service OPEL COMBO E 2019.75 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019.75, Model line: COMBO E, Model: OPEL COMBO E 2019.75Pages: 291, PDF Size: 10.55 MB
Page 3 of 291
Inleiding......................................... 2
Kort en bondig ............................... 6
Sleutels, portieren en ruiten .........21
Stoelen, veiligheidssystemen ......47
Opbergen ..................................... 73
Instrumenten en
bedieningsorganen ......................92
Verlichting .................................. 126
Klimaatregeling .......................... 135
Rijden en bediening ...................148
Verzorging van de auto ..............219
Service en onderhoud ................260
Technische gegevens ................266
Klantinformatie ........................... 276
Trefwoordenlijst ......................... 284Inhoud
Page 5 of 291
Inleiding3Uw autogegevens
Voer hier de gegevens van de auto in
zodat ze gemakkelijk te vinden zijn.
Raadpleeg de onderdelen "Service en onderhoud", "Technische gege‐
vens", het typeplaatje en de nationale
registratiedocumenten van de auto.
Inleiding
Uw auto is de intelligente combinatie
van vernieuwende techniek, overtui‐ gende veiligheid, milieuvriendelijk‐
heid en zuinigheid.
In deze gebruikershandleiding vindt u alle informatie die u nodig hebt om uw auto veilig en efficiënt te kunnen
bedienen.
Zorg ervoor dat uw passagiers ervan op de hoogte zijn dat onjuist gebruik
van de auto een ongeval tot gevolg
kan hebben en dat er risico bestaat
voor persoonlijk letsel.
Houd u altijd aan de specifieke wetge‐
ving van het land waarin u zich
bevindt. Deze wetgeving kan afwijken van de informatie in deze gebruikers‐
handleiding.Als u de beschrijving in deze handlei‐ ding negeert, kan dit van invloed zijn
op de garantie.
Wanneer wij u in deze gebruikers‐
handleiding adviseren de hulp van
een werkplaats in te roepen, raden wij
uw Opel Service Partner aan.
Elke Opel Service Partner biedt u
eersteklas service tegen redelijke prij‐ zen. Ervaren, door Opel geschooldespecialisten werken volgens speciale
richtlijnen van Opel.
Houd het informatiepakket voor de
gebruiker altijd onder handbereik in
de auto.
Gebruik van deze handleiding
● Deze handleiding geeft een omschrijving van alle voor dit
model beschikbare opties en
functies. Mogelijk zijn bepaalde
omschrijvingen, waaronder die voor display- en menufuncties, niet op uw auto van toepassing
wanneer er sprake is van eenmodelvariant, afwijkende
landenspecificaties of speciale
uitrustingen of accessoires.
● In het hoofdstuk "Kort en bondig"
krijgt u een beknopt overzicht.
● De inhoudsopgave aan het begin
van de handleiding en in de
afzonderlijke paragrafen geeft
aan waar u de informatie die u
zoekt, kunt vinden.
● Met behulp van het trefwoorden‐ register kunt u specifieke infor‐matie zoeken.
● In deze gebruikershandleiding worden linksgestuurde auto's
getoond. De bediening van
rechtsgestuurde auto's is verge‐ lijkbaar.
● In de gebruikershandleiding wordt de motoraanduiding
gehanteerd. De bijbehorende
marktaanduiding en productie‐
code vindt u in de paragraaf
"Technische gegevens".
