display OPEL CORSA 2016 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016, Model line: CORSA, Model: OPEL CORSA 2016Pages: 275, PDF Size: 7.84 MB
Page 167 of 275

Rijden en bediening165
Het systeem heeft vier ultrasone par‐
keersensoren in de achterbumper.
Inschakelen
Wanneer u de achteruitversnelling in‐ schakelt, is het systeem automatisch
klaar voor gebruik.
Een brandende LED in de parkeer‐ hulptoets r geeft aan dat het sys‐
teem klaar voor gebruik is.
Melding
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der met geluidssignalen tegen moge‐
lijk gevaarlijke obstakels achter de
auto binnen een bereik tot 1,5 meter.
De geluidssignalen volgen elkaar
sneller op naarmate de afstand tot dat
obstakel afneemt. Is de afstand klei‐
ner dan ongeveer 30 cm, dan klinkt er een continu geluid.
Ook wordt de afstand tot obstakels
achter de auto weergegeven door
veranderende afstandslijnen op het
Driver Information Center 3 97 of, af‐
hankelijk van de versie, op het Co‐ lour-Info-Display 3 103.
De afstandsmelding kan worden ge‐ blokkeerd door boordinformatie met
een hogere prioriteit. Na het bevesti‐
gen van het bericht via SET/CLR op
de richtingaanwijzer verschijnt de af‐
standsaanduiding weer.Uitschakelen
Het systeem schakelt automatisch uit wanneer de achteruitversnelling
wordt uitgeschakeld.
Handmatig deactiveren is ook moge‐
lijk door het indrukken van de par‐
keerhulptoets r.
In beide gevallen dooft de LED in de toets.
Storing
Bij een storing of als het systeem tij‐
delijk niet goed werkt, bijv. vanwege
veel geluid buiten of andere storende factoren, knippert de led in de toets
gedurende drie seconden alvorens
Page 168 of 275

166Rijden en bedieningdeze dooft. Het controlelampje r
brandt op de instrumentengroep 3 94 of een bericht wordt aangegeven
op het Driver Information Center.
Parkeerhulp voor-achter9 Waarschuwing
De bestuurder is zelf geheel ver‐
antwoordelijk voor het inparkeren.
Controleer bij het achteruit- en
vooruitrijden en het gebruik van de
parkeerhulp de zone rondom de
auto.
De parkeerhulp voor-achter meet de
afstand tussen de auto en voorgele‐
gen obstakels en achter de auto.
Deze informeert en waarschuwt de bestuurder met geluidssignalen en
een aanduiding op het display.
Het gebruikt twee verschillende
akoestische waarschuwingssignalen
voor de controlezones voor en achter,
elk met een andere geluidsfrequentie.
Het systeem heeft vier ultrasone par‐
keersensoren elk in de achter- en
voorbumper.
Inschakelen
Wanneer u de achteruitversnelling in‐
schakelt, is het systeem automatisch
klaar voor gebruik.Een brandende LED in de parkeer‐
hulptoets r geeft aan dat het sys‐
teem klaar voor gebruik is.
De parkeerhulp voor kan ook worden geactiveerd bij een snelheid tot
11 km/u door kort indrukken van de
parkeerhulptoets.
Bij het één keer inschakelen van
r binnen een contactcyclus wordt
de parkeerhulp voor bij snelheden
van meer dan 11 km/u gedeactiveerd.
Bij lagere snelheden wordt deze weer geactiveerd als de snelheid eerderniet meer dan 25 km/u was. Als de
snelheid eerder meer dan 25 km/u
Page 169 of 275

