traction control OPEL COMBO E 2019.75 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019.75, Model line: COMBO E, Model: OPEL COMBO E 2019.75Pages: 291, PDF Size: 10.55 MB
Page 13 of 291

Kort en bondig111Elektrische kindersloten ........29
Achterklep ontgrendelen .......33
Kinderbeveiliging voor
achterportierruiten .................43
2 Elektrisch bediende ruiten ....43
3 Buitenspiegels ......................39
4 Zijdelingse luchtroosters .....145
5 Cruisecontrol ...................... 173
Snelheidsbegrenzer ............176
Adaptieve cruisecontrol ......173
6 Richtingaanwijzers ..............130
Lichtsignaal ......................... 128
Groot licht ............................ 127
Grootlichtassistentie ........... 127
Omgevingsverlichting ......... 133
Parkeerlichten .....................131
Knoppen voor Driver
Information Center ..............112
7 Instrumenten ...................... 101
Bestuurdersinformatie‐
centrum ............................... 1128Bedieningselementen van
infotainment
9 Head-updisplay ...................116
10 Wis-/wasinstallatie
voorruit, wis-/
wasinstallatie achter ............. 94
11 Ventilatieopeningen ...........145
12 Info-Display ........................ 115
13 Alarmknipperlichten ...........129
Centrale vergrendeling .........24
14 Lichtsensor .......................... 127
Regensensor ......................... 94
Zonnesensor ....................... 139
15 USB-laadpoort .....................97
16 Opbergruimte ........................ 73
17 Handschoenenkastje ...........73
18 Verwarming en ventilatie ....136
19 Elektronische stabiliteits‐
regeling en Traction Control 169
Eco-modus .......................... 164
Systeem voor
gecontroleerde afdaling ......170
20 Selective Ride Control ........17221Inductief opladen ..................98
22 Handgeschakelde
versnellingsbak ..................164
Automatische
versnellingsbak ..................161
23 Elektrische aansluiting ..........97
24 Elektrische parkeerrem .......166
25 Aan/Uit-knop ....................... 150
26 Contactslot .......................... 149
27 Stuurwielverstelling ..............93
28 Claxon .................................. 94
29 Parkeerhulp /
Geavanceerde
parkeerhulp ........................ 191
Elektrische kindersloten ........29
Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 153
Lane Keep Assist ................206
Spanningsverliesdetectie‐
systeem ............................... 241
Verwarmde voorruit ............... 45
Parkeerverwarming .............143
30 Zekeringenkast ..................237
Page 94 of 291

92Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................93
Stuurwielverstelling ...................93
Stuurbedieningsknoppen ...........93
Verwarmd stuurwiel ...................93
Claxon ....................................... 94
Wis- en wasinstallatie voorruit ...94
Wis- en wasinstallatie achterruit .................................. 96
Buitentemperatuur .....................96
Klok ........................................... 97
Elektrische aansluitingen ...........97
Inductief opladen .......................98
Aansteker .................................. 99
Asbakken ................................... 99
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .....................100
Instrumentengroep ..................100
Snelheidsmeter .......................101
Kilometerteller ......................... 101
Dagteller .................................. 101
Toerenteller ............................. 102
Brandstofmeter ........................102
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ........................................... 103Peilsensor motorolie................103
Service-display ........................ 103
Controlelampen .......................104
Richtingaanwijzers ..................104
Gordelverklikker ......................105
Airbag en gordelspanners .......105
Airbag-deactivering .................106
Laadsysteem ........................... 106
Storingsindicatielamp ..............106
Service-indicatie ......................106
Schakel motor uit .....................106
Systeemcontrole ......................107
Rem- en koppelingssysteem ...107
Handrem .................................. 107
Elektrische handrem ................107
Elektrische handrem defect .....107
Antiblokkeersysteem (ABS) .....108
Schakelen ................................ 108
Overbelastingsindicator ...........108
Systeem voor gecontroleerde afdaling ................................... 108
Lane keep assist .....................108
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..108
Koelvloeistoftemperatuur .........109
Voorverwarming ......................109
Uitlaatfilter ............................... 109
AdBlue ..................................... 109
Drukverliesdetectiesysteem ....109
Motoroliedruk ........................... 110Te laag brandstofpeil ...............110
Autostop .................................. 110
Rijverlichting ............................ 110
Groot licht ................................ 110
Dimlicht .................................... 110
Grootlichtassistentie ................111
LED-koplampen .......................111
Mistlampen voor ......................111
Mistachterlicht ......................... 111
Regensensor ........................... 111
Cruise control .......................... 111
Adaptieve cruise control ..........111
Voorligger gedetecteerd ..........111
Dodehoeksysteem ...................111
Actief noodstopsysteem ..........112
Snelheidsbegrenzer ................112
Portier open ............................. 112
Displays ..................................... 112
Driver Information Center ........112
Info-Display ............................. 115
Head-updisplay .......................116
Achteruitkijkscherm .................118
Boordinformatie ......................... 119
Geluidssignalen .......................119
Persoonlijke instellingen ............120
Telematicaservices ....................124
Opel Connect .......................... 124
Page 102 of 291

