Verlichting OPEL CORSA E 2017.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017.5, Model line: CORSA E, Model: OPEL CORSA E 2017.5Pages: 277, PDF Size: 7.9 MB
Page 3 of 277

Inleiding......................................... 2
Kort en bondig ............................... 6
Sleutels, portieren en ruiten .........20
Stoelen, veiligheidssystemen ......35
Opbergen ..................................... 57
Instrumenten en
bedieningsorganen ......................76
Verlichting .................................. 114
Klimaatregeling .......................... 124
Rijden en bediening ...................134
Verzorging van de auto ..............194
Service en onderhoud ................243
Technische gegevens ................247
Klantinformatie ........................... 262
Trefwoordenlijst ......................... 270Inhoud
Page 13 of 277

Kort en bondig111Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht ............................. 118
Uitstapverlichting ................ 122
Parkeerlichten .....................119
Knoppen voor Driver
Information Center ................97
2 Instrumenten ........................ 84
3 Waarschuwingslamp voor
frontaanrijding ....................160
4 Driver Information Centre ...... 97
5 Bedieningselementen van
infotainment ......................... 77
6 Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voor,
achterruitenwisser, wis-/
wasinstallatie achter .............. 78
7 Centrale vergrendeling .........22
Stadsmodus ........................ 155
Brandstofkeuzeschakelaar ...86
Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 137Traction Control-systeem ...153
Elektronische stabiliteits‐
regeling .............................. 154
Parkeerhulp ........................ 163
Lane Departure Warning ......77
Stoelverwarming ...................40
Verwarmd stuurwiel ..............77
8 Status-LED alarmsysteem ...27
9 Alarmknipperlichten ...........118
Controlelamp airbag-
deactivering .......................... 92
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ......................91
10 Info-Display ........................ 102
11 Middelste luchtroosters ......132
12 Zijdelingse luchtroosters,
passagierszijde ...................132
13 Airbag deactiveren ...............48
14 Handschoenenkastje ...........57
15 Verwarming en ventilatie ....124
16 Stekkerdoos .......................... 83
17 USB-ingang ........................... 10
18 Keuzehendel ....................... 14419Handrem ............................. 152
20 Contactslot met stuurslot ...135
21 Claxon .................................. 78
Bestuurdersairbag ...............47
22 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 196
23 Stuurwiel instellen ................77
24 Lichtschakelaar ..................114
Koplampverstelling ............116
Mistachterlicht ....................119
Mistlampen .......................... 119
Helderheid van instrumen‐ tenverlichting ....................... 120
Zekeringhouder ..................215
25 Elektrische ruitbediening .......31
26 Buitenspiegels ......................29
27 Cruise control .....................156
Snelheidsbegrenzer ...........158
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................ 160
Page 14 of 277

12Kort en bondigRijverlichtingLichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
7:verlichting uit8:zijmarkeringslichten9:dimlicht of grootlicht
Mistlampen
Druk op de knop in de lichtschake‐
laar:
>:mistlampenr:mistachterlichtLichtschakelaar met
automatische verlichtingAUTO:Automatische verlichting:
rijverlichting wordt automa‐
tisch in- en uitgeschakeldm:Activering of deactivering
van de automatische
verlichting8:Zijmarkeringslichten9:Dimlicht of grootlicht
Automatische verlichting 3 115.
Lichtsignaal, grootlicht en dimlichtlichtsignaal:hendel naar u toe
trekkengrootlicht:hendel van u af
duwendimlicht:hendel van u af
duwen of naar u
toe trekken
Grootlicht 3 115, lichtsignaal 3 115,
grootlichtassistentie 3 117.
Page 19 of 277