Rijden en bediening167was, blijft de parkeerhulp voor ge‐
deactiveerd wanneer de snelheid tot onder 11 km/u daalt.
Wanneer het systeem wordt gedeac‐
tiveerd, dooft de LED in de toets en
verschijnt Parkeerhulp uit op het Dri‐
ver Information Center.
Melding
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der met geluidssignalen tegen moge‐
lijk gevaarlijke obstakels achter de
auto binnen een bereik tot 1,5 meter
en tot 1,2 meter ervoor. Afhankelijk
van de kant waar de auto dichter bij
een obstakel is, hoort u aan de be‐
treffende zijde akoestische waar‐
schuwingssignalen in de auto. De ge‐ luidssignalen volgen elkaar sneller opnaarmate de afstand tot dat obstakel
afneemt. Is de afstand kleiner dan on‐
geveer 30 cm, dan klinkt er een con‐
tinu geluid.
Ook wordt de afstand tot obstakels
achter en voor de auto weergegeven
door veranderende afstandslijnen op
het Driver Information Center 3 97 of,
afhankelijk van de versie, op het Co‐
lour-Info-Display 3 103.
De afstand tot obstakels achter en
voor wordt aangegeven door veran‐
derende afstandslijnen op het Driver
Information Center 3 97.
De afstandsmelding kan worden ge‐
blokkeerd door boordinformatie met
een hogere prioriteit. Na het bevesti‐
gen van het bericht via SET/CLR op
de richtingaanwijzer verschijnt de af‐
standsaanduiding weer.De afstand tot obstakels wordt ge‐
toond op het Colour-Info-Display door
gekleurde zones vóór of achter de
auto 3 103.
Uitschakelen
Bij een snelheid van meer dan
25 km/h wordt het systeem automa‐
tisch gedeactiveerd.
Handmatig deactiveren is ook moge‐
lijk door het indrukken van de par‐
keerhulptoets r.
Wanneer het systeem wordt gedeac‐
tiveerd, dooft de LED in de toets en
verschijnt Parkeerhulp uit op het Dri‐
ver Information Center.
Page 170 of 275

168Rijden en bedieningStoring
Bij een storing of als het systeem tij‐
delijk niet goed werkt, bijv. vanwege
veel geluid buiten of andere storende factoren, verschijnt een bericht op het
Driver Information Center.
Boordinformatie 3 105.
Geavanceerde parkeerhulp9 Waarschuwing
De bestuurder is geheel verant‐
woordelijk voor het accepteren
van de door het systeem voorge‐
stelde parkeerplek en het inparke‐
ren.
Controleer bij het gebruik van de geavanceerde parkeerhulp de
zone rondom de auto in alle rich‐
tingen.
De geavanceerde parkeerhulp meet
bij het passeren of de parkeerplek
groot genoeg is, berekent het traject
en stuurt de auto automatisch in een
parallel of haaks gelegen parkeer‐
plek.
Instructies verschijnen op het Driver
Information Center 3 97 of, afhanke‐
lijk van de versie, op het Colour-Info-
Display 3 103, ondersteund door ge‐
luidssignalen.
De bestuurder hoeft alleen op te trek‐ ken, te remmen en te schakelen, het
sturen gebeurt automatisch.
De geavanceerde parkeerhulp werkt
altijd samen met de parkeerhulp voor/
achter. Beide systemen gebruiken
dezelfde sensoren in de voor- en ach‐
terbumper.
Het systeem heeft zes ultrasoon par‐
keersensoren elk in de achter- en
voorbumper.
Parkeerhulpknop D
en
bedieningslogica
De geavanceerde parkeerhulp en de
parkeerhulp voor-achter gebruiken
beide dezelfde toets voor activeren
en deactiveren:
Kort indrukken van D activeert of
deactiveert de parkeerhulp.
Lang indrukken van D (ongeveer
één seconde ) activeert of deactiveert
de geavanceerde parkeerhulp, zie de afzonderlijke beschrijving verderop.
Door D in te drukken bedient u de
systemen via de toetslogica als volgt:
● Als de parkeerhulp voor-achter actief is, deactiveert u de par‐keerhulp voor-achter door de
toets kort in te drukken.
● Als de parkeerhulp voor-achter actief is, activeert u de geavan‐
ceerde parkeerhulp door de toets lang in te drukken.
● Als geavanceerde parkeerhulp actief is en het systeem in de
zoekmodus parkeerplek is, acti‐
veert kort drukken de parkeer‐
hulp voor-achter.
Page 171 of 275

