OPEL CORSA 2016.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016.5, Model line: CORSA, Model: OPEL CORSA 2016.5Pages: 275, PDF Size: 7.87 MB
Page 71 of 275

Opbergen69
Als de auto via het achterportier ge‐
laden moet worden, neem de gordel dan uit de rugleuninggeleider ensteek het slot in de uitsparing zoals
weergegeven in de illustratie.
U klapt de rugleuning weer omhoog
door deze zover rechtop te zetten dat
deze hoorbaar vastklikt.
De veiligheidsgordels van de buiten‐
ste zitplaatsen moeten in de bijbeho‐
rende geleiders zitten.De rugleuning is goed vergrendeld
wanneer de rode merktekens aan
beide zijden dichtbij de ontgrende‐ lingshendel niet meer zichtbaar zijn.
9 Waarschuwing
Rijd uitsluitend met goed vergren‐
delde rugleuningen. Als dat niet
het geval is, is er een kans op let‐
sel of schade aan de lading of het
voertuig bij krachtig remmen of
een botsing.
Bij te snel opklappen van de rugleu‐
ning kan de veiligheidsgordel van de
middelste zitplaats geblokkeerd zijn.
Ontgrendel het oprolmechanisme
door de veiligheidsgordel in te steken of door deze ongeveer 20 mm naar
buiten te trekken en vervolgens los te
laten.
Bagageruimte-afdekking
Leg niets op de afdekking.
Page 72 of 275

70Opbergen3-deurs/5-deurs hatchbackDemonteren
Maak de ophangkoorden los van de
achterklep.
Til de afdekking achteraan op en druk ze vooraan omhoog.
Verwijder het deksel.
Opbergen
Wanneer de bagageruimte vol gela‐
den is, de bagageruimte-afdekking op
de achterbank opbergen of uit de auto verwijderen.
Vastmaken
Steek de hoedenplank in de zijgelei‐
ders en klap deze omlaag. Haak de ophangkoorden aan de achterklep.
BestelwagenDe hoedenplank bestaat uit vier seg‐menten die afzonderlijk kunnen wor‐
den verwijderd en aangebracht.
Demonteren
Maak voor het verwijderen van de
hoedenplank de ophangkoorden los van de achterklep.
Til de afdekking achteraan op en druk ze vooraan omhoog. Verwijder het
deksel.
Om de drie overige segmenten (volg‐ orde 1 tot 3) uit te bouwen: deze ach‐
teraan optillen, losklikken, draaien en verwijderen.
Vastmaken
De segmenten in de volgorde 3 tot 1
inbouwen. Segmenten in houders
aan de zijkant vastklikken.
Wanneer gesloten, overlappen de
segmenten elkaar bij de aansluitings‐
punten.
Page 73 of 275

Opbergen71Plaats de hoedenplank door deze in
de zijgeleiders te steken en omlaag te
klappen. Haak de ophangkoorden
aan de achterklep.
Vloerafdekking
bagageruimte
Afdekking laadruimte
Til de afdekking laadruimte op om bij
het pechhulpgereedschap te kunnen
komen.
Gereedschap 3 214.
In modellen met een bandenrepara‐
tieset aan de rechterkant in de baga‐
geruimte kan de uitsparing voor het
reservewiel als extra opbergruimte
worden gebruikt. Bandenreparatieset
3 223.
Dubbele bagagevakvloer De dubbele bagagevakvloer kan in
twee standen in de bagageruimte
worden geschoven:
● direct boven de afdekking van de
uitsparing voor het reservewiel of de vloerafdekplaat
● of in de bovenste openingen in de
bagageruimte
Neem de bagagevakvloer weg door
de uitsparing naar achteren te trek‐
ken.
Schuif de bagagevakvloer erin door
deze in de betreffende geleider te du‐
wen en te laten zakken.
In de bovenste stand kan de ruimte
tussen de bagagevakvloer en de af‐
dekking voor de uitsparing van het re‐
servewiel als opbergruimte dienen.
In deze stand, als de leuningen van
de achterbank naar voren zijn ge‐
klapt, ontstaat er een bijna geheel
vlak bagagevak.
De dubbele laadvloer mag met maxi‐
maal 100 kg worden belast. In de on‐
derste positie kan de dubbele baga‐
gevakvloer de maximale toegestane
lading dragen.
Page 74 of 275

