handzender.
■ Koelventilatoren kunnen ook na het
afzetten van de motor in werking
treden 3 130.
■ Na een rit waarbij met hoge motor‐ toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten lopen
om de turbolader te beschermen.
Sleutels, sloten 3 19, auto een lan‐
gere tijd stilzetten 3 129.