Page 94 of 291
92Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................93
Stuurwielverstelling ...................93
Stuurbedieningsknoppen ...........93
Verwarmd stuurwiel ...................93
Claxon ....................................... 94
Wis- en wasinstallatie voorruit ...94
Wis- en wasinstallatie achterruit .................................. 96
Buitentemperatuur .....................96
Klok ........................................... 97
Elektrische aansluitingen ...........97
Inductief opladen .......................98
Aansteker .................................. 99
Asbakken ................................... 99
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .....................100
Instrumentengroep ..................100
Snelheidsmeter .......................101
Kilometerteller ......................... 101
Dagteller .................................. 101
Toerenteller ............................. 102
Brandstofmeter ........................102
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ........................................... 103Peilsensor motorolie................103
Service-display ........................ 103
Controlelampen .......................104
Richtingaanwijzers ..................104
Gordelverklikker ......................105
Airbag en gordelspanners .......105
Airbag-deactivering .................106
Laadsysteem ........................... 106
Storingsindicatielamp ..............106
Service-indicatie ......................106
Schakel motor uit .....................106
Systeemcontrole ......................107
Rem- en koppelingssysteem ...107
Handrem .................................. 107
Elektrische handrem ................107
Elektrische handrem defect .....107
Antiblokkeersysteem (ABS) .....108
Schakelen ................................ 108
Overbelastingsindicator ...........108
Systeem voor gecontroleerde afdaling ................................... 108
Lane keep assist .....................108
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..108
Koelvloeistoftemperatuur .........109
Voorverwarming ......................109
Uitlaatfilter ............................... 109
AdBlue ..................................... 109
Drukverliesdetectiesysteem ....109
Motoroliedruk ........................... 110Te laag brandstofpeil ...............110
Autostop .................................. 110
Rijverlichting ............................ 110
Groot licht ................................ 110
Dimlicht .................................... 110
Grootlichtassistentie ................111
LED-koplampen .......................111
Mistlampen voor ......................111
Mistachterlicht ......................... 111
Regensensor ........................... 111
Cruise control .......................... 111
Adaptieve cruise control ..........111
Voorligger gedetecteerd ..........111
Dodehoeksysteem ...................111
Actief noodstopsysteem ..........112
Snelheidsbegrenzer ................112
Portier open ............................. 112
Displays ..................................... 112
Driver Information Center ........112
Info-Display ............................. 115
Head-updisplay .......................116
Achteruitkijkscherm .................118
Boordinformatie ......................... 119
Geluidssignalen .......................119
Persoonlijke instellingen ............120
Telematicaservices ....................124
Opel Connect .......................... 124
Page 105 of 291
Instrumenten en bedieningsorganen103Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
aangegeven tankinhoud.
Koelvloeistoftemperatuur‐ meter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.
50:motor nog niet op bedrijfstem‐
peratuur90:normale bedrijfstemperatuur130:koelvloeistoftemperatuur te
hoogControlelampje o gaat branden als
de koelvloeistoftemperatuur te hoog
is. Zet de motor onmiddellijk uit.Voorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Peilsensor motorolie
Na inschakeling van het contact en deweergave van de service-informatie
verschijnt enkele seconden lang het
motoroliepeil op het Driver Informa‐
tion Center.
Een juist motoroliepeil wordt aange‐
geven door het bericht Oliepeil juist.
Als het motoroliepeil te laag is, knip‐
pert I, verschijnt Oliepeil onjuist
vergezeld door C. Meet het moto‐
roliepeil met behulp van de oliepeil‐
staaf en vul zo nodig motorolie bij.
Motorolie 3 222.
Bij een meetfout verschijnt het bericht
Oliepeilmeting ongeldig . Meet het
motoroliepeil handmatig met behulp
van de peilstaaf.
Service-display
Het servicesysteem geeft aan
wanneer verversing/vervanging van
de motorolie en het oliefilter vereist is of als de auto toe is aan een service‐
beurt. Afhankelijk van de rijomstan‐
digheden, kan het vereiste verver‐
sings-/vervangingsinterval van de
motorolie en het oliefilter aanzienlijk
variëren.
Service-informatie 3 261.
Het bericht voor geplande service
blijft bij inschakeling van het contact
zeven seconden op het Driver Infor‐
mation Center staan.
Als de komende 3000 km of meer
geen service vereist is verschijnt er
geen service-informatie op het
display.
Page 106 of 291
104Instrumenten en bedieningsorganenAls er binnen 3000 km geplande
service moet worden verricht, blijft de resterende afstand of tijd meerdere
seconden lang staan. Als geheugen‐
steuntje blijft C continu branden.
