stop start OPEL CORSA 2017 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017, Model line: CORSA, Model: OPEL CORSA 2017Pages: 277, PDF Size: 7.91 MB
Page 13 of 277

Kort en bondig111Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht ............................. 119
Uitstapverlichting ................ 123
Parkeerlichten .....................120
Knoppen voor Driver
Information Center ................98
2 Instrumenten ........................ 85
3 Waarschuwingslamp voor
frontaanrijding ....................161
4 Driver Information Centre ...... 98
5 Bedieningselementen van
infotainment ......................... 77
6 Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voor,
achterruitenwisser, wis-/
wasinstallatie achter .............. 78
7 Centrale vergrendeling .........22
Stadsmodus ........................ 156
Brandstofkeuzeschakelaar ...87
Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 138Traction Control-systeem ...154
Elektronische
stabiliteitsregeling ...............155
Parkeerhulp ........................ 164
Stoelverwarming ...................40
Verwarmd stuurwiel ..............77
8 Status-LED alarmsysteem ...27
9 Alarmknipperlichten ...........119
Controlelamp airbag-
deactivering .......................... 93
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ......................92
10 Colour-Info-Display ............102
Graphic-Info-Display ...........103
11 Middelste luchtroosters ......133
12 Zijdelingse luchtroosters,
passagierszijde ...................133
13 Schakelaar airbag
deactiveren (achter klep
van handschoenenkastje) ....48
14 Handschoenenkastje ...........57
15 Verwarming en ventilatie ....125
16 Stekkerdoos .......................... 8317USB-ingang ........................... 10
18 Keuzehendel,
versnellingsbak ..................148
19 Handrem ............................. 153
20 Contactslot met stuurslot ...136
21 Claxon .................................. 78
Bestuurdersairbag ...............46
22 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 196
23 Stuurwiel instellen ................77
24 Lichtschakelaar ..................115
Koplampverstelling ............117
Mistachterlicht ....................120
Zekeringhouder ..................214
Helderheid van instrumen‐ tenverlichting ....................... 121
25 Elektrische ruitbediening .......31
26 Buitenspiegels ......................29
27 Cruise control .....................157
Snelheidsbegrenzer ...........159
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................ 161
Page 20 of 277

18Kort en bondig● Dieselmotoren: draai de sleutelnaar stand 2 om voor te gloeien
en wacht totdat de controle‐
lamp ! dooft.
● Draai de sleutel naar stand 2 om
voor te gloeien en wacht totdat de
controlelamp ! dooft.
● Draai de sleutel naar stand 3 en
laat deze los.
Motor starten 3 137.Stop-startsysteem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en aan bepaalde voorwaarden is voldaan, activeer dan een Autostop
zoals hieronder beschreven:
Auto's met handgeschakelde
versnellingsbak:
● Het koppelingspedaal intrappen.
● Zet de schakelhendel op neutraal.
● Laat het koppelingspedaal los.
Een Autostop wordt aangegeven
door de controlelamp D.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw intrappen. De controlelamp D dooft.
Auto's met geautomatiseerde
versnellingsbak:
Als de auto stilstaat met ingetrapt
rempedaal, wordt Autostop automa‐
tisch geactiveerd, wat aangegeven
wordt door controlelamp D.
Laat het rempedaal los of haal de keuzehendel uit D om de motor
opnieuw te starten. Controlelampje
D dooft.
Stop/Start-systeem 3 138.
Page 42 of 277

