display OPEL COMBO E 2019 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019, Model line: COMBO E, Model: OPEL COMBO E 2019Pages: 287, PDF Size: 10.29 MB
Page 125 of 287

Instrumenten en bedieningsorganen123Welkomstverlichting: Activeert of
deactiveert de functie en past de
duur aan.
Meesturende koplampen : Acti‐
veert of deactiveert de functie.
● Comfort
Sfeerverlichting : Past de helder‐
heid van de sfeerverlichting aan.
Achterruitwisser bij
achteruitversnelling : Activeert of
deactiveert automatische inscha‐ keling achterruitwisser bij inscha‐
kelen achteruitversnelling.
● Auto
Alleen bagageruimte
ontgrendelen : Activering/deacti‐
vering.
Alleen bestuurdersportier
ontgrendelen : Bestuurderspor‐
tier / alle portieren.
● Beveiliging
Vermoeidheidsdetectie : Acti‐
veert of deactiveert de vermoei‐ dheidsdetectie.
● Bestuurdersondersteuning
Snelheidsadvisering : Activeert of
deactiveert de functie.Colour-Info-Display
Druk op : om het menu Instellingen
te openen.
Gebruik de aanraakknoppen voor
bediening van het display.
Eenheidsinstellingen
Kies Systeemparam. .
Verander de eenheden voor Afstand
en verbruik en Temperatuur .
Bevestig met G.
Taalinstellingen
Kies Talen .
Wijzig de taal door de optie van uw
keuze aan te raken.
Bevestig met G.
Besturingsfuncties
Í indrukken.
Kies Besturingsfuncties .
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
● Park Assist : Activeert geavan‐
ceerde parkeerhulp, waarna een
parkeermanoeuvre te selecteren
is.
● Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de parkeersensoren.
● Dodehoekbewaking : Activeert of
deactiveert de dodehoekdetec‐
tie.
● Bandenspan.contr. : Initialiseert
het detectiesysteem te lage
bandenspanning.
Page 133 of 287

Verlichting131Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
Wanneer de rijverlichting aanstaat,
kunt u de lichtsterkte van de volgende lampen regelen:
● instrumentenverlichting
● Info-Display
● verlichte schakelaars en bedie‐ ningselementen
Draai aan het kartelwieltje A en houd
dit vast totdat de gewenste licht‐
sterkte is bereikt.
Binnenverlichting
De interieurverlichting voor- en
achterin wordt bij het in- en uitstappen
automatisch ingeschakeld en dooft
met enige vertraging.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags geactiveerd worden gaat de vloer‐
verlichting automatisch aan.
Voorste en achterste
interieurverlichtingBedien de wipschakelaar:;:automatisch in- en
uitschakelendruk op e:aandruk op $:uit
Leeslampen
Werken door het indrukken van z
en
B in de instapverlichting.
Page 135 of 287

Verlichting133Inschakelen
1. Schakel het contact uit.
2. Open het bestuurdersportier.
3. Richtingaanwijzerhendel naar u toe trekken.
4. Sluit het bestuurdersportier.
Wordt het bestuurdersportier niet
gesloten, dan gaat de verlichting na
twee minuten uit.
De uitstapverlichting wordt meteen
uitgeschakeld als u de richtingaanwij‐
zerhendel naar u toe trekt, terwijl het
bestuurdersportier geopend is.
Deze functie kan worden geactiveerd
of gedeactiveerd in de Persoonlijke
instellingen 3 122.
Info-Display 3 117.
Autozoekverlichting
Met deze functie kunt u uw auto
zoeken, bijv. bij weinig licht met
behulp van de bediening op afstand.
De koplampen gaan branden en de
richtingaanwijzers knipperen gedu‐
rende 10 seconden.
Druk op de bediening op afstand op N.
De auto moet langer dan 5 seconden
vergrendeld zijn.
Wegverlichting
Met de wegverlichting kunt u de posi‐ tieverlichting, het dimlicht en de
kentekenverlichting met behulp van
de bediening op afstand inschakelen.
Druk op de afstandsbediening op G
om de wegverlichting in te schakelen.
Druk nogmaals op G om de wegver‐
lichting uit te schakelen.Ontlaadbeveiliging accu
Om te voorkomen dat de accu leeg‐
raakt terwijl de ontsteking is uitge‐
schakeld, wordt de binnenverlichting
na enige tijd automatisch uitgescha‐
keld.
Page 142 of 287

