OPEL COMBO D 2018 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2018, Model line: COMBO D, Model: OPEL COMBO D 2018Pages: 205, PDF Size: 4.93 MB
Page 11 of 205

Kort en bondig9BuitenspiegelsHandmatig verstellen
Hendel in de gewenste richting kante‐len.
De onderste spiegels zijn niet te
verstellen.
Elektrische verstellen
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren door de knop naar links _ of
rechts 6 te draaien. Beweeg daarna
de knop om de spiegel te verstellen.
In de stand o is geen enkele spiegel
geselecteerd.
Bolronde buitenspiegels 3 29.
Elektrisch verstellen 3 29.
Inklapbare buitenspiegels 3 30.
Verwarmbare buitenspiegels 3 30.
Stuurwiel instellen
Hendel ontgrendelen, stuurwiel
verstellen, hendel vastklikken en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 48.
Contactslotstanden 3 114.
Page 12 of 205

10Kort en bondigOverzicht instrumentenpaneel
Page 13 of 205

Kort en bondig111Vaste ventilatieopeningen ...111
2 Zijdelingse luchtroosters .....111
3 Lichtschakelaar ....................99
Grootlicht, dimlicht ................99
Lichtsignaal ........................... 99
Dagrijlicht ............................ 100
Richtingaanwijzers ..............101
4 Instrumenten ......................... 76
Driver Information Centre ...... 90
5 Voorruitwissers/-sproeiers ....71
Achterruitwisser/-sproeier ....71
Koplampsproeier ...................72
Dagteller terugzetten ............76
6 Middelste luchtroosters ......111
7 Documenthouder, zak
voor persoonlijk
navigatietoestel ....................60
8 Koplampverstelling ............100
Bedieningsorganen Driver
Information Center ...............90
Tripcomputer ......................... 97Instrumentenverlichting .......102
Alarmknipperlichten ............100
Mistlampen ......................... 101
Mistachterlicht ....................101
Verwarmbare achterruit ........33
Verwarmbare
buitenspiegels ....................... 30
Klok ....................................... 72
Airbag deactiveren ................53
9 Passagiersairbag .................51
10 Handschoenenkastje ...........61
11 Verwarmings- en recircu‐
latiesysteem ........................ 106
Airconditioning ....................107
Elektronische
klimaatregeling (ECC) .........108
12 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................121
Geautomatiseerde
versnellingsbak ...................122
13 Contactslot met stuurslot ...11414 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 70
15 Claxon .................................. 70
Bestuurdersairbag ...............51
16 Stuurwiel instellen ................70
17 Cruisecontrol ...................... 131
18 Zekeringenkast ...................158
19 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 143
Page 14 of 205

12Kort en bondigRijverlichting
Lichtschakelaar draaien:
§:uit / dagrijlicht9:zijmarkeringslichten / koplam‐
pen
Verlichting 3 99.
Dagrijlicht 3 100.
Mistlampen
Druk op de lichtschakelaar:
>:mistlampenø:mistachterlicht
Mistlampen 3 101.
Mistachterlicht 3 101.
Lichtsignaal, grootlicht en dimlichtlichtsignaal:hendel naar u toe
trekkengrootlicht:hendel van u af
duwendimlicht:hendel naar u toe
trekken
Trek afhankelijk van de versie de
hendel naar het stuurwiel om te scha‐ kelen tussen groot- en dimlicht.
Grootlicht 3 99.
Lichtsignaal 3 99.
Page 15 of 205

Kort en bondig13Richtingaanwijzershendel omhoog:rechter richting‐
aanwijzerhendel omlaag:linker richtingaan‐
wijzer
Richtingaanwijzers 3 101.
Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨ indrukken.
Alarmknipperlichten 3 100.
Claxon
j indrukken.
Claxon 3 70.
Page 16 of 205

14Kort en bondigWis-/wasinstallatie
Voorruitwissers
Aan hendel draaien:
§:uitÇ:intervalwissenÈ:langzaamÉ:snel
Hendel omhoog duwen om wissers
één slag te laten maken wanneer de
voorruitwisser uitgeschakeld is.
Voorruitwissers 3 71.
Wisserblad vervangen 3 149.
Voorruit- en koplampsproeiers
Hendel naar u toe trekken.
Wis-/wasinstallatie voor 3 71.
Sproeiervloeistof 3 147.
Achterruitwisser en
achterruitsproeier
Draai de strook naar stand e om de
achterruitenwisser te activeren.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
Hendel van u af duwen: Er wordt
sproeiervloeistof op de achterruit
gespoten en de ruitenwisser maakt
enkele slagen.
Wis-/wasinstallatie achterruit 3 71.
Page 17 of 205

