display OPEL COMBO D 2017.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017.5, Model line: COMBO D, Model: OPEL COMBO D 2017.5Pages: 203, PDF Size: 4.71 MB
Page 90 of 203

88Instrumenten en bedieningsorganen9Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder. Tijdens een Autostop
werkt de rembekrachtigingseen‐
heid nog altijd.
De contactsleutel niet uitnemen
voordat de auto helemaal stilstaat, omdat het stuurslot anders plotse‐
ling kan worden geactiveerd.
Het oliepeil controleren alvorens de hulp van een werkplaats in te roepen
3 144.
Motorolie verversen
Dieselmotor met
dieselpartikelfilter
I knippert rood.
Brandt na het inschakelen van de ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
De bewaking van de oliekwaliteit laat
u weten wanneer de olie moet worden
ververst. Controlelampje I knippert
ter indicatie dat de motorolie niet lang
meer meegaat en moet worden
ververst.
Afhankelijk van de versie kan er een
bijbehorend waarschuwingsbericht,
bijv. Laat motorolie verversen , op het
Driver Information Center verschijnen
3 90.
Afhankelijk van de rijomstandighe‐
den, kan het aangegeven verver‐
singsinterval van de olie aanzienlijk
variëren.
Afhankelijk van de modelvariant kan I op de volgende manieren knippe‐
ren:
● elke twee uur één minuut, of
● in cycli van drie minuten met I
gedurende tussenpozen van
vijf seconden uit
De waarschuwing verschijnt elke keer bij het starten van de motor totdat de
motorolie wordt ververst en het
service-display wordt teruggezet. De hulp van een werkplaats inroepen.
Service-display 3 78.Motoroliepeil laag
S brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ontsteking enkele seconden.
Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als tijdens de rit gaat
branden, is het motoroliepeil te laag.
Afhankelijk van de versie kan er een
bijbehorend waarschuwingsbericht,
bijv. Motoroliepeil controleren , op het
Driver Information Center verschijnen
3 90.
Het oliepeil controleren alvorens de
hulp van een werkplaats in te roepen 3 144.
Te laag brandstofpeil
$ brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking enkele seconden.
Brandt Peil in brandstoftank is te laag.
Onmiddellijk bijtanken 3 136.
Tank nooit leegrijden.
Page 92 of 203

90Instrumenten en bedieningsorganenGenerieke waarschuwing 9 3 81.
Vervangen van lampen 3 150.
Grootlicht C brandt blauw.
Brandt bij ingeschakeld grootlicht en
bij lichtsignaal 3 99.
Mistlamp > brandt groen.
De voorste mistlampen zijn ingescha‐
keld 3 101.
Mistachterlicht
ø brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld
3 101.
Cruise control
m brandt groen.
Het systeem wordt ingeschakeld.Afhankelijk van de versie kan er ook een bijbehorend bericht, bijv. Cruise
control ingeschakeld , op het Driver
Information Center verschijnen
3 90.
Cruise control 3 131.
Portier open
( brandt rood.
Brandt bij geopende portieren of een
geopende motorkap of achterklep.
Afhankelijk van de versie kan er een
waarschuwingsbericht op het Driver Information Center verschijnen
3 90.
Wanneer de auto gaat rijden, klinkt er ook een geluidssignaal.Informatiedisplays
Driver Information Center Het Driver Information Center zit in de
instrumentengroep tussen de snel‐
heidsmeter en de toerenteller. Er zijn
twee versies leverbaar.
De standaardversie wordt op de
afbeelding hierboven getoond.
Page 93 of 203