100Instrumenten en bedieningsorganenEen verplaatsbare asbak kan in de
bekerhouders worden geplaatst.Waarschuwingslam‐
pen, meters en
controlelampen
Instrumentengroep
Afhankelijk van de versie ziet het
Driver Information Center er anders
uit.
Overzicht
ORichtingaanwijzer 3 104XGordelverklikker 3 105vAirbags en gordelspanners
3 105VAirbag deactiveren 3 106pLaadsysteem 3 106ZStoringsindicatielamp 3 106CLaat auto spoedig nakijken
3 106YMotor afzetten 3 106JSysteemcontrole 3 107RRem- en koppelingssysteem
3 107m , oParkeerrem 3 107
Elektrische parkeerrem
3 107uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 108RSchakelen 3 108LLane Keep Assist 3 108bElektronische stabiliteitsre‐
geling en Traction Control-
systeem 3 108!Voorverwarmen 3 109%Uitlaatfilter 3 109YAdBlue 3 109wSpanningsverliesdetectie
3 109IMotoroliedruk 3 110
Page 110 of 291

108Instrumenten en bedieningsorganen9Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Antiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking enkele seconden. Het
systeem is na het doven van het
controlelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als tijdens de rit gaat branden, dan zit er een storing in het
ABS-systeem. Het remsysteem blijft
normaal werken, maar zonder ABS-
regeling.
Antiblokkeersysteem 3 165.
Schakelen R met het getal van een hogere
versnelling verschijnt wanneer wordt
aanbevolen om vanwege de brand‐
stofbesparing op te schakelen.
Overbelastingsindicator
& brandt.
Brandt wanneer de overbelastingsin‐
dicator een overschrijding van het
maximale toegestane gewicht 3 91
waarneemt.
Systeem voor gecontroleerde afdaling
ò brandt of knippert groen.
Brandt groen Het systeem wordt ingeschakeld en isgebruiksklaar.
Knippert groen
Het systeem is in gebruik.
Lane keep assist a brandt groen of geel, of knippert
geel.
Brandt groen
Het systeem wordt ingeschakeld en is gebruiksklaar.Brandt geel
Het systeem nadert een waargeno‐
men rijstrookmarkering, zonder dat
de richtingaanwijzer naar die kant is
ingeschakeld.
Knippert geel
Het systeem herkent dat de auto de rijstrook grotendeels heeft verlaten.
Lane Keep Assist 3 206.
Elektronische stabiliteitsre‐ geling en Traction Control-systeem
b brandt of knippert geel.
Brandt Er zit een storing in het systeem.
Verder rijden is mogelijk. De rijstabili‐ teit kan echter afhankelijk van de
staat van het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Page 111 of 291

