alarm OPEL COMBO D 2017.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017.5, Model line: COMBO D, Model: OPEL COMBO D 2017.5Pages: 203, PDF Size: 4.71 MB
Page 13 of 203

Kort en bondig111Vaste ventilatieopeningen ...111
2 Zijdelingse luchtroosters .....111
3 Lichtschakelaar ....................99
Grootlicht, dimlicht ................99
Lichtsignaal ........................... 99
Dagrijlicht ............................ 100
Richtingaanwijzers ..............101
4 Instrumenten ......................... 76
Driver Information Centre ...... 90
5 Voorruitwissers/-sproeiers ....71
Achterruitwisser/-sproeier ....71
Koplampsproeier ...................72
Dagteller terugzetten ............76
6 Middelste luchtroosters ......111
7 Documenthouder, zak
voor persoonlijk
navigatietoestel ....................60
8 Koplampverstelling ............100
Bedieningsorganen Driver
Information Center ...............90
Tripcomputer ......................... 97Instrumentenverlichting .......102
Alarmknipperlichten ............100
Mistlampen ......................... 101
Mistachterlicht ....................101
Verwarmbare achterruit ........33
Verwarmbare
buitenspiegels ....................... 30
Klok ....................................... 72
Airbag deactiveren ................52
9 Passagiersairbag .................51
10 Handschoenenkastje ...........61
11 Verwarmings- en recircu‐
latiesysteem ........................ 106
Airconditioning ....................107
Elektronische
klimaatregeling (ECC) .........108
12 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................121
Geautomatiseerde
versnellingsbak ...................122
13 Contactslot met stuurslot ...11414 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 70
15 Claxon .................................. 70
Bestuurdersairbag ...............51
16 Stuurwiel instellen ................70
17 Cruisecontrol ...................... 131
18 Zekeringenkast ...................158
19 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 143
Page 15 of 203

Kort en bondig13Richtingaanwijzershendel omhoog:rechter richting‐
aanwijzerhendel omlaag:linker richtingaan‐
wijzer
Richtingaanwijzers 3 101.
Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨ indrukken.
Alarmknipperlichten 3 100.
Claxon
j indrukken.
Claxon 3 70.
Page 22 of 203

20Sleutels, portieren en ruitenSleutel met uitklapbare
sleutelbaard
Om uit te klappen toets indrukken.
Om in te klappen eerst toets indruk‐
ken.
Car Pass Op de Car Pass staan veiligheids‐
technische autogegevens. Daarom
moet deze goed worden bewaard.
Een eventueel ingeschakelde werk‐
plaats heeft voor het verrichten van
bepaalde werkzaamheden deze
autogegevens nodig.
Handzender
Wordt gebruikt voor:
● centrale vergrendeling 3 23
● vergrendelingssysteem 3 28
● elektrisch bediende ruiten 3 31
De afstandsbediening heeft een
bereik van maximaal 5 meter. Dit kan
beperkt worden door invloeden van
buitenaf. Brandende alarmknipper‐
lichten dienen als bevestiging.
Afstandsbediening met zorg behan‐
delen, vochtvrij houden, beschermen
tegen hoge temperaturen en onnodig
gebruik vermijden.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met de handzender kan worden vergren‐
deld of ontgrendeld, kan dit het
gevolg zijn van het volgende:
● Storing in afstandsbediening.
● Het bereik wordt overschreden.
● De accuspanning is te laag.
● Herhaald, opeenvolgend gebruik van de afstandsbediening buiten
het bereik.
● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de afstandsbediening, waar‐
door de stroomvoorziening voor korte tijd wordt onderbroken.
● Storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen.
Ontgrendelen 3 23.
Batterij van de handzender
vervangen
Zodra de reikwijdte afneemt, de
batterij meteen vervangen.
Page 84 of 203