Instrumenten en bedieningsorganen91
De multifunctionele versie, met meer
aanpasbare instellingen, wordt op de
afbeelding hierboven getoond.
Sommige weergegeven functies
verschillen tussen onderweg en stil‐
stand van de auto. Sommige opties
zijn alleen onderweg beschikbaar.
Afhankelijk van de versie kunnen de
volgende punten op het display
verschijnen:
● kilometerteller, dagteller 3 76
● klok 3 72
● buitentemperatuur 3 72, 3 97
● koplampverstelling 3 100
● versnellingsbakdisplay 3 122
● lampje Stop/Start-systeem
3 116
● boordinformatie 3 96
● tripcomputer 3 97
Menu's en opties selecteren U selecteert de menu's en opties met
de toetsen op het instrumentenbord.
Druk één keer op SETq voor het
instellingenmenu.
Druk op R of S om door de menuop‐
ties te bladeren en druk nogmaals op
SET q voor een weergegeven menu‐
optie.
Druk op R of S om door de beschik‐
bare instellingen te bladeren of om de weergegeven waarde te verhogen/
verlagen.
Houd R of S ingedrukt om een
waarde snel te verhogen/verlagen
(opnieuw indrukken om op de gewen‐
ste waarde te stoppen).
Druk na het aanbrengen van alle
wijzigingen nogmaals kort op SETq
om wijzigingen te bevestigen en auto‐ matisch terug naar het vorige scherm
van het display te gaan.
Houd eventueel SETq ingedrukt om
terug naar het vorige scherm van het
display te gaan zonder wijzigingen in de huidige menuoptie op te slaan.
Let op
Na een bepaalde tijd wordt het menu
Instellingen automatisch afgesloten.
Alleen wijzigingen die al via SETq
bevestigd zijn, worden opgeslagen.
Page 94 of 203

92Instrumenten en bedieningsorganenOpties menu Instellingen -
standaardversie
Het menu Instellingen bevat de
volgende opties:
● ILLU
● SPEEd
● HOUR
● UNIT
● bUZZ
● BAG P
● DRL
ILLU (helderheid van
interieurverlichting)
Hiermee stelt u bij 's nachts rijden met
dimlicht de helderheid van de interi‐
eurverlichting van de auto in (bijv.
instrumentenbord, display klimaatre‐ geling).
SPEEd (geluidssignaal
maximumsnelheid)
Hiermee activeert of deactiveert u het
geluidssignaal voor de maximum‐
snelheid of wijzigt u de maximumsnel‐heid. Snelheden tussen 30 en
200 km/u kunnen worden opgesla‐ gen.
Na het activeren wordt de bestuurder
bij het overschrijden van de maxi‐
mumsnelheid gewaarschuwd met
een geluidssignaal.
Na het selecteren van deze menu‐
optie activeert of deactiveert u de functie (op Aan of Uit zetten) en
bevestigt u de geselecteerde optie.
Druk op SETq na het activeren
( Aan ) om naar de huidige ingestelde
snelheid te gaan. Pas deze naar
keuze aan en bevestig de nieuwe
waarde.
Geluidssignalen 3 96.
HOUR (klok instellen)
Hiermee stelt u de uren in (waarde
knippert) en bevestigt u de nieuwe waarde. Hiermee stelt u de minuten in (waarde knippert) en bevestigt u de
nieuwe waarde.
Klok 3 72.
UNIT (maateenheid)
Hiermee stelt u de maateenheid op
km of miles in.bUZZ (volume geluidssignalen)
Hiermee stelt u het volume van
geluidssignalen in en bevestigt u de
nieuwe waarde. Er zijn acht niveaus
beschikbaar.
Ook klinkt er elke keer bij het indruk‐
ken van SETq, R of S een geluids‐
signaal.
Geluidssignalen 3 96.
BAG P (frontairbag en sidebag
passagier activeren/deactiveren)
Activeert de frontpassagiersairbags
als er een volwassene op de passa‐
giersstoel voor zit. Deactiveer de
airbags wanneer er een kinderveilig‐
heidssysteem op deze stoel staat.9 Gevaar
Kans op dodelijk letsel voor een
kind in een kinderzitje op de
passagiersstoel met geactiveerde
airbag.
Kans op dodelijk letsel voor een
volwassene op de passagiersstoel met gedeactiveerde airbag.
Page 95 of 203

