OPEL COMBO 2017 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017, Model line: COMBO, Model: OPEL COMBO 2017Pages: 199, PDF Size: 4.66 MB
Page 31 of 199
Sleutels, portieren en ruiten29Buitenspiegels
Bolle vorm
De bolle buitenspiegel bevat een
asferisch gebied en verkleint de dode hoek. Door de vorm van de spiegel
lijken voorwerpen kleiner dan ze zijn,
waardoor afstanden moeilijker zijn in
te schatten.
Handmatig verstellen
Spiegels instellen door deze in de
gewenste richting te draaien.
De onderste spiegels zijn niet te
verstellen.
Elektrische verstelling
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren door de knop naar links _ of
rechts 6 te draaien. Beweeg daarna
de knop om de spiegel te verstellen.
In de stand o is geen enkele spiegel
geselecteerd.
Inklapbare spiegels
Voor de veiligheid van voetgangers
klappen de buitenspiegels bij aansto‐
ten vanaf een bepaalde kracht weg uit de normale stand. Spiegel dan door
licht op de spiegelbehuizing te druk‐
ken terugduwen.
Parkeerstand U klapt de buitenspiegels in door
zachtjes op de buitenrand van de
behuizing te drukken, bijv. bij een
krappe parkeerplek.
Page 32 of 199
30Sleutels, portieren en ruitenVerwarmde spiegels
Om in te schakelen Ü indrukken.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd
automatisch uitgeschakeld.
Binnenspiegel
Handmatige dimfunctie
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐
gelbehuizing verstellen.
Ruiten
Voorruit Stickers op de voorruit
Breng rondom de binnenspiegel geen
stickers, zoals bijv. tolvignetten of
soortgelijke stickers aan.
Handbediende ruiten De portierruiten zijn met de handslin‐
gers te bedienen.
Elektrisch bediende ruiten9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van de elektrische ruitbediening.
Er bestaat verwondingsgevaar,
met name voor kinderen.
Als er achterin kinderen zitten,
moet u de kinderbeveiliging van
de elektrische ruitbediening
inschakelen.
Page 33 of 199
Sleutels, portieren en ruiten31Ruiten tijdens het sluiten goed in
de gaten houden. Ervoor zorgen
dat niets of niemand bekneld
raakt.
Schakel het contact in om de elek‐ trisch bediende ruiten te bedienen.
Druk de schakelaar van de desbetref‐ fende ruit in om de ruit te openen of
trek aan de schakelaar om de ruit te
sluiten.
Kort induwen of uittrekken: ruit bij
vasthouden van de schakelaar gaat
in stappen omhoog of omlaag.
Toets indrukken of uittrekken en
loslaten: ruit gaat geheel omhoog of
omlaag met geactiveerde beveili‐
gingsfunctie. U stopt de ruit door de
schakelaar nogmaals in dezelfde
richting te bedienen.
Bij losgetrokken contactsleutel of in
de stand 0 kunnen de ruiten na het
openen van een portier ongeveer
2 minuten worden bediend en worden gedeactiveerd.
BeveiligingsfunctieStuit de ruit tijdens het automatisch
sluiten op weerstand, dan stopt het
sluiten onmiddellijk en beweegt de
ruit weer omlaag.
Bij het vijf keer binnen een minuut
activeren van de beveiligingsfunctie wordt deze gedeactiveerd. De ruiten
sluiten alleen in stappen en niet auto‐
matisch.
Activeer de ruitelektronica door de
ruiten te openen. De beveiligings‐
functie werkt weer en de ruiten
werken normaal.Overbelasting
Worden de ruiten in korte tijd meer‐maals bediend, dan wordt de ruitbe‐
diening enige tijd gedeactiveerd.