40Stoelen, veiligheidssystemenVerwarming
Activeer de stoelverwarming door op
ß voor de betreffende voorstoel te
drukken.
De LED in de knop brandt om active‐ ring aan te geven.
Druk ß nogmaals in om de stoelver‐
warming te deactiveren.
De stoelverwarming werkt wanneer
de motor loopt.
Tijdens een Autostop werkt de stoel‐
verwarming ook.
Stop-startsysteem 3 138.
Veiligheidsgordels
De veiligheidsgordels worden bij snel
optrekken of hard remmen geblok‐
keerd om de inzittenden op hun stoel te houden. Daarom neemt het gevaar
voor letsel aanzienlijk af.
9 Waarschuwing
Veiligheidsgordel vóór elke rit
omdoen.
Inzittenden die geen gebruik
maken van de veiligheidsgordel
brengen bij eventuele aanrijdin‐
gen medepassagiers en zichzelf in gevaar.
Veiligheidsgordels zijn bedoeld voor
gebruik door slechts één persoon
tegelijk. Kinderveiligheidssysteem
3 50.
Alle onderdelen van het gordelsys‐
teem regelmatig op schade, veront‐
reiniging en juiste werking controle‐
ren.
Beschadigde onderdelen laten
vervangen. Na een aanrijding de
veiligheidsgordels en de gordelspan‐
ners door een werkplaats laten
vervangen.
Page 78 of 277

76Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................77
Stuurwielverstelling ...................77
Stuurbedieningsknoppen ...........77
Verwarmd stuurwiel ...................77
Claxon ....................................... 78
Wis-/wasinstallatie voorruit ........78
Wis-/wasinstallatie achterruit .....80
Buitentemperatuur .....................80
Klok ........................................... 81
Elektrische aansluitingen ...........83
Inductief opladen .......................83
Aansteker .................................. 84
Asbakken ................................... 84
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................85
Instrumentengroep ....................85
Snelheidsmeter ......................... 85
Kilometerteller ........................... 85
Dagteller .................................... 85
Toerenteller ............................... 86
Brandstofmeter .......................... 86
Brandstofkeuzeschakelaar ........87
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 87Service-display.......................... 87
Controlelampen ......................... 88
Richtingaanwijzer ......................91
Gordelverklikker ........................92
Airbag en gordelspanners .........92
Airbag-deactivering ...................93
Laadsysteem ............................. 93
Storingsindicatielamp ................93
Service-indicatie ........................93
Rem- en koppelingssysteem .....94
Pedaal intrappen .......................94
Antiblokkeersysteem (ABS) .......94
Schakelen .................................. 94
Stuurbekrachtiging ....................94
Lane Departure Warning ...........94
Ultrasoonparkeerhulp ................95
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ..............95
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ....95
Traction Control-systeem UIT ...95
Voorverwarming ........................95
Roetfilter .................................... 95
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ......................................... 96
Motoroliedruk ............................. 96
Te laag brandstofpeil .................96
Startbeveiliging .......................... 97
Motorvermogen verminderd ......97
Autostop .................................... 97Rijverlichting.............................. 97
Grootlicht ................................... 97
Grootlichtassistentie ..................97
Mistlamp .................................... 97
Mistachterlicht ........................... 97
Cruise control ............................ 97
Voorligger gedetecteerd ............97
Snelheidsbegrenzer ..................97
Verkeersbordherkenning ...........98
Portier open ............................... 98
Informatiedisplays ........................98
Driver Information Center ..........98
Colour-Info-Display ..................102
Graphic-Info-Display ................103
Boordinformatie ......................... 104
Geluidssignalen .......................106
Batterijspanning .......................107
Persoonlijke instellingen ............107
Telematicaservice ......................110
OnStar ..................................... 110
Page 80 of 277

78Instrumenten en bedieningsorganenDe gedeelten van het stuurwiel die
specifiek gemarkeerd zijn voor plaat‐
sing van de handen zijn sneller warm en worden warmer dan de overigegedeelten.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en tijdens een Autostop.
Stop-startsysteem 3 138.
Claxon
j indrukken.
Wis-/wasinstallatie voorruit
VoorruitwissersHI:snelLO:langzaamINT:intervalwissen
of
automatische wisfunctie met
regensensorOFF:uit
Hendel omlaag in stand 1x duwen om
wissers één slag te laten maken
wanneer de voorruitenwisser uitge‐
schakeld is.
Niet inschakelen wanneer de voorruit
bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Instelbaar wisinterval
Wisserhendel in stand INT.
Draai aan het stelwiel om het gewen‐
ste wisinterval in te stellen:
kort interval:draai het stelwiel
omhooglang interval:draai het stelwiel
omlaag
Page 85 of 277