Als de geplande service binnen
minder dan 1000 km vereist is, gaat
C eerst knipperen en vervolgens
continu branden. De resterende
afstand of tijd blijven meerdere
seconden lang staan.
Achterstallige service wordt aange‐
duid met een bericht op het Driver
Information Center dat de overschre‐
den afstand aangeeft. C knippert
eerst en blijft vervolgens continu
branden totdat de service is verricht.
Service-interval resetten
Na iedere servicebeurt moet de
service-indicator voor de beste
werking worden gereset. Het wordt
geadviseerd daarvoor de hulp van
een werkplaats in te roepen.
Doe het volgende, als u de service
zelf verricht:
● schakel het contact uit
● toets CHECK ingedrukt houden● schakel het contact in, de afstandsaanduiding telt af
● laat de toets los, wanneer er =0
op het display staat
C verdwijnt
Service-informatie oproepen
U kunt op ieder gewenst moment
actuele service-informatie oproepen
door te drukken op CHECK. De
service-informatie blijft enkele secon‐
den op het display staan.
Service-informatie 3 261.
Controlelampen
De beschreven controlelampen zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze
beschrijving geldt voor alle instru‐
mentuitvoeringen. Afhankelijk van de
uitrusting kan de plaats van de
controlelampjes variëren. Bij het
inschakelen van de ontsteking lichten
de meeste controlelampen korte tijd
op bij wijze van functietest.
Betekenis kleuren controlelampen:rood:gevaar, belangrijke herinne‐
ringgeel:waarschuwing, aanwijzing,
storinggroen:inschakelbevestigingblauw:inschakelbevestigingwit:inschakelbevestiging
Kijk naar alle controlelampjes op de
verschillende instrumentengroepen
3 100.
Richtingaanwijzers
O brandt of knippert groen.
Page 108 of 291
106Instrumenten en bedieningsorganen9Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners 3 57.
Airbagsysteem 3 60.
Airbag-deactivering
Ó ON brandt geel.
Airbag voorpassagier is geactiveerd. * OFF brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd.
Airbag deactiveren 3 65.
Laadsysteem p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Storingsindicatielamp Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.Brandt bij een draaiende motor
Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐
teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert bij een draaiende motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.
Service-indicatie
C brandt geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.
Kan samen met andere controlelamp‐
jes en een bijbehorend bericht op het Driver Information Center branden.
Roep onmiddellijk de hulp in van een
werkplaats.
Schakel motor uit
Y brandt rood.
Page 114 of 291
112Instrumenten en bedieningsorganenActief noodstopsysteem
m brandt of knippert geel.
Brandt
Het systeem is gedeactiveerd of er is
een fout gedetecteerd.
Ook verschijnt er een waarschu‐ wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.
Controleer de reden van deactivering 3 187 en roep bij een systeemfout de
hulp van een werkplaats in.
Knippert
Het systeem is actief ingeschakeld.
Afhankelijk van de situatie kan de
auto automatisch iets of krachtig
afremmen.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 185.
Voetgangersbescherming vóór
3 189.
Actieve noodrem 3 187.Snelheidsbegrenzer
ß brandt op het Driver Information
Center wanneer de snelheidsbegren‐
zer actief is. Ingestelde snelheid wordt aangegeven naast symbool ß.
Snelheidsbegrenzer 3 176.
Portier open h brandt rood.
Een portier of de achterklep is
geopend.Displays
Driver Information Center Het Driver Information Center is
ondergebracht in de instrumenten‐
groep.
Op het Driver Information Center
verschijnen:
● kilometerteller en dagteller
● digitale snelheidsaanduiding
● menu rit- / verbruiksinformatie
● schakelindicatie
● service-informatie
● boord- en waarschuwingsinfor‐ matie
● bestuurdersondersteuningsbe‐ richten
● pop-upberichten
Menu’s en functies selecteren U selecteert de menu’s en functies
met de knoppen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Page 126 of 291
124Instrumenten en bedieningsorganeneen dreigende botsing kan
worden geselecteerd.
Buitensp. afstellen bij
inschakelen achteruit : Past de
buitenspiegels aan bij inschake‐
ling van de achteruitversnelling
voor een beter zicht op het trot‐
toir.