Elektrisch bediende ruiten
initialiseren
Kunt u de ruiten niet automatisch slui‐ ten (bijv. na het loskoppelen van de
accu), dan moet u de ruitelektronica
als volgt activeren:
1. Portieren sluiten.
2. Ontsteking inschakelen.
3. Trek aan de schakelaar totdat de ruit gesloten is en blijf nog eens
vijf seconden eraan trekken.
4. Deze handeling uitvoeren voor alle ruiten.
Page 34 of 199
32Sleutels, portieren en ruitenKinderbeveiliging voor
achterportierruiten
Druk op , om elektrisch bediende
ruiten achter te deactiveren.
Druk voor het activeren nogmaals
op ,.
Ruiten van de buitenzijde
bedienen
Bij het vergrendelen of ontgrendelen
van de auto kunnen de ruiten van
buiten de auto op afstand worden
bediend.
Centrale vergrendeling 3 23.
Houd Ä ingedrukt om de ruiten te
openen.
Houd e ingedrukt om de ruiten te slui‐
ten.
Laat de toets los om de ruit te stop‐
pen.
Achterste zijruiten
Achterste zijruiten openen
Zet de hendel naar buiten totdat de
ruit geheel open is.
Trek de hendel naar u toe en druk
erop totdat de ruit geheel gesloten is.
Page 35 of 199
Sleutels, portieren en ruiten33Achterruitverwarming
Om in te schakelen Ü indrukken.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd
automatisch uitgeschakeld.
Zonnekleppen Om verblinding te vermijden kunnen
de zonnekleppen worden neerge‐
klapt en opzij worden gedraaid.
Afdekkingen van eventueel in de
zonnekleppen aanwezige make-
upspiegels tijdens het rijden gesloten houden.
Aan de achterkant van de zonneklep
zit een kaartjeshouder.
Page 36 of 199
34Stoelen, veiligheidssystemenStoelen,
veiligheidssysteme
nHoofdsteunen .............................. 34
Voorstoelen .................................. 36
Stoelpositie ................................ 36
Stoelverstelling .......................... 36
Rugleuning neerklappen ...........38
Armsteun ................................... 39
Verwarming ............................... 39
Achterbank ................................... 40
Zitplaatsen tweede zitrij .............40
Zitplaatsen derde zitrij ...............42
Veiligheidsgordels .......................44
Driepuntsgordel ......................... 46
Airbagsysteem ............................. 48
Frontaal airbagsysteem .............51
Zijdelings airbagsysteem ...........52
Airbag deactiveren ....................52
Kinderveiligheidssystemen ..........54
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 56ISOFIX-
kinderveiligheidssystemen ......59
Top-Tether-bevestigingsogen ..59Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun moet op gelijke hoogte zijn als de
bovenzijde van het hoofd. Is dit bij
zeer lange personen niet mogelijk,
dan de hoofdsteun in de hoogste
Page 37 of 199
Stoelen, veiligheidssystemen35stand zetten (bij zeer kleine personen
de hoofdsteun juist in de laagste
stand zetten).
Instellen
Hoofdsteunen voor,
hoogteverstelling
Ontgrendelingsknop indrukken,
hoogte instellen en vastklikken.
Hoofdsteunen achter,
hoogteverstelling
Hoofdsteun omhoog trekken of
ontgrendelingsknoppen indrukken en
hoofdsteun omlaag schuiven.
Verwijderen
Hoofdsteunen achter, verwijderenDruk beide ontgrendelingsknoppen
in, trek de hoofdsteun omhoog en
verwijder deze.
Berg de verwijderde in de bagage‐
ruimte op.
Let op
Goedgekeurde accessoires mogen
alleen bevestigd worden als de stoel
niet wordt gebruikt.
Page 38 of 199
36Stoelen, veiligheidssystemenVoorstoelenStoelpositie9 Waarschuwing
Alleen met een correct ingestelde
stoel rijden.
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden
verstellen, omdat ze ongecontro‐
leerd kunnen bewegen.