Kort en bondig17Geautomatiseerde
versnellingsbakR:achteruit, alleen inschakelen
wanneer de auto stilstaatN:neutrale standD:automatische modusM:handgeschakelde modus<:opschakelen in handgescha‐
kelde modus]:terugschakelen in handgescha‐
kelde modus
Geautomatiseerde versnellingsbak
3 147.
Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ● bandenspanning en -staat 3 218, 3 260
● Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 197.
● Ruiten, spiegels, rijverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil,
sneeuw of ijs en gebruiksklaar.
● Juiste positie van spiegels, stoe‐ len en veiligheidsgordels 3 29,
3 36, 3 41.
● Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtigeremmen.Motor starten
● Draai de sleutel naar stand 1.
● Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
● Handgeschakelde versnellings‐ bak: koppelings- en rempedaalintrappen.
Geautomatiseerde versnellings‐
bak: rempedaal intrappen.
Automatische versnellingsbak:
trap het rempedaal in en zet de
keuzehendel op P of N.
● Trap het gaspedaal niet in.
Page 24 of 277

22Sleutels, portieren en ruitenBatterij van de handzender
vervangen
Zodra de reikwijdte afneemt, de
batterij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Sleutelbaard uitklappen en handzen‐
der zijwaarts openen. Batterij vervan‐ gen (batterijtype CR 2032), let hierbij
op de juiste plaatsing. Handzender
sluiten en synchroniseren.
Handzender synchroniseren
Na vervanging van de batterij het
bestuurdersportier openen met de
sleutel in het slot. De handzender
wordt gesynchroniseerd wanneer het contact wordt aangezet.
Opgeslagen instellingen Als de sleutel uit de contactschake‐
laar wordt verwijderd, worden de
volgende instellingen automatisch in
het geheugen van de sleutel opgesla‐
gen:
● verlichting
● elektronische klimaatregeling
● voorinstellingen voor Infotain‐ mentsysteem
● centrale vergrendeling
● comfortinstellingenDe opgeslagen instellingen worden
automatisch toegepast wanneer de
sleutel met het geheugen de
volgende keer in het contactslot wordt gestoken en naar stand 1 3 135
wordt gedraaid.
Een voorwaarde is dat Pers. inst. voor
bestuurder geactiveerd is in de
persoonlijke instellingen van de
Info-Display. Dit moet worden inge‐
steld voor elke sleutel die gebruikt
wordt.
Persoonlijke instellingen 3 106.
Centrale vergrendeling
Ontgrendelen en vergrendelen van
portieren, bagageruimte en tankklep.
Trek vanuit het interieur met vergren‐ delde portieren aan een binnenhand‐
greep om het betreffende portier te
ontgrendelen. Door nog eens aan de
handgreep te trekken gaat het portier open.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch
ontgrendeld.
Page 78 of 277

76Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................77
Stuurwielverstelling ...................77
Stuurbedieningsknoppen ...........77
Verwarmd stuurwiel ...................77
Claxon ....................................... 78
Wis-/wasinstallatie voorruit ........78
Wis-/wasinstallatie achterruit .....79
Buitentemperatuur .....................80
Klok ........................................... 81
Elektrische aansluitingen ...........83
Inductief opladen .......................83
Aansteker .................................. 84
Asbakken ................................... 84
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................84
Instrumentengroep ....................84
Snelheidsmeter ......................... 84
Kilometerteller ........................... 85
Dagteller .................................... 85
Toerenteller ............................... 85
Brandstofmeter .......................... 86
Brandstofkeuzeschakelaar ........86
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 87Service-display.......................... 87
Controlelampen ......................... 88
Richtingaanwijzer ......................90
Gordelverklikker ........................91
Airbag en gordelspanners .........91
Airbag-deactivering ...................92
Laadsysteem ............................. 92
Storingsindicatielamp ................92
Service-indicatie ........................92
Rem- en koppelingssysteem .....93
Pedaal intrappen .......................93
Antiblokkeersysteem (ABS) .......93
Schakelen .................................. 93
Stuurbekrachtiging ....................93
Lane Departure Warning ...........93
Ultrasoonparkeerhulp ................94
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ..............94
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ....94
Traction Control-systeem UIT ...94
Voorverwarming ........................94
Roetfilter .................................... 94
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ......................................... 95
Motoroliedruk ............................. 95
Te laag brandstofpeil .................95
Startbeveiliging .......................... 96
Motorvermogen verminderd ......96
Autostop .................................... 96Rijverlichting.............................. 96
Grootlicht ................................... 96
Grootlichtassistentie ..................96
Mistlamp .................................... 96
Mistachterlicht ........................... 96
Cruise control ............................ 96
Voorligger gedetecteerd ............96
Snelheidsbegrenzer ..................96
Verkeersbordherkenning ...........97
Portier open ............................... 97
Informatiedisplays ........................97
Driver Information Center ..........97
Colour-Info-Display ..................102
Graphic-Info-Display ................102
Boordinformatie ......................... 103
Geluidssignalen .......................105
Batterijspanning .......................106
Persoonlijke instellingen ............106
Telematicaservice ......................109
OnStar ..................................... 109
Page 92 of 277