Rijden en bediening169● Als geavanceerde parkeerhulpactief is en het systeem in de in‐
parkeermodus is, deactiveert
kort drukken de geavanceerde
parkeerhulp.
● Als geavanceerde parkeerhulp actief is, deactiveert lang drukken
de geavanceerde parkeerhulp en de parkeerhulp voor-achter.
● Als de vooruitversnelling of de neutraalstand ingeschakeld is,
activeert of deactiveert u door
kort indrukken van de toets de
parkeerhulp voor.
● Als de achteruitversnelling inge‐ schakeld is, activeert of deacti‐
veert u door kort indrukken van
de toets de parkeerhulp voor en
achter.
Parkeerhulp voor-achter activeren
Wanneer u de achteruitversnelling in‐ schakelt, is de parkeerhulp voor en
achter klaar voor gebruik.
Een brandende LED in de parkeer‐
hulptoets D geeft aan dat het sys‐
teem klaar voor gebruik is.
De parkeerhulp voor-achter kan ook
worden geactiveerd bij een snelheid
tot 11 km/u door kort indrukken van
de parkeerhulptoets.
Bij het één keer inschakelen van D
binnen een contactcyclus wordt de
parkeerhulp voor bij snelheden van
meer dan 11 km/u gedeactiveerd. Bij
lagere snelheden wordt deze weer
geactiveerd als de snelheid eerder
niet meer dan 25 km/u was. Als de
snelheid eerder meer dan 25 km/u
was, blijft de parkeerhulp voor ge‐
deactiveerd wanneer de snelheid tot onder 11 km/u daalt.
Wanneer het systeem wordt gedeac‐
tiveerd, dooft de LED in de toets en
verschijnt Parkeerhulp uit op het Dri‐
ver Information Center.
Melding
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der met geluidssignalen tegen moge‐ lijk gevaarlijke obstakels achter de
auto binnen een bereik tot 1,5 meter
en tot 1,2 meter ervoor. Afhankelijk
van de kant waar de auto dichter bij een obstakel is, hoort u aan de be‐
treffende zijde akoestische waar‐
schuwingssignalen in de auto. De ge‐
luidssignalen volgen elkaar sneller op naarmate de afstand tot dat obstakel
afneemt. Is de afstand kleiner dan on‐
geveer 30 cm, dan klinkt er een con‐
tinu geluid.
Ook wordt de afstand tot obstakels
achter en voor de auto weergegeven
door veranderende afstandslijnen op
het Driver Information Center 3 97 of,
afhankelijk van de versie, op het Co‐
lour-Info-Display 3 103.
Page 172 of 275

170Rijden en bediening
De afstand tot obstakels achter en
voor wordt aangegeven door veran‐
derende afstandslijnen op het Driver
Information Center 3 97.
De afstandsmelding kan worden ge‐ blokkeerd door boordinformatie met
een hogere prioriteit. Na het bevesti‐
gen van het bericht via SET/CLR op
de richtingaanwijzer verschijnt de af‐
standsaanduiding weer.De afstand tot obstakels wordt ge‐
toond op het Colour-Info-Display door
gekleurde zones vóór of achter de
auto 3 103.
Geavanceerde parkeerhulp activeren De geavanceerde parkeerhulp kan al‐leen bij vooruit rijden worden geacti‐
veerd.Bij het zoeken naar een parkeerplek
is het systeem door lang indrukken van D klaar voor gebruik.
Het systeem herkent en herinnert
tien meter voor parallelle parkeer‐
plekken of zes meter voor haaks ge‐
legen parkeerplekken in de parkeer‐
hulpmodus.
Het systeem kan alleen worden ge‐ activeerd bij snelheden tot 30 km/u en het systeem zoekt naar parkeerplek‐
ken bij een snelheid tot 30 km/u.
De maximaal toegestane parallelle
afstand tussen de auto en een rij ge‐
parkeerde auto's is 1,8 meter voor pa‐
rallel inparkeren en 2,5 meter voor
haaks inparkeren.
Page 173 of 275