Instrumenten en bedieningsorganen83Tijd en datum instellen
Pas de tijd en de datum aan door op
het scherm op de knoppen H en
I te tikken.
RDS-synchronisatie
Het RDS-signaal van de meeste
VHF-zenders stelt automatisch de tijd
in. De RDS-tijdsynchronisatie kan
enkele minuten in beslag nemen.
Sommige zenders zenden geen
correct tijdsignaal uit. Het is dan raad‐ zaam de automatische tijdsynchroni‐
satie uit te schakelen.
Activeer of deactiveer RDS-
synchronisatie door op het scherm op
de knoppen Aan of Uit te tikken.
Elektrische aansluitingen
Er zit een 12 V aansluitcontact in de
middenconsole.
Het maximaal opgenomen vermogen mag niet meer bedragen dan
120 watt.
Wanneer de ontsteking is uitgescha‐
keld, is de aansluiting gedeactiveerd.
De aansluiting wordt ook gedeacti‐
veerd wanneer de accuspanning laag
is.
Aangesloten elektrische accessoires moeten wat betreft de elektromagne‐
tische compatibiliteit voldoen aan de DIN-norm VDE 40 839.
Geen accessoires aansluiten diestroom leveren, zoals bijv. laadtoe‐
stellen of accu's.
Aansluiting niet beschadigen door het gebruik van ongeschikte stekkers.
Stop-startsysteem 3 138.
Inductief opladen9 Waarschuwing
Inductief opladen kan de werking
van geïmplanteerde pacemakers
of andere medische apparaten
nadelig kunnen beïnvloeden.
Raadpleeg vóór gebruik van een
inductieve oplader zo nodig een
arts.
9 Waarschuwing
Haal vóór het opladen van een
mobiele telefoon alle metalen
objecten van de oplader, aange‐ zien deze voorwerpen zeer heet
zouden kunnen worden.
Page 93 of 277

Instrumenten en bedieningsorganen91Controlelampen in de
middenconsole
Overzicht
ORichtingaanwijzer 3 91XGordelverklikker 3 92vAirbags en gordelspanners
3 92VAirbag deactiveren 3 93pLaadsysteem 3 93ZStoringsindicatielamp 3 93gLaat auto spoedig nakijken
3 93RRem- en koppelingssysteem
3 94-Pedaal intrappen 3 94uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 94RSchakelen 3 94cStuurbekrachtiging 3 94)Lane Departure Warning
3 94rUltrasoonparkeerhulp 3 95aElektronische stabiliteitsrege‐
ling UIT 3 95bElektronische stabiliteitsrege‐
ling en Traction Control-
systeem 3 95kTraction Control-systeem uit
3 95!Voorverwarmen 3 95%Roetfilter 3 95wBandenspanningscontrolesys‐
teem 3 96IMotoroliedruk 3 96YTe laag brandstofpeil 3 96dStartbeveiliging 3 97#Beperkt motorvermogen
3 97DAutostop 3 978Buitenverlichting 3 97CGrootlicht 3 97fGrootlichtassistentie 3 97>Mistlamp 3 97rMistachterlicht 3 97mCruise control 3 97AVoorligger gedetecteerd
3 97LSnelheidsbegrenzer 3 97LVerkeersbordherkenning
3 98hPortier open 3 98
Richtingaanwijzer
O brandt of knippert groen.
Brandt kort De parkeerlichten worden ingescha‐
keld.
Page 95 of 277