Instrumenten en bedieningsorganen93Activeer of deactiveer in deze menu‐
optie de airbags ( BAG P Aan of BAG
P Uit ) en bevestig uw keuze; er
verschijnt een bevestigingsbericht op
het display. Selecteer JA (wijzigingen
bevestigen) of Nee (wijzigingen annu‐
leren).
Airbag deactiveren 3 52.
DRL (dagrijlicht)
Activeer het dagrijlicht om bij daglicht beter zichtbaar te zijn (op Aan zetten).
Deactiveren als dit niet nodig is (op
UIT zetten).
Dagrijlicht 3 100.
Opties menu Instellingen - multifunctionele versie
Het menu Instellingen bevat de
volgende opties:
● Verlichting
● Piep snelheid
● Gegev.tripB
● Stel uur in
● Stel dag in
● Zie radio (of Radio-info )
● Autoclose●Meeteenheid (of Maateenheid )
● Taal
● Wrsch. gel. (of
Waarschuwingsvolume )
● Toets. gel (of Toetsvolume )
● Piep gord. (of Zoemer
veiligheidsgordels )
● Service
● Bag passagier (of
Passagiersairbag )
● Daglichten (of Dagrijlicht )
● Sluit Menu
Verlichting (helderheid van
interieurverlichting)
Hiermee stelt u bij 's nachts rijden met
dimlicht de helderheid van de interi‐
eurverlichting van de auto in (bijv.
instrumentenbord, display klimaatre‐ geling).
Afhankelijk van de versie kunt u de
helderheid mogelijk ook wijzigen door R of S in te drukken zonder naar het
menu Instellingen te gaan.Piep snelheid (geluidssignaal
maximumsnelheid)
Hiermee activeert of deactiveert u het
geluidssignaal voor de maximum‐
snelheid of wijzigt u de maximumsnel‐
heid. Snelheden tussen 30 en
200 km/u kunnen worden opgesla‐
gen.
Na het activeren wordt de bestuurder bij het overschrijden van de maxi‐
mumsnelheid gewaarschuwd met
een geluidssignaal.
Na het selecteren van deze menu‐
optie activeert of deactiveert u de functie (op Aan of Uit zetten) en
bevestigt u de geselecteerde optie.
Druk op SETq na het activeren
( Aan ) om naar de huidige ingestelde
snelheid te gaan. Pas deze naar
keuze aan en bevestig de nieuwe
waarde.
Geluidssignalen 3 96.
Gegev.tripB
Hiermee activeert of deactiveert u de
tweede tripcomputer (op Aan of Uit
zetten).
Page 97 of 203

Instrumenten en bedieningsorganen95Geluidssignalen 3 96.
Toets. gel of Toetsvolume
Elke keer bij het indrukken van
SET q, R of S klinkt er een geluids‐
signaal.
Hiermee stelt u het volume van deze
signalen in en bevestigt u de nieuwe
waarde. Er zijn acht niveaus beschik‐
baar.
Geluidssignalen 3 96.
Piep gord. of Zoemer
veiligheidsgordels (geluidssignaal
voor gordelverklikker bestuurders- en/of passagiersstoel opnieuw
activeren)
Deze menuoptie is alleen beschik‐
baar als de gordelverklikker niet actief is.
Na het opnieuw activeren wordt/-en
de bestuurder en/of de passagier
gewaarschuwd met een geluidssig‐
naal als de betreffende veiligheids‐
gordel niet is omgedaan.
Gordelverklikker 3 82.Service (afstand tot volgende
onderhoudsbeurt)
In deze menuoptie ziet u de reste‐
rende afstand tot de volgende onder‐ houdsbeurt (afhankelijk van de versie
beschikbaar).
De afstand tot de volgende onder‐
houdsbeurt wordt ook automatisch
weergegeven wanneer de afstand
2.000 km bereikt en wordt elke
volgende 200 km herhaald.
Service-display 3 78.
Bag passagier of Passagiersairbag
(frontairbag en sidebag passagier
activeren/deactiveren)
Activeert de frontpassagiersairbags
als er een volwassene op de passa‐
giersstoel voor zit. Deactiveer de
airbags wanneer er een kinderveilig‐
heidssysteem op deze stoel staat.9 Gevaar
Kans op dodelijk letsel voor een
kind in een kinderzitje op de
passagiersstoel met geactiveerde
airbag.
Kans op dodelijk letsel voor een
volwassene op de passagiersstoel met gedeactiveerde airbag.
Activeer of deactiveer in deze menu‐optie de airbags ( Bag Pass Aan of
Bag Pass Uit ) en bevestig uw keuze;
er verschijnt een bevestigingsbericht op het display. Selecteer JA (wijzigin‐
gen bevestigen) of Nee (wijzigingen
annuleren).
Airbag deactiveren 3 52.
Daglichten of Dagrijlicht
Activeer het dagrijlicht om bij daglicht beter zichtbaar te zijn (op Aan zetten).
Deactiveren als dit niet nodig is (op
UIT zetten).
Dagrijlicht 3 100.
Sluit Menu
Via deze menuoptie sluit u het menu
Instellingen af.
Page 99 of 203