140KlimaatregelingDruk achter elkaar op w voor combi‐
naties van verschillende luchtverde‐
lingsopties.
Druk om de automatische luchtverde‐
ling opnieuw in te schakelen op
AUTO .
Temperatuur selecteren
Stel de voorkeurstemperaturen voor
de bestuurders- en passagierszijde
voorin afzonderlijk met de linker- en
rechterschakelaar voor aanpassen
van de temperatuur in op de gewen‐
ste waarde.
De aanbevolen temperatuur is 22 °C.
De temperatuur verschijnt op het
display naast de schakelaars voor
aanpassen van de temperatuur.
Als de minimumtemperatuur Lo is
ingesteld, levert de klimaatregeling
maximale koeling, als de koeling
A/C wordt ingeschakeld.
Wanneer u de maximumtemperatuur
Hi instelt, zorgt de klimaatregeling
voor een maximale verwarming.
Let op
Als A/C wordt ingeschakeld, kan
door het verlagen van de ingestelde temperatuur de motor vanuit een
Autostop opnieuw worden gestart of
een Autostop worden belemmerd.
Stop/Start-systeem 3 152.
Temperatuursynchronisatie met twee zones MONO
Druk op MONO om de temperatuur‐
instelling passagierszijde te koppelen
aan die van de bestuurderszijde/om
te koppeling temperatuurinstelling
passagierszijde aan die van de
bestuurderszijde ongedaan te
maken. De temperatuurinstelling
passagierszijde is gekoppeld aan die
van de bestuurderszijde als de led in
de toets MONO niet brandt.Airconditioning A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. Koeling werkt alleen bij
een draaiende motor en ingescha‐
kelde ventilator van de klimaatrege‐
ling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht vanaf een
bepaalde buitentemperatuur. Er kan
zich dan condens vormen en onder
de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Page 143 of 287

Klimaatregeling141Handmatig bediende
luchtrecirculatie u
Druk op u om de luchtrecirculatiemo‐
dus in te schakelen. u verschijnt op
het display om aan te geven dat deze
ingeschakeld is.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op u te drukken.
9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
binnenuit kunnen aandampen. De kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant aandampen wanneer
er koude lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
l uitzetten.
Ruiten ontwasemen en ontdooien h
●
Druk op h. Het led-lampje in de
knop brandt om activering aan te
geven.
● Airconditioning en automatische stand worden automatisch inge‐schakeld. De led in de toets A/C
brandt, AUTO verschijnt op het
display.
● Temperatuur en luchtverdeling worden automatisch ingesteld,
de aanjager draait met een hoge
snelheid.
● Verwarming achterruit e inscha‐
kelen.
● Voorruitverwarming , inscha‐
kelen.
● Om weer naar de vorige modus te gaan: h weer indrukken.
Let op
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop
verhinderd totdat er opnieuw op V
wordt gedrukt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop/Start-systeem 3 152.
Page 144 of 287

142KlimaatregelingElektronische klimaatregeling
deactiveren
Druk daarna op s totdat het elektro‐
nische klimaatregelsysteem wordt
uitgeschakeld.
Parkeerverwarming Met de parkeerverwarming kunt u het
interieur van de auto verwarmen en
het interieur van de auto ventileren
met omgevingslucht.
De bedrijfsstatus van de parkeerver‐
warming wordt aangegeven door een toets met een led.
● Led aan: Er is een tijdschakelaar
ingesteld.
● Led knippert: Het systeem is in bedrijf.
Na het verwarmen of na het uitscha‐
kelen van de parkeerverwarming met
behulp van de afstandsbediening
dooft de led.
De parkeerverwarming kan worden
geprogrammeerd met behulp van het
Graphic-Info-Display/Colour-Info-
Display. Bovendien kan de parkeer‐
verwarming worden in- en uitgescha‐ keld met behulp van een afstandsbe‐diening.
Graphic-Info-Display
Druk op MENU om de menupagina te
openen.
Druk op Verwarmen of Ventileren .
Druk op t of v om de gewenste
tijdschakelaar te selecteren. Bevestig met OK.
Stel de gewenste tijd van de tijdscha‐ kelaar in: Druk op R of S om de
gewenste waarde in te stellen.
Bevestig met OK.
Druk voor het instellen van de tijd‐
schakelaar op t of v om OK op het
display te selecteren. Bevestig met OK .
Colour-Info-Display Druk op d.
Temperatuur|conditionering indruk‐
ken.
Activeer Temperatuur|conditionering
door op ON te drukken.
Instellingen indrukken.
Page 148 of 287