72OpbergenAlgemene tip9Waarschuwing
Berg omwille van de veiligheid alle
onderdelen in de bagageruimte op hun plek op en rijd altijd met ge‐
sloten afdekking laadruimte en, zo mogelijk, met omhoog geklapte
rugleuningen.
Anders kunnen de inzittenden bij
krachtig remmen, plotseling af‐
slaan of een ongeval letsel door
rondslingerende voorwerpen op‐
lopen.
Sjorogen
3-deurs/5-deurs hatchback
De sjorogen dienen om voorwerpen
vast te zetten, bijv. met spanbanden
of een bagagenet.
Bestelwagen
Ladingen kunnen met vier sjorogen in de bagageruimte worden vastgezet
Page 75 of 275

Opbergen73Gevarendriehoek
De gevarendriehoek wordt in de ba‐
gageruimte onder de achterklep op‐
geborgen.
Verbanddoos
EHBO-set in het vak in de linkerwand van de bagageruimte opbergen.
Om het vak te openen: afdekking los‐
maken en openen.
Dakdragersysteem
Dakdrager Om veiligheidsredenen en ter vermij‐
ding van dakschade adviseren wij het
voor uw auto goedgekeurde dakdra‐
gersysteem te gebruiken. Neem con‐ tact op met uw werkplaats voor meer
informatie.
Gebruiksaanwijzing van het dakdra‐
gersysteem in acht nemen en dak‐
dragersysteem verwijderen wanneer
het niet wordt gebruikt.Bevestiging op model zonder zonne‐ dak
Page 76 of 275

74OpbergenAfdekkingen voor de bevestigingen
van het dakdragersysteem naar be‐
neden duwen en met een ventieldop‐
sleutel naar achteren duwen 3 214.Bevestiging op model met zonnedak
Afdekkingen voor de bevestigingen
van het dakdragersysteem losmaken
door de geleiders in de richting van de pijl te duwen en naar boven toe te
verwijderen. Om de bevestigingen
van het dakdragersysteem te sluiten:
eerst afdekkingen vooraan aanbren‐ gen en geleiders achteraan vastma‐
ken.
Dakdragersysteem op de betreffende punten vastmaken. Zie bijgevoegde
instructies dakdragersysteem.Beladingsinformatie
● Zware voorwerpen in de bagage‐
ruimte tegen de rugleuningen
leggen. Controleren of de rugleu‐
ningen naar behoren zijn ver‐
grendeld. Bij stapelbare voorwer‐
pen de zwaarste voorwerpen on‐ derop leggen.
● Voorwerpen met spanbanden aan de sjorogen vastzetten 3 72.
● Gebruik de haak op de zijwand rechts van de bagageruimte voor
het ophangen van draagtassen.
Maximale belasting: 5 kg.
Page 77 of 275

Opbergen75●Losse voorwerpen in de bagage‐
ruimte vastzetten om glijden te‐
gen te gaan.
● Bij het vervoeren van voorwer‐ pen in de bagageruimte mogen
de rugleuningen van de achter‐
bank niet schuin naar voren ge‐
klapt zijn.
● Bagage niet boven de rugleunin‐ gen laten uitsteken.
● Niets op de hoedenplank of op het instrumentenpaneel leggenen de sensor boven op het instru‐
mentenpaneel niet afdekken.
● De bagage mag de bediening van pedalen, handrem, schakel‐
hefboom en de bewegingsvrij‐
heid van de bestuurder niet be‐
lemmeren. Geen losse voorwer‐
pen in het interieur leggen.
● Niet met een geopende achter‐ klep rijden.9Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen voorwer‐
pen in het voertuig rondgeslingerd worden en letsel of schade aan delading of de auto veroorzaken.
● Het nuttig draagvermogen is het verschil tussen het maximaal toe‐laatbare totaalgewicht van de
auto (zie typeplaatje 3 245) en
het EU-leeggewicht van de auto.
U berekent het nuttige draagver‐
mogen door de gegevens van uw
auto in de tabel Gewichten voorin deze handleiding in te voeren.
Het EU-leeggewicht omvat ook
het gewicht van de bestuurder
(68 kg), de bagage (7 kg) en alle vloeistoffen (brandstoftank voor
90% gevuld).
Extra uitrusting en accessoires
verhogen het leeggewicht.
● Rijden met daklading verhoogt de zijwindgevoeligheid van de
auto en verslechtert het rijgedrag door het hogere zwaartepunt. La‐
ding gelijkmatig verdelen en
goed met spanbanden vastzet‐ ten. Bandenspanning en rijsnel‐
heid aan de beladingstoestand
aanpassen. Spanbanden regel‐
matig controleren en bijspannen.
Niet sneller rijden dan 120 km/u.
De toegestane daklast is 75 kg.
De dakbelasting is de som van
het gewicht van het dakdrager‐
systeem en de lading.
Page 78 of 275

76Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................77
Stuurwielverstelling ...................77
Stuurbedieningsknoppen ...........77
Verwarmd stuurwiel ...................77
Claxon ....................................... 78
Wis-/wasinstallatie voorruit ........78
Wis-/wasinstallatie achterruit .....80
Buitentemperatuur .....................80
Klok ........................................... 81
Elektrische aansluitingen ...........83
Aansteker .................................. 83
Asbakken ................................... 84
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................84
Instrumentengroep ....................84
Snelheidsmeter ......................... 84
Kilometerteller ........................... 84
Dagteller .................................... 84
Toerenteller ............................... 85
Brandstofmeter .......................... 85
Brandstofkeuzeschakelaar ........86
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 86
Service-display .......................... 87Controlelampen......................... 88
Richtingaanwijzer ......................90
Gordelverklikker ........................91
Airbag en gordelspanners .........91
Airbag-deactivering ...................92
Laadsysteem ............................. 92
Storingsindicatielamp ................92
Service-indicatie ........................92
Rem- en koppelingssysteem .....93
Pedaal intrappen .......................93
Antiblokkeersysteem (ABS) .......93
Schakelen .................................. 93
Stuurbekrachtiging ....................93
Lane Departure Warning ...........93
Ultrasoonparkeerhulp ................94
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ..............94
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ....94
Traction Control-systeem UIT ...94
Voorverwarming ........................94
Roetfilter .................................... 94
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ......................................... 95
Motoroliedruk ............................. 95
Te laag brandstofpeil .................95
Startbeveiliging .......................... 96
Motorvermogen verminderd ......96
Autostop .................................... 96
Rijverlichting .............................. 96Grootlicht................................... 96
Grootlichtassistentie ..................96
Mistlamp .................................... 96
Mistachterlicht ........................... 96
Cruise control ............................ 96
Voorligger gedetecteerd ............96
Snelheidsbegrenzer ..................96
Verkeersbordherkenning ...........96
Portier open ............................... 97
Informatiedisplays ........................97
Driver Information Center ..........97
Colour-Info-Display ..................102
Graphic-Info-Display ................102
Boordinformatie ......................... 103
Geluidssignalen .......................106
Batterijspanning .......................106
Persoonlijke instellingen ............107
OnStar ....................................... 110
Page 79 of 275

Instrumenten en bedieningsorganen77Bedieningsorganen
Stuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
Cruise control, snelheidsbegrenzer,
instelling frontaanrijdingswaarschu‐ wing, Infotainmentsysteem en een
aangesloten mobiele telefoon kunnen
via de bedieningsorganen op het
stuurwiel worden bediend.
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men 3 156.
Meer informatie staat in de handlei‐ ding van het infotainment-systeem.
Verwarmd stuurwiel
Druk op * om verwarming te active‐
ren. De activering wordt aangeduid
door de LED in de toets.
Page 80 of 275

78Instrumenten en bedieningsorganenDe gedeelten van het stuurwiel die
specifiek gemarkeerd zijn voor plaat‐
sing van de handen zijn sneller warm en worden warmer dan de overige ge‐ deelten.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en tijdens een Autostop.
Stop-startsysteem 3 137.
Claxon
j indrukken.
Wis-/wasinstallatie voorruit
VoorruitwissersHI:snelLO:langzaamINT:intervalwissen
of
automatische wisfunctie met
regensensorOFF:uit
Hendel omlaag in stand 1x duwen om
wissers één slag te laten maken wan‐
neer de voorruitenwisser uitgescha‐
keld is.
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Instelbaar wisinterval
Wisserhendel in stand INT.
Draai aan het stelwiel om het gewen‐
ste wisinterval in te stellen:
kort interval:draai het stelwiel
omhooglang interval:draai het stelwiel
omlaag