9 Waarschuwing
Berg nooit voorwerpen onder de
stoelen op, behalve in het opberg‐
vak onder de passagiersstoel
3 62.
● Met zitvlak zo ver mogelijk tegen
de rugleuning zitten. De afstand
tot de pedalen zo instellen dat de
benen bij het intrappen van de
pedalen licht gebogen zijn. De
passagiersstoel voor zo ver
mogelijk naar achteren schuiven.
● De zithoogte van de stoel zo instellen dat u rondom een goed
zicht hebt en alle instrumenten
goed kunt aflezen. Tussen hoofd
en dakframe moet minstens een
handbreed tussenruimte zitten.
Uw dijen dienen licht op de zitting rusten, zonder druk uit te oefe‐
nen.
● Met schouders zo ver mogelijk tegen de rugleuning zitten. De
hoek van de rugleuning zo instel‐
len dat u het stuurwiel met licht
gebogen armen kunt vastpak‐
ken. Bij het verdraaien van het
stuurwiel, contact blijven houden
tussen schouders en rugleuning.
De rugleuning mag niet te ver achteroverhellen. De aanbevo‐
len hellingshoek bedraagt maxi‐ maal ca. 25°.
● Stel de stoel en het stuur zodanig
op elkaar af dat wanneer uw pols
bovenop het stuur rust, uw arm
volledig is gestrekt en uw schou‐
ders de rugleuning raken.
● Stuurwiel instellen 3 70.
● Hoofdsteun instellen 3 34.
● Hoogte veiligheidsgordel instel‐ len 3 46.
● Lendensteun zo instellen dat deze de natuurlijke vorm van de
wervelkolom ondersteunt.
Stoelverstelling
Rijd alleen met goed vastgeklikte
stoelen en rugleuningen.
Page 39 of 199
Stoelen, veiligheidssystemen37Zitpositie
Aan handgreep trekken, stoel
verschuiven, handgreep loslaten.
Probeer de stoel heen en weer te
bewegen om na te gaan of deze op
zijn plaats zit.
Rugleuning voorstoelen
Aan handwiel draaien. Bij het verstel‐
len de rugleuning niet belasten.
Zithoogte
Pompbeweging van de hendel
omhoog:stoel hogeromlaag:stoel lager
Hendel omhoog trekken en meer of
minder gewicht op stoel zetten om
deze hoger of lager te zetten.
Page 40 of 199
38Stoelen, veiligheidssystemenLendensteun
Lendensteun met draaiknop naar
wens afstellen.
Aan draaiknop draaien voor meer of
minder lendensteun.
Rugleuning neerklappen
Rugleuning passagiersstoel voor
neerklappen
Afhankelijk van de versie kan de
rugleuning van de passagiersstoel
voor in de tafelstand worden neerge‐ klapt.
Schuif de passagiersstoel voor zo ver
mogelijk naar achteren, opdat deze
tijdens het neerklappen het instru‐
mentenbord niet raakt.
Let op
Wanneer de stoel in de hoogste
stand is, de hoofdsteunen 3 34
omlaag duwen alvorens de rugleu‐
ning neer te klappen.
Zorg dat niets belet dat de rugleu‐
ning neerklapt, bijv. zonneklep,
handschoenenkastje.Aan de ontgrendelingshefbomen (1)
trekken, de rugleuning helemaal naar voren klappen en de hefbomen losla‐
ten. Druk dan de rugleuning verder
helemaal vlak.
Trek aan de flap (2) onderaan de
rugleuning en druk daarbij de rugleu‐
ning zo ver mogelijk omlaag.
Bij sommige versies zit er één
ontgrendelingshefboom aan de
binnenkant van de passagiersstoel
voor. Trek aan de ontgrendelingshef‐
boom, klap de rugleuning geheel naar
voren, laat de hefboom los en druk de rugleuning helemaal vlak omlaag. Bij
sommige versies zit er geen flap
onderaan de rugleuning.