Instrumenten en bedieningsorganen97Tripcomputer
De boordcomputer geeft informatie
over rijgegevens die voortdurend
geregistreerd en elektronisch
verwerkt worden.
Afhankelijk van de versie kunnen de
volgende functies worden geselec‐
teerd door TRIP op het uiteinde van
de wisserhendel meerdere malen in
te drukken:
Standaardversie ● buitentemperatuur (mits beschik‐
baar)
● actieradius
● afgelegde afstand
● gemiddeld verbruik
● momentaan verbruik
● gemiddelde snelheid
● reistijd (rijtijd)
Multifunctionele versie Twee dagtellers, trip A en trip B,
kunnen worden geselecteerd en
worden apart bijgehouden.
U kunt de informatie van de twee trip‐
computers onafhankelijk van elkaar
resetten, waardoor u de afstanden
van verschillende trips kunt bekijken.
Trip A ● actieradius
● afgelegde afstand
● gemiddeld verbruik
● momentaan verbruik
● gemiddelde snelheid
● reistijd (rijtijd)
Trip B ● afgelegde afstand
● gemiddeld verbruik● gemiddelde snelheid
● reistijd (rijtijd)
Trip B kan worden gedeactiveerd via
het Driver Information Center 3 90.
Informatie boordcomputer
resetten
Reset de tripcomputer door één van
de functies te selecteren en gedu‐
rende enkele seconden TRIP inge‐
drukt te houden.
De volgende informatie op de boord‐
computer wordt gereset:
● gemiddeld verbruik
● afgelegde afstand
● gemiddelde snelheid
● reistijd (rijtijd)
Bij het resetten van de tripcomputer
verschijnt er een bevestigingsbericht
op het display.
Let op
Bij het overschrijden van de maxi‐
mumwaarde van een van de para‐
meters wordt de boordcomputer automatisch teruggezet.
Page 100 of 203