Instrumenten en bedieningsorganen93Geactiveerde gordelspanners of
airbags worden aangeduid door
aanhoudend branden van v.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners, airbagsysteem
3 40, 3 43.
Airbag-deactivering
V brandt geel.
Brandt ongeveer 60 seconden na het
inschakelen van het contact. De
passagiersairbag voor is geactiveerd.
* brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd 3 48.
9 Gevaar
Levensgevaar voor kinderen in
een kinderveiligheidssysteem
tezamen met een geactiveerde airbag op de passagiersstoel
voorin.
Levensgevaar voor volwassenen
bij een buiten werking gestelde
airbag van de passagiersstoel
voorin.
Laadsysteem
p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Storingsindicatielamp
Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐ teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert bij een draaiende motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats
inroepen.
Service-indicatie
g brandt geel.
Ook verschijnt er een waarschu‐
wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.
Laat de auto nakijken.
De hulp van een werkplaats inroepen. Boordinformatie 3 104.
Page 96 of 277

94Instrumenten en bedieningsorganenRem- en
koppelingssysteem
R brandt rood.
Het vloeistofpeil voor de rem en de
koppeling is te laag wanneer de hand‐ matige handrem niet wordt ingescha‐
keld 3 200.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Licht op wanneer de handmatige handrem is geactiveerd en het
contact is ingeschakeld 3 153.
Pedaal intrappen - brandt of knippert geel.
Brandt
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in de stand Autostop te starten. Stop-startsysteem 3 138.
Knippert
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in het algemeen te starten 3 17,
3 137.
Bij sommige versies verschijnt het
bericht Pedaal intrappen op het
bestuurdersinformatiedisplay 3 104.
Antiblokkeersysteem (ABS) u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking enkele seconden. Het systeem is na het doven van het
controlelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als deze tijdens de rit gaat branden, dan zit er een storing in
het ABS-systeem. Het remsysteem
blijft normaal werken, maar zonder ABS-regeling.
Antiblokkeersysteem 3 152.Schakelen
R met het getal van een hogere
versnelling verschijnt wanneer wordt aanbevolen om vanwege de brand‐
stofbesparing op te schakelen.
Stuurbekrachtiging
c brandt geel.
Gaat branden met
uitgeschakelde
stuurbekrachtiging
Storing in het stuurbekrachtigings‐ systeem. De hulp van een werkplaats
inroepen.
c en b lichten tegelijkertijd op
Stuurbekrachtiging moet worden
gekalibreerd, systeemkalibratie
3 156.
Lane Departure Warning
) brandt groen of knippert geel.
Page 98 of 277

96Instrumenten en bedieningsorganenBrandtHet dieselpartikelfilter is vol. Start het
regeneratieproces zo spoedig moge‐
lijk.
Knippert Het maximale vulniveau van het filter
is bereikt. Start het regeneratieproces
onmiddellijk om schade aan de motor te voorkomen.
Roetfilter 3 142, Stop-startsysteem
3 138.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
w brandt of knippert geel.
Brandt
Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
Knippert
Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor
(bijv. reservewiel). Na60 - 90 seconden brandt de controle‐
lamp continu. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Bandenspanningscontrolesysteem
3 219.
Motoroliedruk
I brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk
onderbroken. Dit kan aanleiding
geven tot motorschade en/of tot
het blokkeren van de aandrijfwie‐ len.
1. De koppeling intrappen.
2. Zet de keuzehendel op neutraal.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij
andere weggebruikers te hinde‐
ren.
4. Schakel de ontsteking uit.9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder.
Tijdens een Autostop werkt de
rembekrachtigingseenheid nog altijd.
De sleutel niet uitnemen voordat
de auto helemaal stilstaat, omdat
het stuurslot anders plotseling kan worden geactiveerd.
Het oliepeil controleren alvorens dehulp van een werkplaats in te roepen
3 197.
Te laag brandstofpeil
Y brandt of knippert geel.
Brandt Peil in brandstoftank is te laag.