Rijden en bediening171WerkingZoekmodus parkeerplek
Auto's met melding op het Driver
Information CenterSelecteer een parallelle of haakse
parkeerplek op het Driver Information Center door op SET/CLR te drukken.
Als er een plek is gevonden, wordt dit
op het Driver Information Center ge‐
toond en klinkt er een geluidssignaal.
Auto's met melding op het Colour-
Info-Display
Selecteer een parallelle of haakse parkeerplek door op het Colour-Info-
Display op het pictogram 6 of 7 te
tikken.
Page 174 of 275

172Rijden en bedieningAls er een plek is gevonden, wordt ditop het Colour-Info-Display getoond
en klinkt er een geluidssignaal.
Als de bestuurder na het melden van
een beschikbare parkeerplek bij pa‐
rallel gelegen parkeerplekken niet
binnen tien meter of bij haaks gelegen
parkeerplekken niet binnen zes meter stopt, begint het systeem met het
zoeken naar een andere geschikte parkeerplek.Inparkeermodus
De door het systeem gemelde be‐
schikbare parkeerplek wordt geac‐
cepteerd als de bestuurder bij parallel
gelegen parkeerplekken binnen tien
meter of bij haaks gelegen parkeer‐
plekken binnen zes meter na het be‐
richt Stop stopt. Het systeem bere‐
kent het optimale pad om in te parke‐ ren.
Een korte trilling in het stuurwiel na
het inschakelen van de achteruitver‐
snelling geeft aan dat het systeem de
besturing overneemt. Daarna wordt
de auto automatisch ingeparkeerd
met gedetailleerde instructies aan debestuurder voor remmen, optrekken
en schakelen. De bestuurder moet de handen van het stuurwiel houden.
Let altijd goed op het geluid van de
parkeerhulp voor-achter. Een onon‐
derbroken geluid geeft aan dat de af‐ stand tot een obstakel minder dan on‐
geveer 30 cm is.
Als de bestuurder om ongeacht welke
reden toch zelf moet sturen, houd het
stuurwiel dan alleen aan de buiten‐
rand vast. In dat geval werkt de auto‐ matische besturing niet meer.Aan de overkant parkeren
Het systeem is geconfigureerd om standaard naar parkeerplekken aande passagierskant te zoeken. Het
systeem zoekt naar parkeerplekken
aan de bestuurderskant door gedu‐
rende het zoeken de richtingaanwij‐
zer aan de bestuurderskant in te
schakelen.
Zodra de richtingaanwijzer wordt uit‐ geschakeld, zoekt het systeem weer
naar parkeerplekken aan de passa‐
gierskant.Displayweergave
De instructies op het display tonen:
● Algemene tips en waarschu‐ wingsberichten.
● Een tip bij een hogere snelheid dan 30 km/u in de zoekmodus
naar een parkeerplek of 8 km/u in
de inparkeermodus.
● Het verzoek om te stoppen wan‐ neer een parkeerplek is gevon‐
den.
● De richting waarin u rijdt om in te
parkeren.
● Het verzoek tot inschakelen van de achteruit- of eerste versnel‐ling.
● Het verzoek tot optrekken of rem‐
men.
● Voor sommige instructies ver‐ schijnt er een voortgangsbalk op
het Driver Information Center.
● Het goed inparkeren, aangege‐ ven door een pop-upsymbool en
een geluidssignaal.
● Het annuleren van een inpar‐ keermanoeuvre.
Page 175 of 275