90Instrumenten en bedieningsorganenControlelampen in de
middenconsole
Overzicht
ORichtingaanwijzer 3 90XGordelverklikker 3 91vAirbags en gordelspanners
3 91VAirbag deactiveren 3 92pLaadsysteem 3 92ZStoringsindicatielamp 3 92gLaat auto spoedig nakijken
3 92RRem- en koppelingssysteem
3 93-Pedaal intrappen 3 93uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 93RSchakelen 3 93cStuurbekrachtiging 3 93)Lane Departure Warning
3 93rUltrasoonparkeerhulp 3 94aElektronische stabiliteitsrege‐
ling UIT 3 94bElektronische stabiliteitsrege‐
ling en Traction Control-
systeem 3 94kTraction Control-systeem uit
3 94!Voorverwarmen 3 94%Roetfilter 3 94wBandenspanningscontrolesys‐
teem 3 95IMotoroliedruk 3 95YTe laag brandstofpeil 3 95dStartbeveiliging 3 96#Beperkt motorvermogen
3 96DAutostop 3 968Buitenverlichting 3 96CGrootlicht 3 96fGrootlichtassistentie 3 96>Mistlamp 3 96rMistachterlicht 3 96mCruise control 3 96AVoorligger gedetecteerd
3 96LSnelheidsbegrenzer 3 96LVerkeersbordherkenning
3 97hPortier open 3 97
Richtingaanwijzer
O brandt of knippert groen.
Brandt kort De parkeerlichten worden ingescha‐
keld.
Page 98 of 277

96Instrumenten en bedieningsorganenKnippert
Brandstofvoorraad opgebruikt.
Onmiddellijk bijtanken. Brandstoftank nooit leegrijden.
Tanken 3 184.
Katalysator 3 142.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten 3 202.
Startbeveiliging
d knippert geel.
Storing in de startbeveiliging. De
motor kan niet worden gestart.
Motorvermogen verminderd
# brandt geel.
Het motorvermogen is beperkt. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Autostop Autostop actief
D brandt rood of wit.
De motor is een Autostop.
Stop-startsysteem 3 137.Rijverlichting
8 brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 114.
Grootlicht
C brandt blauw.
Brandt bij ingeschakeld grootlicht of
bij lichtsignaal 3 115.
Grootlichtassistentie
f brandt groen.
De grootlichtassistentie is geacti‐
veerd 3 117.
Mistlamp
> brandt groen.
De voorste mistlampen zijn ingescha‐
keld 3 119.
Mistachterlicht
r brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld 3 119.Cruise control
m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen De cruise control is actief.
Cruise control 3 156.
Voorligger gedetecteerd
A brandt groen.
Er is een voertuig in dezelfde rijstrook gedetecteerd.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 160.
Snelheidsbegrenzer
L brandt op het Driver Information
Center wanneer de snelheidsbegren‐
zer actief is. Ingestelde snelheid
wordt aangegeven naast symbool L.
Snelheidsbegrenzer 3 158.
Page 106 of 277