98Instrumenten en bedieningsorganenBuitentemperatuur
De temperatuur buiten de auto wordt
weergegeven (afhankelijk van de
versie).
Buitentemperatuur 3 72, 3 90.
Actieradius
De actieradius wordt berekend op basis van de huidige inhoud van de
brandstoftank en het gemiddelde
verbruik sinds de laatste reset.
Wanneer het bereik minder dan
50 km is, verschijnt _ _ _ _ op het
display.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐ radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
De meting kan op ieder gewenst
moment opnieuw gestart worden.
Let op
Het bereik wordt niet getoond als de auto gedurende langere tijd met
draaiende motor wordt geparkeerd.
Afgelegde afstand
Geeft de afgelegde afstand sinds de
laatste reset aan.De meting kan op ieder gewenst
moment opnieuw gestart worden.
Gemiddeld verbruik Het gemiddelde verbruik wordt
aangegeven op basis van de afge‐
legde afstand en de verbruikte brand‐
stof sinds de laatste reset.
De meting kan op ieder gewenst
moment opnieuw gestart worden.
Momentaan verbruik
Weergave van het actuele brandstof‐ verbruik.
_ _ _ _ verschijnt op het display als de
auto gedurende langere tijd met een
draaiende motor wordt geparkeerd.
Gemiddelde snelheid
Geeft de gemiddelde snelheid sinds
de laatste reset aan.
De meting kan op ieder gewenst
moment opnieuw gestart worden.
Ritonderbrekingen waarbij het
contact wordt uitgeschakeld niet
meegerekend.Reistijd (rijtijd)
De tijd die sinds het tonen van de laat‐
ste reset verstreken is.
De meting kan op ieder gewenst
moment opnieuw gestart worden.
Tripcomputer afsluitenSluit de tripcomputer af door SETq
gedurende meer dan twee seconden
ingedrukt te houden.
Driver Information Center 3 90.
Stroomonderbreking
Als de voeding werd onderbroken of
de accuspanning te laag is gezakt,
zullen de waarden opgeslagen in de
boordcomputer verloren gaan.
Page 104 of 203

102VerlichtingAchteruitrijlichten
De achteruitrijlichten gaan branden
wanneer de ontsteking is ingescha‐
keld en de auto in de achteruitver‐
snelling staat.
Beslagen lampglazen
De binnenkant van de lampenglazen
kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens
verdwijnt na korte tijd vanzelf, om dit
te versnellen de verlichting inschake‐ len.Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
Bij 's nachts rijden met de koplampenaan stelt u de helderheid van de inte‐
rieurverlichting (bijv. instrumenten‐ bord, display klimaatregeling enz.) in
via het menu Instellingen van het
Driver Information Center 3 90.
Stel de helderheid als volgt in:
Standaardversie van Driver
Information Center1. Druk één keer op SETq voor het
instellingenmenu.
2. Blader door de menuopties door R of S in te drukken totdat menu‐
optie VERL op het display
verschijnt.
3. Druk op SETq voor deze menu‐
optie.
4. Druk op R of S om de weergege‐
ven waarde hoger of lager te
zetten.
5. Druk kort op SETq ter bevesti‐
ging van de wijzigingen en om
automatisch naar het vorige
scherm van het display te gaan.
Multifunctionele versie van Driver
Information Center
1. Druk op SETq voor het instellin‐
genmenu.
2. Blader door de menuopties door R of S in te drukken totdat menu‐
optie Verlichting op het display
verschijnt.
3. Druk op SETq voor deze menu‐
optie.
Page 105 of 203

Verlichting1034.Druk op R of S om de weergege‐
ven waarde hoger of lager te
zetten.
5. Druk kort op SETq ter bevesti‐
ging van de wijzigingen en om
automatisch naar het vorige
scherm van het display te gaan.
Afhankelijk van de versie kunt u de
helderheid mogelijk ook wijzigen door
R of S in te drukken zonder naar het
menu Instellingen te gaan.
Driver Information Center 3 90.
Binnenverlichting Afhankelijk van de modelvariant
worden de voorste en achterste inte‐
rieurverlichting bij het in- en uitstap‐
pen vanzelf ingeschakeld en doven
deze met enige vertraging.
Let op
Bij een in zekere mate ernstig onge‐ val gaat de binnenverlichting auto‐matisch branden. Brandstofblok‐
keersysteem 3 96.Voorste interieurverlichting
Schakelaarstand in het midden: auto‐
matische interieurverlichting.
Druk aan een van beide kanten op het
glas voor handmatig bedienen na het sluiten van de portieren.
Interieurverlichting voorin met
leeslampjes
Schakelaarstand in het midden: auto‐
matische interieurverlichting.
Kan na het sluiten van de portieren
apart of samen met de schakelaar
7 worden bediend.
Druk links op rechts op 7 om het
betreffende leeslampje in te schake‐ len.