Driver Alert : Activeert of deacti‐
veert de vermoeidheidsdetectie.Telematicaservices
Opel Connect
Opel Connect is een nieuwe manier
om onderweg verbonden en veilig te
blijven.
Beschikbare functies bij
Opel Connect zijn:
● noodoproepfunctie
● oproepfunctie voor bij pech
Wanneer de auto is uitgerust met Opel Connect, zijn deze functies
automatisch geactiveerd. De Alge‐
mene Voorwaarden zijn van toepas‐
sing.
Opel Connect werkt via de knoppen
in de dakconsole.
Let op
Opel Connect is niet op alle markten verkrijgbaar. Neem contact op met
uw werkplaats voor meer informatie.
Noodoproepfunctie
Bij auto's met de noodoproepfunctie
zit er een rode SOS-knop in de
dakconsole.Via de noodoproepfunctie wordt u
doorverbonden met de dichtstbij‐
zijnde meldkamer (PSAP). Er wordt
een minimale hoeveelheid gegevens
naar de meldkamer verzonden, waar‐ onder auto- en locatiegegevens.
Let op
Een noodoproep doen is wellicht
niet mogelijk in gebieden met onvol‐
doende netwerkdekking of als
gevolg van schade aan hardware tijdens een ongeluk.
Automatische botsingsmelding
Bij een ongeval waarbij airbags
worden geactiveerd wordt er een
automatische noodoproep gedaan en wordt er een automatische botsings‐
melding verzonden naar de dichtstbij‐ zijnde meldkamer.
Noodhulp
In een noodsituatie kunt u ook hand‐
matig een noodoproep doen door de
rode SOS-knop gedurende meer dan
twee seconden in te drukken. De led
knippert om aan te geven dat er
verbinding met de dichtstbijzijnde
Page 127 of 291
Instrumenten en bedieningsorganen125meldkamer wordt gemaakt. De led
brandt ononderbroken zo lang als de
oproep actief is.
Als u de SOS-knop onmiddellijk voor
de tweede keer indrukt, beëindigt u de oproep. De led dooft.
Status-LED
Brandt groen en rood en dooft na
korte tijd wanneer het contact wordt
ingeschakeld: het systeem werkt
goed.
Brandt rood: storing in het systeem.
Neem contact op met een werkplaats.
Knippert rood: reserveaccu moet
worden vervangen.
Oproepfunctie voor bij pech Als u langer dan twee secondenop . drukt, wordt u doorverbonden
met een pechhulpmedewerker.
Raadpleeg het Service- en garantie‐
boekje voor informatie over de
dekking van en de geleverde dien‐
sten van de pechhulp.
Page 137 of 291
Klimaatregeling135KlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............135
Verwarmings- en ventilatiesysteem ....................135
Airconditioning ......................... 136
Elektronisch klimaatregelsysteem ............... 139
Parkeerverwarming .................143
Luchtroosters ............................. 145
Verstelbare luchtroosters ........145
Vaste luchtroosters ..................146
Koeling handschoenenkastje ..146
Onderhoud ................................. 147
Luchtinlaat ............................... 147
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 147
Service .................................... 147Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur n
● luchtverdeling l, M en K
● ventilatorsnelheid Z
● luchtrecirculatie u
● achterruit- en buitenspiegelver‐ warming e
● stoelverwarming ß
Verwarmbare achterruit e 3 45.
Verwarmbare buitenspiegels e
3 40.
Verwarmde stoelen ß 3 53.
Temperatuur
Temperatuur aanpassen door n op
de gewenste temperatuur te draaien.HI:warmLO:koud
De verwarming werkt pas optimaal als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtverdeling
l:naar de voorruit en de voorste
zijruitenM:naar hoofdhoogte via de verstel‐
bare luchtroostersK:naar de voetenruimte en voorruit
Alle combinaties zijn mogelijk.
Luchtdebiet
Pas de luchtopbrengst aan door x op
de gewenste snelheid te draaien.