82Instrumenten en bedieningsorganen9 brandt bij het activeren van de
brandstofschakelaar ook. De hulp
van een werkplaats inroepen.
Brandstofblokkeersysteem 3 96,
Motor afzetten 3 115.
Afhankelijk van de versie kan er een
bijbehorend waarschuwingsbericht
op het Driver Information Center
verschijnen 3 90.
Richtingaanwijzer
2 of 3 knippert groen.
Knippert
Een richtingaanwijzer of de alarm‐
knipperlichten zijn geactiveerd.
Snel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering defect, rich‐
tingaanwijzer aanhanger defect.
Gloeilamp vervangen 3 150, zeke‐
ringen 3 156.
Richtingaanwijzers 3 101.Gordelverklikker
Gordelverklikker voor de
voorstoelen
X voor de stoel van de bestuurder
en/of de voorpassagier gaat branden
of knippert rood.
Brandt
Na het inschakelen van het contact brandt controlelamp X kort als de
veiligheidsgordel van de bestuurder
en/of de veiligheidsgordel van de passagier niet is/zijn omgedaan. Ook
klinkt er gedurende enkele seconden
een geluidssignaal.
Knippert
Onderweg knippert X en klinkt er
gedurende 90 seconden een geluids‐
signaal totdat de veiligheidsgordels
voor zijn omgedaan.
Driepuntsveiligheidsgordels 3 46.9 Waarschuwing
Veiligheidsgordel vóór elke rit
omdoen.
Inzittenden die geen gebruik
maken van de veiligheidsgordel
brengen bij eventuele aanrijdin‐
gen medepassagiers en zichzelf in gevaar.
Let op
Het volume van het geluidssignaal kan ook via het Driver Information
Center worden aangepast 3 90.
Airbag en gordelspanners
v brandt rood.
Bij het inschakelen van het contact
brandt het controlelampje circa
vier seconden.
Brandt deze niet, dooft deze niet na
vier seconden of licht deze tijdens het rijden op, dan is er een storing in het
airbagsysteem. De hulp van een
werkplaats inroepen. De airbags en
gordelspanners gaan mogelijkerwijs
niet af tijdens een ongeval.
Page 101 of 203

Verlichting99VerlichtingRijverlichting................................ 99
Lichtschakelaar ......................... 99
Grootlicht ................................... 99
Lichtsignaal ............................... 99
Koplampverstelling ..................100
Koplampinstelling in het buitenland ............................... 100
Dagrijlicht ................................. 100
Alarmknipperlichten .................100
Richtingaanwijzers ..................101
Mistlampen voor ......................101
Mistachterlicht ......................... 101
Achteruitrijlichten .....................102
Beslagen lampglazen ..............102
Binnenverlichting .......................102
Regelbare instrumentenverlichting .........102
Bagageruimteverlichting ..........104
Verlichtingsfuncties ....................105
Uitstapverlichting .....................105
Ontlaadbeveiliging accu ..........105Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
§:uit / dagrijlicht9:zijmarkeringslichten / koplam‐
pen
Controlelamp 8 3 89.
Achterlichten De achterlichten branden samen met
het dim-/grootlicht en de zijmarke‐
ringslichten.
Grootlicht
Om van dimlicht naar grootlicht om te
schakelen, duwt u tegen de hendel.
Aan de hendel trekken om het
dimlicht in te schakelen.
Trek afhankelijk van de versie de
hendel naar het stuurwiel om te scha‐ kelen tussen groot- en dimlicht.
Lichtsignaal
Lichtsignaal activeren door de hendel naar u toe te trekken.
Page 102 of 203

100VerlichtingKoplampverstellingHandmatige koplampverstelling
Bereik van de koplampen aanpassenaan de belading om verblinding van
medeweggebruikers te voorkomen:
Druk op À of Á totdat de gewenste
instelling op het Driver Information
Center verschijnt 3 90.
0:zitplaatsen voorin bezet1:alle zitplaatsen bezet2:alle zitplaatsen bezet en bagage
in de bagageruimte3:bestuurdersstoel bezet en
bagage in de bagageruimteKoplampinstelling in het
buitenland
Het asymmetrische dimlicht biedt
meer zicht op de rand van de weg aan de passagierskant.
Stel bij het rijden in landen met links‐
rijdend verkeer de koplampen bij om
tegenliggers niet te verblinden.
Koplampen door een werkplaats
laten bijstellen.
Dagrijlicht
Dagrijlichten maken de auto overdag
beter zichtbaar.
Na het activeren van de functie en het inschakelen van het contact gaan de
koplampen vanzelf aan en wordt de
verlichting van de instrumenten
minder intens. De lichtschakelaar
moet op stand § staan. Bij het
uitschakelen van het contact wordt
ook het dagrijlicht uitgeschakeld.Let op
De bestuurder blijft verantwoordelijk
voor het inschakelen van het
dimlicht wanneer dat nodig is, bijv.
bij het rijden door een tunnel of 's
nachts.
De functie Dagrijlicht wordt geacti‐
veerd/gedeactiveerd via een menu op het Driver Information Center 3 90.
Na het deactiveren van de functie
gaan de koplampen bij het inschake‐
len van het contact met de lichtscha‐
kelaar in stand § niet vanzelf aan.
Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨ indrukken.
Page 103 of 203