Rijden en bediening173Weergaveprioriteit
De informatie van de geavanceerde
parkeerhulp op het Driver Information
Center kan worden belemmerd door
boordinformatie met een hogere pri‐
oriteit. Na het bevestigen van het be‐
richt via SET/CLR op de richtingaan‐
wijzer verschijnen de instructies van
de geavanceerde parkeerhulp weer
en kunt u het inparkeren voortzetten.
Uitschakelen
Het systeem wordt gedeactiveerd
door:
● D lang in te drukken
● nadat het inparkeren is gelukt
● tijdens het zoeken naar een par‐ keerplek sneller dan 30 km/u te
rijden
● tijdens het inparkeren sneller dan
8 km/u te rijden
● de constatering dat de bestuur‐ der het stuurwiel aanraakt
● te veel te schakelen: acht cycli bij
parallel inparkeren of vijf cycli bij
haaks inparkeren
● wanneer u de ontsteking uitscha‐
keltWanneer u het systeem deactiveert of wanneer het zichzelf deactiveert tij‐
dens het inparkeren, dan verschijnt
Parkeren gedeactiveerd op het dis‐
play. Ook klinkt er een geluidssignaal.
Storing
Er verschijnt een bericht wanneer:
● Het systeem een storing ver‐ toont.
● De bestuurder de parkeerma‐ noeuvre niet goed heeft afge‐
maakt.
● Het systeem is buiten werking. ● Een van de bovenstaande rede‐ nen voor deactiveren van toepas‐sing is.
Als er tijdens het inparkeren een voor‐
werp wordt herkend, dan verschijnt
Stop op het display. Door het verwij‐
deren van het object wordt het inpar‐
keren hervat. Wordt het niet verwij‐
derd, dan wordt het systeem gedeac‐
tiveerd. Druk lang op D om het sys‐
teem naar een nieuwe parkeerplek te
laten zoeken.Algemene opmerkingen over
parkeerhulpsystemen9 Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen reflecterende oppervlak‐
ken van uiteenlopende aard op
voorwerpen of kleding evenals ex‐ terne geluidsbronnen ertoe leiden
dat het systeem obstakels niet
waarneemt.
In het bijzonder moet gelet worden
op lage obstakels die het onderste gedeelte van de bumper kunnen
beschadigen.
Voorzichtig
Het systeem werkt eventueel min‐
der goed wanneer de sensoren
zijn bedekt, bijv. met ijs of sneeuw.
Het parkeerhulpsysteem werkt bij
een zware belading eventueel
minder goed.
Page 177 of 275

Rijden en bediening1759Waarschuwing
Het blinde-hoeksysteem vervangt
het zicht van de bestuurder niet.
Het systeem detecteert geen:
● auto's die zich buiten de blinde hoeken bevinden, en die mo‐
gelijk snel naderen
● voetgangers, fietsers of dieren Controleer voordat u van rijstrook
verandert altijd alle spiegels, kijk
over uw schouder en gebruik de
richtingaanwijzer.
Als het systeem tijdens het vooruitrij‐
den in de blindehoekzone een voer‐
tuig detecteert, licht er zowel bij auto's
die worden ingehaald of die u inhalen, een geel waarschuwingssymbool B
in de betreffende buitenspiegel op. Als de bestuurder vervolgens de rich‐
tingaanwijzer gebruikt, gaat het waar‐
schuwingssymbool B geel knipperen
als waarschuwing om niet van rij‐
strook te wisselen.
Het blindehoeksysteem werkt bij
snelheden van 10 km/u tot 140 km/u. Bij snelheden hoger dan 140 km/u
wordt het systeem inactief, aangege‐
ven door de verlichte waarschuwings‐
symbolen B in beide buitenspiegels.
Als de snelheid weer wordt verlaagd,
verdwijnen de waarschuwingssym‐
bolen. Als een auto dan in de blinde
zone wordt waargenomen, worden de waarschuwingssymbolen B als nor‐
maal verlicht aan de betreffende zijde.
Als de auto wordt gestart, lichten
beide displays in de buitenspiegels
kort op om aan te geven dat het sys‐
teem operationeel is.
U kunt het systeem activeren of deac‐ tiveren op het Info-Display, Persoon‐
lijke instellingen 3 108.
De deactivering wordt aangegeven
met een tekst op het Driver Informa‐
tion Centre.
Detectiezones
De detectiezones beginnen bij de
achterbumper en strekken zich ong.
drie meter naar achteren en naar de
zijkanten uit. De zone is ongeveer
tussen de 0,5 meter en twee meter
hoog, vanaf de grond.
Het blindehoeksysteem is ontworpen
om stilstaande voorwerpen, zoals
vangrails, lantaarnpalen, stoepran‐
den, muren en balken te negeren.
Geparkeerde voertuigen of tege‐
moetkomende voertuigen worden
niet gedetecteerd.
Storing
Het kan soms voorkomen dat het sys‐ teem geen signaal afgeeft, bij natte
weersomstandigheden zal dit vaker optreden.