Instrumenten en bedieningsorganen109KnippertHet systeem is actief ingeschakeld.
Het motorvermogen kan worden
begrensd en de auto kan automatisch iets worden afgeremd.
Elektronische stabiliteitsregeling en
Traction Control-systeem 3 169.
Selective Ride Control 3 172.
Koelvloeistoftemperatuur
o brandt rood.
Brandt bij een draaiende motor Stoppen, motor afzetten.Voorzichtig
Koelvloeistoftemperatuur is te
hoog.
Koelvloeistofpeil meteen controleren
3 223.
Is het koelvloeistofpeil hoog genoeg,
dan de hulp van een werkplaats
inroepen.
Voorverwarming
! brandt geel.
Het voorverwarmen van de dieselmo‐
tor is geactiveerd. Wordt alleen bij
lage buitentemperaturen ingescha‐
keld. Start de motor wanneer het
controlelampje dooft.
Uitlaatfilter
% of C licht geel op in combinatie
met een bericht op het Driver Infor‐
mation Center.
Het uitlaatfilter moet worden gerei‐
nigd.
Blijf rijden totdat het controlelampje
dooft.
Brandt tijdelijk Uitlaatfilter begint verzadigd te raken.Start het reinigingsproces zo spoedig
mogelijk door te gaan rijden op een
snelheid van minstens 60 km/h.
Brandt continu
Aanduiding voor een gering additie‐ fpeil. De hulp van een werkplaats
inroepen.Uitlaatfilter 3 157.
AdBlue
Y knippert of brandt geel.
Brandt geel De resterende actieradius ligt tussen800 km en 2400 km.
Knippert geel De resterende actieradius ligt tussen
0 km en 800 km.
Het AdBlue-peil is te laag. Vul AdBlue
spoedig bij om te voorkomen dat de
motor niet start.
AdBlue 3 158.
Drukverliesdetectiesysteem w brandt of knippert geel.
Brandt Bandenspanningsverlies bij een of
meer wielen. Meteen stoppen en bandenspanning controleren.
Page 150 of 291

148Rijden en bedieningRijden en bedieningRijtips......................................... 149
Controle over de auto ..............149
Sturen ...................................... 149
Starten en bediening .................149
Nieuwe auto inrijden ................149
Contactslotstanden ..................149
Aan/Uit-knop ............................ 150
Motor starten ........................... 151
Uitrol-brandstofafsluiter ...........153
Stop/Start-systeem ..................153
Parkeren .................................. 156
Uitlaatgassen ............................. 157
Uitlaatfilter ............................... 157
Katalysator .............................. 157
AdBlue ..................................... 158
Automatische versnellingsbak ...161
Versnellingsbakdisplay ............161
Schakelen ................................ 162
Handmatige modus .................162
Elektronische rijprogramma's ..163
Storing ..................................... 164
Eco-modus .............................. 164
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 164Remmen.................................... 165
Antiblokkeersysteem ...............165
Parkeerrem .............................. 166
Remassistentie ........................169
Hellingrem ............................... 169
Rijregelsystemen .......................169
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..169
Systeem voor gecontroleerde afdaling ................................... 170
Selective Ride Control .............172
Bestuurdersondersteuningssys‐
temen ......................................... 173
Cruise control .......................... 173
Snelheidsbegrenzer ................176
Adaptieve cruisecontrol ...........178
Frontaanrijdingswaarschu‐ wing ........................................ 185
Actieve noodrem .....................187
Voetgangersbescherming vóór ........................................ 189
Parkeerhulp ............................. 191
Geavanceerde parkeerhulp .....194
Blindehoeksysteem .................199
Zijcamera aan passagierszijde 200
Panoramazichtsysteem ...........201
Achteruitkijkcamera .................204
Lane keep assist .....................206
Vermoeidheidsdetectie ............209Brandstof ................................... 211
Brandstof voor benzinemotoren .....................211
Brandstof voor dieselmotoren . 211
Tanken .................................... 212
Trekhaak .................................... 213
Algemene informatie ...............213
Rijgedrag en aanhangertips ....214
Aanhanger trekken ..................214
Aanhangerstabilisatie ..............217
Page 171 of 291