146Rijden en bedieningRijden en bedieningRijtips......................................... 147
Controle over de auto ..............147
Sturen ...................................... 147
Starten en bediening .................147
Nieuwe auto inrijden ................147
Contactslotstanden ..................147
Aan/Uit-knop ............................ 148
Stroomspaarmodus .................149
Motor starten ........................... 150
Uitrol-brandstofafsluiter ...........151
Stop/Start-systeem ..................152
Parkeren .................................. 154
Uitlaatgassen ............................. 155
Uitlaatfilter ............................... 155
Katalysator .............................. 156
AdBlue ..................................... 156
Automatische versnellingsbak ...160
Versnellingsbakdisplay ............160
Keuzehendel ........................... 160
Handmatige modus .................161
Elektronische rijprogramma's ..162
Storing ..................................... 162
Eco-modus .............................. 162
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 163Remmen.................................... 164
Antiblokkeersysteem ...............164
Handrem .................................. 164
Remassistentie ........................167
Hellingrem ............................... 167
Rijregelsystemen .......................168
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..168
Systeem voor gecontroleerde afdaling ................................... 169
Selective Ride Control .............170
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ......................................... 172
Cruise control .......................... 172
Snelheidsbegrenzer ................174
Adaptieve cruise control ..........177
Frontaanrijdingswaarschu‐ wing ........................................ 183
Actieve noodrem .....................185
Voetgangersbescherming vóór ........................................ 188
Parkeerhulp ............................. 189
Geavanceerde parkeerhulp .....193
Blindehoeksysteem .................198
Panoramazichtsysteem ...........199
Achteruitkijkcamera .................202
Lane keep assist .....................203
Vermoeidheidsdetectie ............206Brandstof ................................... 208
Brandstof voor benzinemotoren .....................208
Brandstof voor dieselmotoren . 208
Tanken .................................... 209
Trekhaak .................................... 210
Algemene informatie ...............210
Rijgedrag en aanhangertips ....211
Aanhanger trekken ..................211
Aanhangerstabilisatie ..............214
Page 162 of 287

160Rijden en bedieningAutomatische
versnellingsbak
Met de automatische versnellingsbak kunt u zowel automatisch (automati‐
sche modus) als handmatig schake‐
len (handmatige modus).
Handmatig schakelen is mogelijk in
de handgeschakelde modus door op
M naast het selectorwiel te drukken
en te schakelen met de peddels + en
- op het stuurwiel 3 161.
VersnellingsbakdisplayDe modus of ingeschakelde versnel‐
ling verschijnt op het Driver Informa‐
tion Center.
In de automatische modus wordt het
rijprogramma aangegeven door D.
In de handgeschakelde modus
worden M en het nummer van de
geselecteerde versnelling aange‐
duid.
R geeft de achteruitversnelling aan.
N duidt de neutrale stand aan.
P duidt de parkeerstand aan.
Keuzehendel
Draai de versnellingshendel.
P:parkeerstand, de voorwielen zijn
geblokkeerd, alleen inschakelen
wanneer de auto stilstaat en de
parkeerrem is aangetrokkenR:achteruitversnelling, alleen
inschakelen wanneer de auto
stilstaatN:neutrale standD:automatische modusM:handgeschakelde modus
De versnellingshendel is vergrendeld in P en kan alleen worden verzet
wanneer u de ontsteking inschakelt
en het rempedaal intrapt.
De motor start alleen wanneer de
versnellingshendel in stand P of N
staat. Wanneer de stand N is gese‐
lecteerd, trapt u de rem in of trekt u de
handrem aan alvorens te starten.
Geef tijdens het schakelen geen gas. Bedien het gas- en rempedaal nooit
tegelijkertijd.
Wanneer een versnelling is ingescha‐
keld en de rem wordt losgelaten, rijdt
de auto langzaam weg.
Page 168 of 287