Verlichting101Afhankelijk van de versie kunnen
tijdens krachtig remmen de alarm‐
knipperlichten automatisch gaan
werken.
RichtingaanwijzersHendel
omhoog:rechter richting‐
aanwijzerHendel omlaag:linker richtingaan‐
wijzer
Als de hendel voorbij het weerstands‐
punt wordt geduwd, blijft de richting‐
aanwijzer ingeschakeld. Bij het terug‐ draaien van het stuurwiel gaat derichtingaanwijzer automatisch uit.
Om vijfmaal te knipperen, bijv. om
van rijstrook te wisselen, de hendel
tot tegen het weerstandspunt duwen
en loslaten.
Voor langer richting aanwijzen de
hendel tot tegen het weerstandspunt
duwen en vasthouden.
Schakel de richtingaanwijzer hand‐
matig uit door de hendel in de
oorspronkelijke stand te zetten.
Mistlampen voor
Om in te schakelen > indrukken.
Bij het inschakelen van de mistlam‐
pen voor gaan de zijmarkeringslich‐
ten automatisch aan.
Druk nogmaals op > om de mistlam‐
pen voor uit te schakelen.
Mistachterlicht
Om in te schakelen ø indrukken.
Het mistachterlicht kan alleen worden
ingeschakeld wanneer zowel het
contact als de koplampen of de
zijmarkeringslichten (in combinatie met de mistlampen voor) zijn inge‐
schakeld.
Druk opnieuw op ø om het mistach‐
terlicht uit te schakelen of om de
koplampen en/of de mistlampen voor
uit te schakelen.
Page 161 of 203

Verzorging van de auto159Nr.StroomkringF12Dimlicht rechtsF13Dimlicht links/Koplampverstel‐
lingF31Relais in zekeringenkast/Relais carrosserieregelmoduleF32InstapverlichtingF36Diagnosestekker/Klimaatregel‐
systeem/Infotainmentsysteem/
Bandenspanningscontrolesys‐
teem/AlarmsireneF37Instrumentenpaneel/Remsys‐
teemF38Centrale vergrendelingF41–F43Wis-/wasinstallatie voorF45–F46–F47Elektrische ruitbedieningF48Elektrische ruitbedieningNr.StroomkringF49Buitenspiegels/Infotainment‐
systeem/Parkeerhulp/Banden‐
spanningscontrolesysteem/
Instrumentenverlichting/
RegensensorF50–F51Infotainmentsysteem/Remsys‐
teem/Koppeling/Interieurver‐
warmingF53InstrumentenpaneelF90–F91–F92–F93–F94Stekkerdoos bagageruimteF95Aansteker/Elektrische aanslui‐
tingF96Aansteker/Elektrische aanslui‐
tingF97Verwarmde voorstoelF98Verwarmde voorstoel
Breng de klep na het vervangen van
doorgebrande zekeringen weer aan.
Page 198 of 203

196TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............180, 184
Aanduidingen op banden ..........161
Aanhangerkoppeling ..................139
Aanhanger trekken ....................139
Aansteker .................................... 75
Aanwijzingen voor het beladen van de auto ............................. 189
Aardgas ...................................... 191
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 142
Accu ........................................... 148
Achterdeuren ............................... 25
Achterklep............................... 27, 62
Achterlichten .............................. 152
Achterruitverwarming ................... 33
Achterste zijruiten ........................33
Achteruitrijlichten .......................102
Afmetingen auto ........................189
Afmetingen laadruimte ...............189
Afstandsbediening ........................20
Afstand tot volgende onderhoudsbeurt .......................90
Airbag activeren............................ 90 Airbag deactiveren ................52, 90
Airbag-deactivering ...................... 83
Airbag en gordelspanners ...........82
Airbaglabel.............................. 48, 52
Airbagsysteem ............................. 48Airconditioning ........................... 107
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 112
Akoestische geluidssignalen ........96
Alarmknipperlichten ...................100
Algemene informatie .................. 139
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 113
Andere auto slepen ...................175
Antiblokkeersysteem .................126
Antiblokkeersysteem (ABS) .........84
Anti-slipregelaar (ASR) ...............129
Armsteun ...................................... 39
Asbakken ..................................... 75
ASR (anti-slipregelaar) ...............129
Autoclose ...................................... 90
Autogegevens ............................ 184
Autokrik....................................... 160
Automatisch blokkering brandstof ........................... 96, 115
Automatisch vergrendelen ............90
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 174
Auto stallen ......................... 142, 148
Autostop ..................................... 116
AUX-aansluiting ............................ 74
B Bagageruimte .............................. 27
Bagageruimte-afdekking .............63