Rijden en bediening169Elektrische parkeerrem uitschakelen:
schakelaar m langer dan 2 s indruk‐
ken en vasthouden. Als controle‐ lampje m dooft, is de elektrische
parkeerrem uitgeschakeld.
Controlelampje m knippert: elektri‐
sche parkeerrem is niet helemaal
aangetrokken of losgezet. Knippert
het lampje continu, zet de elektrische
parkeerrem dan los en probeer deze
weer aan te trekken.
Remassistentie Bij het snel en krachtig intrappen van
het rempedaal remt het systeem
automatisch met maximale kracht.
Het werken van de remassistentie
blijkt mogelijk uit het pulseren van het
rempedaal en een grotere weerstand bij het intrappen van het rempedaal.
Blijf het rempedaal voor het maken
van een noodstop gelijkmatig intrap‐
pen. Bij het loslaten van het rempe‐
daal neemt de maximale remkracht
automatisch af.Hellingrem
Het systeem voorkomt onbedoeld
bewegen bij het wegrijden op hellin‐
gen.
Bij het loslaten van het rempedaal na het stoppen op een helling blijven de
remmen nog 2 s actief. De remmen
gaan automatisch los zodra de auto
begint met accelereren.Rijregelsystemen
Elektronische stabiliteitsre‐geling en Traction Control-systeem
De elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) verbetert indien nodig de rijsta‐
biliteit ongeacht de staat van het
wegdek of de grip van de banden.
Zodra de auto dreigt uit te breken(onderstuur / overstuur) wordt het
motorvermogen verminderd en
worden de wielen afzonderlijk afge‐
remd.
ESC werkt in combinatie met het
Traction Control-systeem (TC). Het
voorkomt dat de aangedreven wielen doorslaan.
TC is een onderdeel van ESC.
De Traction Control verhoogt indien
nodig de stabiliteit, ongeacht het type wegdek of de grip van de banden,door te voorkomen dat de aangedre‐
ven wielen doorslaan.
Zodra de aangedreven wielen begin‐
nen door te slaan, wordt het motor‐
vermogen verminderd en wordt het
Page 175 of 291

Rijden en bediening173modus ESC uit 9
In deze modus werken de ESC en
Traction Control niet.
Een led in de toets a brandt.
De ESC en Traction Control worden
vanaf 50 km/h automatisch of elke
keer dat u het contact inschakelt
opnieuw geactiveerd.
Standaardmodus 2
Deze modus is gekalibreerd voor
weinig wielspin, op basis van de
verschillende soorten grip die bij
dagelijkse ritten aan de orde zijn.
Elke keer bij uitschakelen van het
contact, wordt het systeem automa‐
tisch teruggezet naar deze modus.
Sneeuwmodus 3
Deze modus past zich aan op de grip
van elk wiel tijdens het starten.
Bij het vooruitrijden optimaliseert het
systeem de wielspin om de beste
acceleratie op basis van de beschik‐
bare tractie te waarborgen. Aanbevo‐ len bij een dikke laag sneeuw en
steile hellingen.Deze modus is actief bij snelheden tot 50 km/h.
Moddermodus 4
Deze modus staat veel wielspin toe voor het wiel met de minste grip bij het starten. Dit verwijdert de modder en
herstelt de tractie.
Tegelijkertijd wordt aan het wiel met
de meeste grip het meest mogelijke
koppel geleverd.
Deze modus is actief bij snelheden tot 80 km/h.
Zandmodus 1
In deze modus wordt er iets gelijktij‐ dige wielspin op de twee aandrijfwie‐
len toegestaan, waardoor de auto
vooruitkomt en minder snel zal
wegzakken.
Deze modus is actief bij snelheden tot 120 km/h.Voorzichtig
Gebruik de andere modi niet op
zand, omdat de auto vast zou
kunnen komen te zitten.
Bestuurdersondersteu‐
ningssystemen9 Waarschuwing
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men zijn ontwikkeld om de
bestuurder te ondersteunen en
niet om zijn aandacht te vervan‐
gen.
De bestuurder aanvaardt de volle‐
dige verantwoordelijkheid
wanneer hij de auto bestuurt.
Wanneer bestuurdersondersteu‐
ningssystemen worden gebruikt,
altijd op de huidige verkeerssitua‐
tie letten.
Cruise control
De cruisecontrol kan snelheden
hoger dan 40 km/h opslaan en
aanhouden. Bovendien moet bij een
handgeschakelde versnelling mini‐
maal de derde versnelling zijn inge‐
schakeld en bij een automatische
Page 178 of 291