166Rijden en bedieningparkeerrem automatisch los. Dit isalleen mogelijk als gekozen is voor
automatische activering van de elek‐
trische parkeerrem. Het is niet moge‐
lijk wanneer u tegelijkertijd aan scha‐
kelaar m trekt.
Auto’s met een automatische versnel‐ lingsbak: Door D in te schakelen en
het gaspedaal in te trappen zet u de elektrische parkeerrem automatisch
los. Dit is alleen mogelijk als gekozen
is voor automatische activering van
de elektrische parkeerrem. Het is niet mogelijk wanneer u tegelijkertijd aan
schakelaar m trekt.
Remmen tijdens het rijden
Wanneer u tijdens het rijden aan de schakelaar m blijft trekken, zal de
elektrische parkeerrem de auto
afremmen. Zodra u de schakelaar
m loslaat, stopt het remmen.
Het antiblokkeersysteem en de elek‐
tronische stabiliteitsregeling stabilise‐ ren de auto wanneer u aan de scha‐kelaar m blijft trekken. Als een storing
in de elektrische parkeerrem
optreedt, verschijnt er een waarschu‐ wingsmelding op het Driver Informa‐tion Center. Als het antiblokkeersys‐
teem en de elektronische stabiliteits‐
regeling defect raken, gaat een van
de controlelampjes i of J branden
op de instrumentengroep of gaan
beide lampjes branden. In het gege‐
ven geval is stabiliteit alleen mogelijk
door aan de schakelaar m te blijven
trekken en erop te drukken totdat de
auto is geïmmobiliseerd.
Automatische bediening
Automatische bediening houdt ook in automatisch aantrekken en loszetten
van de elektrische parkeerrem.
De elektrische parkeerrem kan ook
handmatig worden aangetrokken of
losgezet met de schakelaar m.
Automatisch aantrekken: ● De elektrische parkeerrem wordt automatisch aangetrokken
wanneer het voertuig stilstaat en
het contact wordt uitgeschakeld.
● j brandt op de instrumenten‐
groep en er verschijnt een
melding op het display om het
aantrekken te bevestigen.Automatisch loszetten:
● Na vertrek wordt de parkeerrem automatisch uitgeschakeld.
● j dooft op de instrumentengroep
en er verschijnt een melding op
het display om het loszetten te
bevestigen.
Als het voertuig uitgerust is met een
automatische versnellingsbak en de
rem niet automatisch wordt losgezet,
controleer dan of de voorportieren
goed dicht zijn.Automatische bediening deactiveren 1. Start de motor.
2. Als de parkeerrem losgezet is, trek de parkeerrem dan aan door
aan de schakelaar m te trekken.
3. Haal uw voet van het rempedaal.
4. Druk minimaal 10 en maximaal 15 s op de schakelaar m.
5. Laat de schakelaar m los.
6. Houd het rempedaal ingetrapt. 7. Trek 2 s aan de schakelaar m.
Het uitschakelen van de automati‐
sche bediening van de elektrische
parkeerrem wordt bevestigd door o
dat brandt op de instrumentengroep
Page 176 of 287

174Rijden en bedieningOp het Driver Information Center
verschijnt het maximumsnelheids‐
bord op het display en licht MEM
enkele seconden op.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
voorgestelde snelheid op te slaan.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
nieuwe snelheidsinstelling te bevesti‐
gen en op te slaan.
Deze snelheid geldt als de nieuwe
waarde voor de cruisecontrol.
Ingestelde snelheid overschrijden Het is mogelijk te versnellen door gas
te geven. Na het loslaten van het
gaspedaal wordt opnieuw de opge‐
slagen snelheid aangehouden.
Functie deactiveren
Druk op Ñ, de cruisecontrol staat in
de pauzemodus en er verschijnt een
bericht. U rijdt in de auto zonder crui‐ secontrol.
De cruisecontrol wordt gedeacti‐
veerd, maar niet uitgeschakeld. De laatst opgeslagen snelheid blijft in het
geheugen voor het later hervatten
van de snelheid.De cruisecontrol wordt automatisch
gedeactiveerd in de volgende geval‐ len:
● U trapt op het rempedaal.
● U trapt op het koppelingspedaal.
● De rijsnelheid is lager dan 40 km/h.
● Het Traction Control of de elek‐ tronische stabiliteitsregeling is
actief.
● De keuzehendel staat in de stand
N (automatische versnellings‐
bak) / de eerste of tweede
versnelling (handgeschakelde
versnellingsbak).
Opgeslagen snelheid hervatten
Duw het kartelwiel naar RES/+ bij een
snelheid hoger dan 40 km/h. De
opgeslagen snelheid wordt nu over‐
genomen.
Systeem uitschakelen
Druk op m, de cruisecontrolmodus
wordt gedeactiveerd en de cruisecon‐ trolaanduiding op het Driver Informa‐
tion Center dooft.Bij het indrukken van ß om de snel‐
heidsbegrenzer uit te schakelen
wordt u de cruisecontrol gedeacti‐
veerd.
Bij het uitschakelen van het contact
gaat een geprogrammeerde snelheid verloren.
Storing
Bij een storing in de cruisecontrol wordt de ingestelde snelheid gewist,
waarbij de streepjes gaan knipperen.
De cruisecontrol werkt mogelijk niet
goed, als de verkeersborden niet
voldoen aan het Verdrag van Wenen
inzake verkeersborden en verkeers‐
tekens.
Snelheidsbegrenzer
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat
de auto een vooraf ingestelde snel‐
heidslimiet overschrijdt.
De snelheidslimiet kan worden inge‐
steld op een snelheid hoger dan
30 km/h.