Kort en bondig15KlimaatregelingVerwarmbare achterruit,
verwarmbare buitenspiegels
Ü indrukken om verwarming in te
schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 33.
Verwarmbare buitenspiegels 3 30.
Ruiten ontwasemen en ontdooien
Airconditioning
Draaiknop voor temperatuur in de
hoogste stand zetten.
Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
Luchtverdeelschakelaar op V
zetten.
Koeling n aan.
Verwarmbare achterruit Ü aan.
Verwarmings- en ventilatiesysteem 3 106.
Airconditioning 3 107.
Elektronische klimaatregeling (ECC)
Ê indrukken.
Temperatuur en luchtverdeling worden automatisch ingesteld, de
aanjager draait met een hoge snel‐
heid.
Om de automatische modus opnieuw in te schakelen: n of AUTO indruk‐
ken.
Elektronisch klimaatregelsysteem
3 108.
Page 18 of 205

16Kort en bondigVersnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: vanuit stilstand
drie seconden na het intrappen van
het koppelingspedaal de ring op de
schakelpook omhoogtrekken en de
versnelling inschakelen.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan koppeling in de
neutrale stand laten opkomen,
koppeling weer intrappen en
nogmaals schakelen.
Handgeschakelde versnellingsbak
3 121.
Geautomatiseerde
versnellingsbakN:neutrale stando:rijstand+:hogere versnelling-:lagere versnellingA/M:wisselen tussen automatische
en handgeschakelde modusR:achteruitversnelling (met
vergrendeling keuzehendel)
Geautomatiseerde versnellingsbak
3 122.
Voordat u wegrijdt
Vóór het wegrijden controleren ● Bandenspanning en - staat 3 161, 3 193.
● Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 144.
● Ruiten, spiegels, buitenverlich‐ ting en kentekenplaat: vrij van
vuil, sneeuw of ijs en gebruiks‐
klaar.
● Juiste positie van spiegels, stoe‐ len en veiligheidsgordels 3 29,
3 35, 3 46.
● Werking van remsysteem bij lage
snelheid, vooral bij vochtige
remmen.
Page 19 of 205

Kort en bondig17Motor starten
● Sleutel naar stand 1 draaien.
● Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
● Trap de koppeling en rem in.
● Geautomatiseerde versnellings‐ bak: rem intrappen, de versnel‐
lingsbak schakelt automatisch
naar N (neutraal).
● Trap het gaspedaal niet in.
● Dieselmotoren: draai de sleutel naar stand 1 voor het voorgloeien
en wacht totdat de controle‐
lamp ! dooft.
● Sleutel kort naar stand 2 draaien en loslaten.
Motor starten 3 115.Stop/Start-systeem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en aan bepaalde voorwaarden is voldaan, activeer dan een Autostop
zoals hieronder beschreven:
● Het koppelingspedaal intrappen.
● Schakel de neutraalstand in.
● Laat het koppelingspedaal los.
Een Autostop wordt aangegeven
wanneer ^ op het Driver Information
Center verschijnt 3 90.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw bedienen.
Stop/Start-systeem 3 116.
Page 20 of 205

18Kort en bondigParkeren9Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het
oppervlak ontbranden.
● Handrem altijd zonder indruk‐ ken van de ontgrendelingsknopstevig aantrekken. Op een aflo‐
pende of oplopende helling zo
stevig mogelijk. Trap tegelijker‐
tijd het rempedaal in om minder
kracht nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Schakel als de auto op een vlakke ondergrond of een oplo‐pende helling staat de eerste
versnelling in voordat u het
contact uitschakelt. Op een
oplopende helling bovendien
de voorwielen van de stoep‐
rand wegdraaien.
Schakel als de auto op een
aflopende helling staat de
achteruitversnelling in voordat
u het contact uitschakelt.
Bovendien de voorwielen naar
de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ruiten.
● Draai de contactsleutel in stand
0 en trek deze uit het contact‐
slot. Stuurwiel verdraaien
totdat het stuurslot merkbaar
vergrendelt.
● Vergrendel de auto met e op de
afstandsbediening.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 143.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge motor‐
toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te
beschermen.
Sleutels, sloten 3 19.
Auto een langere tijd stilzetten
3 142.