104Instrumenten en bedieningsorganenBoordinformatie op Midlevel-
display
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van cijfercodes.
Nr.Boordinformatie1Motorolie verversen3Koelvloeistofpeil te laag4Airconditioning UIT5Stuurwiel is geblokkeerd7Draai aan het stuurwiel, schakel
de ontsteking uit en weer in9Draai aan het stuurwiel, start de motor opnieuwNr.Boordinformatie12Auto overbeladen13Compressor oververhit15Derde remlicht defect16Remlicht defect17Koplampverstelling defect18Linker dimlicht defect19Mistachterlicht defect20Rechter dimlicht defect21Zijmarkeringslicht links defect22Zijmarkeringslicht rechts defect23Achteruitrijlicht defect24Kentekenverlichting defect25Richtingaanwijzer linksvoor
defect26Richtingaanwijzer linksachter
defect27Richtingaanwijzer rechtsvoor
defect28Richtingaanwijzer rechtsachter
defect29Controleer remlicht aanhangerNr.Boordinformatie30Controleer achteruitrijlicht
aanhanger31Controleer linker richtingaan‐
wijzer aanhanger32Controleer rechter richtingaan‐
wijzer aanhanger33Controleer mistachterlicht
aanhanger34Controleer achterlicht
aanhanger35Vervang batterij in handzender48Reinig blindehoekdetectiesys‐
teem49Lane Departure Warning werkt
niet53Draai tankdop vast54Water in dieselbrandstoffilter55De roetfilter is vol 3 14156Ongelijke bandenspanning op
vooras57Ongelijke bandenspanning op
achteras
Page 108 of 277

106Instrumenten en bedieningsorganen● Wanneer u een geprogram‐meerde snelheid overschrijdt.
● Wanneer er een waarschuwings‐
bericht verschijnt op het Driver
Information Center of op het info‐ display.
● Wanneer de parkeerhulp een obstakel herkent.
● Bij een onbedoelde rijstrookwis‐ sel.
● Na het inschakelen van de achteruitversnelling en het
uittrekken van de achterdrager.
● Als het roetfilter de maximale verzadigingsgraad bereikt.
Bij het parkeren van de auto
en/of het openen van het
bestuurdersportier
● Bij ingeschakelde rijverlichting.
Tijdens een Autostop ● Als het bestuurdersportier geopend is.
Batterijspanning
Uplevel-displayWanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐ richt op het Driver Information Center.
Midlevel-display
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwings
code 174 op het Driver Information
Center.
1. Schakel onmiddellijk alle elektri‐ sche verbruikers uit die niet nodigzijn voor een veilige rit, bijv.de
stoelverwarming, voor- en achter‐
ruitverwarming of andere groot‐
verbruikers.
2. Laad de accu op door een tijdje te
rijden of door een oplaadapparaat
te gebruiken.
Het waarschuwingsbericht of de
waarschuwingscode verdwijnen
nadat de motor twee keer na elkaar is
gestart zonder een spanningsval.
Als de accu niet kan worden opgela‐
den, moet u de oorzaak van de
storing in een werkplaats laten
verhelpen.Persoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto op uw wensen afstemmen door de instellin‐
gen in het Info-display te veranderen.
Sommige persoonlijke instellingen
kunnen voor verschillende bestuur‐
ders in elke autosleutel afzonderlijk
worden opgeslagen. Opgeslagen
instellingen 3 22.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies eventueel niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen
weergegeven of zijn alleen actief bij
een draaiende motor.
Graphic-Info-Display
Druk op CONFIG voor het menu
Instellingen.
Draai aan MENU-TUNE om naar het
gewenste menu Instellingen te gaan
en druk vervolgens op MENU-TUNE.