176Rijden en bedieningDe cruisecontrol wordt automatischgedeactiveerd in de volgende geval‐
len:
● Het rempedaal wordt bediend.
● De rijsnelheid is lager dan 40 km/h.
● Het Traction Control-systeem of elektronische stabiliteitsregeling
is actief.
● De keuzehendel staat in de stand
N (automatische versnellings‐
bak) / de eerste of tweede
versnelling (handgeschakelde
versnellingsbak).
Opgeslagen snelheid hervatten
Duw het kartelwiel naar RES/+ bij een
snelheid hoger dan 40 km/h. De
opgeslagen snelheid wordt nu over‐
genomen.
Systeem uitschakelen
Druk op m, de cruisecontrolmodus
wordt gedeactiveerd en de cruisecon‐
trolaanduiding op het Driver Informa‐
tion Center dooft.Bij het indrukken van ß om de snel‐
heidsbegrenzer uit te schakelen
wordt u de cruisecontrol gedeacti‐
veerd.
Bij het uitschakelen van het contact
gaat een geprogrammeerde snelheid verloren.
Storing
Bij een storing in de cruisecontrol
wordt de ingestelde snelheid gewist,
waarbij de streepjes gaan knipperen.
De cruisecontrol werkt mogelijk niet
goed, als de verkeersborden niet
voldoen aan het Verdrag van Wenen
inzake verkeersborden en verkeers‐ tekens.
Snelheidsbegrenzer De snelheidsbegrenzer voorkomt dat
de auto een vooraf ingestelde snel‐
heidslimiet overschrijdt.
De snelheidslimiet kan worden inge‐
steld op een snelheid hoger dan
30 km/h.U kunt accelereren tot de ingestelde snelheid. Bij het afrijden van hellingen
zijn afwijkingen van de snelheidsli‐
miet mogelijk.
U kunt de ingestelde snelheid tijdelijk
overschrijden door stevig op het
gaspedaal te trappen.
De actuele snelheid en de ingestelde snelheidslimiet staan op het Driver
Information Center.
Systeem inschakelen
Druk op ß, waarna het symbool ß
en een bericht verschijnen op het
Driver Information Center. Het
systeem is nog steeds niet actief.
Page 185 of 291

Rijden en bediening183● De elektrische parkeerrem wordtingeschakeld.
● Het Traction Control of de elek‐ tronische stabiliteitsregeling is
gedeactiveerd of actief.
● De keuzehendel van de automa‐ tische versnellingsbak staat nochin stand D noch in stand M.
● In de elektronische stabiliteitsre‐ geling is een storing gedetec‐
teerd.
Systeem uitschakelen
Druk op C, de adaptieve cruisecon‐
trolmodus wordt gedeactiveerd en de
aanduiding voor adaptieve cruisecon‐ trol op het Driver Information Center
dooft.
Bij het indrukken van ß om de snel‐
heidsbegrenzer in te schakelen wordt
de adaptieve cruisecontrol gedeacti‐
veerd.
Het uitschakelen van het contact wist
de opgeslagen snelheidsinstelling.Aandacht van de bestuurder
● Gebruik de adaptieve cruisecon‐ trol met beleid in bochten of opheuvelachtige wegen, het
systeem kan contact met de
voorligger verliezen en heeft tijd nodig om deze opnieuw te detec‐ teren.
● Gebruik het systeem niet op gladde wegen omdat het snelle
veranderingen in de tractie (door‐ slaan) van de banden kan
veroorzaken, waardoor u de
macht over het stuur zou kunnen verliezen.
● Gebruik het systeem niet wanneer u met het reservewielrijdt.
Systeembeperkingen9 Waarschuwing
De automatische remkracht van
het systeem volstaat niet voor
krachtig remmen en de remwer‐
king is mogelijk onvoldoende om
een botsing te vermijden.
● Na aan plotselinge rijstrookwis‐ sel, heeft het systeem enige tijd
nodig om de volgende voorligger
te detecteren. Als dus een
nieuwe voorligger wordt gedetec‐ teerd, kan het systeem de snel‐
heid verhogen in plaats van te
remmen.
● De adaptieve cruisecontrol negeert tegenliggers.
● De adaptieve cruisecontrol houdt
voor het remmen en wegrijden
geen rekening met voetgangers
en dieren.
● De adaptieve cruisecontrol houdt
alleen bij een lage snelheid reke‐ ning met gestopte voertuigen.
● Gebruik de adaptieve cruisecon‐ trol niet bij het trekken van een
aanhanger.
● Gebruik adaptieve cruisecontrol niet op wegen met een hellings‐
percentage van meer dan 10%.