stop start OPEL COMBO E 2019.1 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019.1, Model line: COMBO E, Model: OPEL COMBO E 2019.1Pages: 289, PDF Size: 10.43 MB
Page 246 of 289

244Verzorging van de autoauto. Roep de hulp in van een
werkplaats. 3 271
Herhaal de controleprocedure na
nog eens 10 km rijden maximaal
tien minuten om na te gaan dat er geen bandenspanningsverlies
meer optreedt.
Bij een bandenspanning lager
dan 150 kPa (1,5 bar) dient u de
auto niet meer te gebruiken. De
hulp van een werkplaats inroe‐
pen.
17. Bandenreparatieset in de baga‐ geruimte opbergen.
Let op
De rijeigenschappen van de
herstelde band zijn veel minder
goed, daarom deze band laten
vervangen.
Bij abnormale geluiden of sterke
verhitting van de compressor, moet
u deze minimaal 30 min. lang
uitschakelen.
Het ingebouwde veiligheidsventiel
opent bij een druk van
700 kPa (7 bar).Let op de vervaldatum van de set.
Na deze datum is niet meer gega‐
randeerd dat het middel nog goed
afdicht. Let op de bewaarinstructies op de fles met afdichtmiddel.
Vervang de gebruikte fles met
afdichtmiddel. Voer de fles af
volgens de geldende wettelijke voor‐ schriften.
De compressor en het afdichtmiddel zijn vanaf ca. -30 °C te gebruiken.
Wiel verwisselen
De onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
● Auto op een vlakke, stevige en slipvrije ondergrond parkeren.
Voorwielen in de rechtuitstand
draaien.
● Zet zo nodig een stopblok onder het wiel schuin tegenover het te
vervangen wiel.
● Zet de parkeerrem aan en scha‐ kel de eerste versnelling, achter‐
uitversnelling of P in.
● Bij een zachte ondergrond, een stevige plank (max. 1 cm dik)
onder de krik leggen.● Haal vóór het opkrikken van de auto altijd eventuele zware objec‐
ten eruit.
● In de op te krikken auto mogen zich geen personen of dieren
bevinden.
● Nooit onder een opgekrikte auto kruipen.
● Opgekrikte auto niet starten. ● Reinig de wielbouten voordat u ze erin schroeft.9Waarschuwing
Smeer de wielbouten niet.
Aanhaalmomenten
Voorzichtig
Let er bij een auto met lichtmeta‐
len wielen op dat u de wielbouten
minstens vijf slagen aanhaalt.
Er zijn twee verschillende soorten wielen met uiteenlopende bouten enaanhaalmomenten.
Page 249 of 289

Verzorging van de auto247Reservewiel monterenDe onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
● Auto op een vlakke, stevige en slipvrije ondergrond parkeren.
Voorwielen in de rechtuitstand
draaien.
● Zet zo nodig een stopblok onder het wiel schuin tegenover het te
vervangen wiel.
● Zet de parkeerrem aan en scha‐ kel de eerste versnelling, achter‐
uitversnelling of P in.
● Reservewiel verwijderen 3 245.
● Nooit meerdere wielen tegelijker‐
tijd vervangen.
● Gebruik de krik alleen om een wiel te wisselen in geval van
bandenpech en niet voor de jaar‐
lijkse montage van winter- of
zomerbanden.
● De krik is onderhoudsvrij.
● Bij een zachte ondergrond, een stevige plank (max. 1 cm dik)
onder de krik leggen.● Haal vóór het opkrikken van de auto altijd eventuele zware objec‐ten eruit.
● In de op te krikken auto mogen zich geen personen of dieren
bevinden.
● Nooit onder een opgekrikte auto kruipen.
● Opgekrikte auto niet starten.
● Reinig de wielbouten voordat u ze erin schroeft.9Waarschuwing
Smeer de wielbouten niet.
9Waarschuwing
Zorg ervoor dat u altijd de juiste
wielbouten gebruiken bij het
verwisselen van de wielen. Bij
montage van het reservewiel kunt u ook de bouten voor lichtmetalen wielen gebruiken.
● Let erop dat het reservewiel vast‐
zit door de conische vlakken van de bouten bij gebruik van de wiel‐ bouten voor lichtmetalen velgen.
In het gegeven geval maken de
ringen geen contact met het
reservewiel.
1. Maak de wielboutkappen los met de wieldopverwijderaar. 3 235
Stalen velgen met dop: Verwijder
de wieldop.
Lichtmetalen velgen: Maak de
wielboutkappen los met de wiel‐
dopverwijderaar.
Page 260 of 289

258Service en onderhoudAlgemene informatieService-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐
veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide bijgewerkte service‐
schema voor uw auto is beschikbaar
in de werkplaats.
Er is sprake van zware bedrijfsom‐
standigheden als een of meer van de volgende situaties vaak voorkomt-/
en: Koude starts, frequent stoppen en optrekken zoals bij taxi's en politie‐
voertuigen, ritten met een aanhanger,
ritten in de bergen, ritten op slechte
en rulle wegdekken, ernstige lucht‐
vervuiling, zand en veel stof in de
lucht, ritten op grote hoogte en grote
temperatuurschommelingen.
In deze zware omstandigheden
moeten bepaalde onderhoudswerk‐
zaamheden wellicht vaker dan met
het reguliere service-interval dat op
het service-display verschijnt wordenverricht. Raadpleeg een werkplaats
voor aangepaste onderhoudssche‐
ma's.
Service-display 3 104.
Page 287 of 289

285PPanne ......................................... 251
Panoramadak .............................. 47
Panoramazichtsysteem ..............200
Parkeerhulp ............................... 189
Parkeerlichten ............................ 130
Parkeerrem ................................ 164
Parkeerverwarming ....................142
Parkeren .............................. 19, 154
Partikelfilter ................................. 155
Passagiersstoel voor Tafelstand ................................. 51
Peilsensor motorolie ...................104
Persoonlijke instellingen ............121
Portieren ........................... 31, 32, 34
Portier open ............................... 113
Profieldiepte ............................... 239
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 281
REACH ....................................... 277
Regelbare instrumentenverlichting ...........131
Regensensor .............................. 112
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 278
Remassistentie .......................... 167
Rem- en koppelingssysteem .....108
Rem- en koppelingsvloeistof ......261Remmen ............................ 164, 222
Remvloeistof .............................. 223
Reservewiel ............................... 245
Richtingaanwijzers ............105, 129
Richtingaanwijzers voor ............. 228
Rolschermen ............................... 47
Rugleuning neerklappen .............51
Rugleuning passagiersstoel voor neerklappen ......................51
Ruiten ........................................... 43
Rijgedrag en aanhangertips ......212
Rijregelsystemen ........................168
Rijverlichting ........................ 12, 111
S Schakelen ................................... 109
Schakel motor uit ........................107
Scheidingsrooster bagageruimte ..86
Schuifdeur ................................... 31
Selectieve katalysatorreductie ....156
Selective Ride Control ................170
Service ............................... 145, 258
Service-display .......................... 104
Service-indicatie ........................107
Service-informatie ...................... 258
Sjorogen ...................................... 83
Sleutels ........................................ 21
Sleutels, sloten ............................. 21
Sneeuwkettingen .......................241
Snelheidsbegrenzer ...........113, 174Snelheidsmeter .......................... 102
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................222
Startbeveiliging ............................ 39
Starten en bedienen ...................147
Starthulp gebruiken ...................249
Stoelen aanbrengen .....................56
Stoelen verwijderen ......................56
Stoelpositie .................................. 49
Stoelverstelling ........................7, 50
Stoelverwarming ........................... 54
Stop/Start-systeem .....................152
Storing ....................................... 162
Storingsindicatielamp ................107
Stroomspaarmodus ....................149
Sturen ......................................... 147
Stuurbedieningsknoppen .............93
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 93
Symbolen ....................................... 4
Systeemcontrole .........................108
Systeem voor gecontroleerde afdaling .......................... 109, 169
T
Tanken ....................................... 211
Te laag brandstofpeil .................111
Toerenteller ............................... 103
Trekhaak .................................... 213
Trekken............................... 212, 251